Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid bidt om bewaringe, met versakinge sijner verdiensten by Godt, verfoeyinge aller afgoderije, ende eene blijde professie sijns geloofs in den Messiam, door welcken hy ende alle geloovige met Godt gemeenschap hebbende, der saliger opstandinge ende des eeuwigen levens sullen deelachtigh zijn: ondertusschen wort de Heere Christus selfs hier ingevoert, sprekende van sijnen doot, opstandinge, ende eeuwige heerlickheyt, den sijnen ten besten. | |
2[O mijne ziele] Ga naar margenoot2 ghy hebt tot den HEERE geseyt, Ghy zijt Ga naar margenoot3 de Heere; Ga naar margenoota mijne Ga naar margenoot4 goetheyt [en raeckt] niet tot u; | |
3[Maer] tot de heylige, die op der aerden zijn, ende de Ga naar margenoot5 heerlicke, in dewelcke al mijn lust is. | |
4De smerten der gener, die eenen Ga naar margenoot6 anderen [Godt] Ga naar margenoot7 begiften, sullen vermenighvuldight worden: Ick sal Ga naar margenoot8 hare dranck-offeren van bloet niet Ga naar margenoot9 offeren, ende hare namen Ga naar margenoot10 op mijne lippen niet nemen. | |
5Ga naar margenootb De HEERE is het Ga naar margenoot11 deel mijner erve, ende mijns bekers: ghy Ga naar margenoot12 onderhoudt mijn lot. | |
6De snoeren zijn my in lieflicke plaetsen gevallen; ja Ga naar margenoot13 een schoone erffenisse is my geworden. | |
7Ick sal den HEERE Ga naar margenoot14 loven, die my raet heeft gegeven: Selfs Ga naar margenoot15 by nachte, onderwijsen my mijne Ga naar margenoot16 nieren. | |
8Ga naar margenootc Ga naar margenoot17 Ick stelle den HEERE geduerighlick Ga naar margenoot18 voor my: om dat hy aen mijne | |
[Folio 241v]
| |
rechter hant is, en sal ick niet Ga naar margenoot19 wanckelen. | |
9Daerom is mijn herte verblijdt, ende mijne Ga naar margenoot20 eere verheught haer: oock sal mijn Ga naar margenoot21 vleesch Ga naar margenoot22 seker woonen. | |
10Ga naar margenootd Want ghy sult mijne Ga naar margenoot23 ziele in de Ga naar margenoot24 helle niet verlaten: ghy sult niet toelaten dat uwe Ga naar margenoot25 Heylige de Ga naar margenoot26 verdervinge Ga naar margenoot27 sien. | |
11Ghy sult my het Ga naar margenoot28 padt des levens bekent maken: verzadinge Ga naar margenoot29 der vreughden is by u Ga naar margenoot30 aengesichte; lieflickheden zijn in uwe Ga naar margenoot31 rechter hant eeuwighlick. |
|