Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid danckt Godt, voor sich, ende in den name der Kercke, voor de ontfangene victorien ende den gezegenden staet sijns Koninckrijcks, zijnde een voorbeelt des eeuwigen Koninghs ende Koninckrijcks Iesu Christi: ende propheteert de bestandigheyt van beyden, mitsgaders den ondergangh aller vyanden van dien, tot Godes lof. | |
2O HEERE, de Koningh is verblijdt over uwe sterckte; ende hoe seer is hy verheught over u heyl? | |
3Ghy hebt hem sijns herten wensch gegeven; ende Ga naar margenoot2 de uytsprake sijner lippen en hebt ghy niet geweert, Ga naar margenoot3 Sela! | |
4Want ghy komt hem voor met zegeningen van het goede; op sijn hooft settet ghy eene kroone van fijnen goude. | |
5Het Ga naar margenoot4 leven heeft hy van u begeert, Ga naar margenoot5 ghy hebt het hem gegeven; Ga naar margenoot6 lenghte van dagen, eeuwighlick ende altoos. | |
6Groot is sijne eere door u heyl; majesteyt ende heerlickheyt hebt ghy hem toegevoeght. | |
7Want ghy settet hem [tot] Ga naar margenoot7 zegeningen in eeuwigheyt; ghy vervrolickt hem door vreughde met u Ga naar margenoot8 aengesicht. | |
8Want de Koningh vertrouwt op den HEERE, ende door de goedertierenheyt des Alderhooghsten en sal hy niet Ga naar margenoot9 wanckelen. | |
9Uwe hant sal Ga naar margenoot10 alle uwe vyanden Ga naar margenoot11 vinden; uwe rechter hant sal uwe haters vinden. | |
10Ghy sultse setten als eenen vyerigen oven ter tijt uwes [toornigen] Ga naar margenoot12 aengesichts; De HEERE salse in sijnen toorn verslinden, ende het vyer salse verteeren. | |
11Ghy sult hare Ga naar margenoot13 vrucht van der aerde verdoen; ende haer Ga naar margenoot14 zaet van de kinderen der menschen. | |
12Want sy hebben quaet tegen Ga naar margenoot15 u aengeleyt; sy hebben een schendelicke daet bedacht, [doch] sullen niets vermogen. | |
13Want ghy sultse setten tot een Ga naar margenoot16 wit, met uwe Ga naar margenoot17 pezen sult ghy op haer aengesicht toeleggen. | |
14Verhooght u, HEERE, in uwe sterckte; soo sullen wy singen, ende uwe macht met Psalmen loven. |
|