Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 1[2]38r]
| |
Het Ga naar margenoot* Boeck der PSALMEN. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DIT Boeck is onder andere Canonijcke Boecken des Ouden Testaments, in Godts Kercke met recht geacht als een bysonder kleynoodt, waer van men de weerdigheyt ende nuttigheyt niet genoegh kan nadencken, veel min met tongen uytspreken, ofte met pennen beschrijven. Sommige noemen het eenen Lusthof, Apotheke, ende Thresoor ofte schatkamer der Christenen; andere eene Anatomie ofte ontledinge der geloovige zielen, eenen spiegel van Godts menighvuldige, ende ondoorgrondelicke genade; item, een volkomen sommier, ofte kort begrijp des gantschen Bibels, der Wet ende des Euangeliums, ofte, van Godts ware kennisse ende dienst: want het begrijpt eensdeels seer heylsame leeringen van Godts wesen ende de Heylige Drievuldigheyt, van Godts eygenschappen, eeuwigen raet, heyligh woort, ende wercken, bysonderlick van sijne barmhertigheyt ende weldaden aen sijne Kercke, ende sijne rechtveerdigheyt ende oordeelen over alle godtloose: voorts van de persoone, ende het salighmakende ampt des MESSIAE, onses Heeren JESU CHRISTI, van sijne eeuwige Godtheyt, menschwerdinge, lijden ende sterven, opstandinge, hemelvaert, sitten ter rechter hant sijns Vaders, ende de uytbreydinge sijns Koninckrijcks onder de Heydenen, door de predicatie des heyligen Euangeliums: wijders van den sondigen staet des menschen, van den aert ende eygenschap der wedergeboorte, warer bekeeringe, liefde ende vreese Godes, item van de nature des waren geloofs, vertrouwens, ende roems in Godt, van de sekerheyt der saligheyt, den strijdt des geests ende vleesches: Item van de algemeyne Kercke der Joden ende Heydenen, ende de Kerckentucht, van de gemeynschap der Heyligen, vergevinge der sonden, opstandinge des vleesches, ende het eeuwigh leven. Anderdeels vindt men oock in dit Boeck allerley heylige geestelicke oeffeningen der Godtsaligheyt, als, formulieren ofte voorschriften van Godts lof ende prijs, van danckseggingen voor ontfangene weldaden, ende geloften van danckbaerheyt, van seer vele aendachtige ende vyerige gebeden tot Godt, om alles wat tot sijner eere, ende der geloovigen, soo wel bysonderen als gemeynen welstant, soude mogen dienen, voornemelick, in allerley kruys ende bekommernisse, met seer heylige meditatien, ende uytermaten lieflicke vertroostingen ende versterckingen in geloove, gedult, ende alle Godtsaligheyt: Soo datter geen toestant van eenigh Christen mensche sal konnen bedacht ofte gevonden worden, daer in hy niet uyt dit boeck na wensch soude konnen gedient zijn tot bevredinge sijner conscientie, ende bevoorderinge sijner saligheyt. Weshalven een yeder Christen, soo van hoogen als van leegen state, dit boeck met bysonderen vlijt ende aendacht behoort te lesen ende te betrachten, om sich te gewennen tot den stijl des Heyligen Geestes, die daer in gebruyckt is; niet twijfelende of het sal hem (wanneer hy het rechte zap ende de doordringende kracht van dien gesmaeckt heeft) op sijne ziele wesen, als eenen seer lieflicken ende heylsamen hemelsdauw, ende het en sal hem niet verdrieten dat selve steeds in sijn herte, mont, ende handen te dragen, waer toe het ons van den Heyligen Geest in den Ouden, ende van onsen Heere JESU CHRISTO selfs, ende sijne Apostelen, in den Nieuwen Testamente meermaels is gerecommandeert, ende tot meerder bevalligheyt, dienst onser memorie, ende dagelicks gebruyck, gesanghs wijse van den wijsen ende goedigen Godt sijner Kercke overgelevert. De Hebreen noemen dit Boeck Tehillim, ofte korter Tillim, dat is, lofsangen, ofte prijsingen, om dat een goet deel der Psalmen van dien inhoudt is. De Griecksche Oversetters hebben het woort Psalmen, ende Psalter gebruyckt. het welcke oock in den Nieuwen Testamente, ende voorts by de Latijnen, ende andere Christen natien, als oock by ons in onse tale behouden is, hoewel het Griecks woort eygentlick siet op alsulcke gesangen, die op musijck-instrumenten, zijnde met de vingeren geraeckt ofte geslagen, na de wijse des Ouden Testaments, by den openbaren Godtsdienst, in den tabernakel ende tempel, gepast ende gesongen wierden. In het gemeyn wordense genoemt Davids Psalmen, om dat David, door eene bysondere gave des Heyligen Geests in psalmdichten uytstekende (als 2.Sam. 23.1, 2. verhaelt wort) het meesten deel daer van gemaeckt heeft, zijnde de reste van andere Propheten ende Mannen Godts gedicht, als Mose, Asaph, etc. ende van Ezra, na de Babylonische gevangenisse, (als men houdt) in een boeck ende sulcken order alsse nu zijn, t’samen gebracht, sonder te volgen den tijt, in welcken yeder Psalm gemaeckt zy. De Hebreen deylen dit boeck (dat van den Heere CHRISTO het Boeck der Psalmen genoemt wort, Luce 20.42.) in vijf deelen ofte boeckskens, het eerste sich uytstreckende tot het eynde des 41 Psalms, besloten met Amen, ja Amen: het tweede, tot het eynde des 72. van gelijcken besloten met Amen, ja Amen, ende het eynde van Davids gebeden: het derde tot het eynde des 89. die oock besloten wort met Amen, ja Amen: het vierde tot het eynde des 106. waer van het besluyt is, Amen, Hallelujah: het vijfde tot het eynde des 150. ofte laetsten Psalms, eyndigende met Hallelujah. |
|