Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijAchtervolgende het schrift des Koninghs, versamelen haer de Ioden tegen hare vyanden, om die te dooden, vers 1, etc. De Lantvooghden helpense, uyt vreese van Mordechai, 3. Die groot was by den Koningh, 4. De Ioden verslaen vele van hare vyanden, 5. onder andere oock de tien sonen Hamans, 7. De Koningh vraeght Esther, wat sy noch meer begeert, 12. Sy begeert dat van gelijcke des anderen daeghs mochte gedaen worden, ende dat Hamans sonen mochten opgehangen worden, 13. het welck de Koningh beveelt gedaen te worden, 14. De Ioden dooden te Susan noch drie hondert man, 15. In de andere lantschappen dooden sy vijf en seventigh duysent van hare vyanden, maer leggen hare hant niet aen den roof, 16. De Ioden houden feest, ende dagen der vreughde, 17. Die Mordechai bevestight, 21. ende verordineert datse by de nakomelingen neerstigh souden onderhouden worden, 22. ’t welck de Ioden aennemen te doen, 23. Ende worden die dagen genoemt de dagen Purim, 26. Dit alles wort van Esther ende Mordechai geschreven, 29. ende allen ende eenen yegelicken bekent gemaeckt, 30. Ende in een boeck geschreven, 32. | |
1IN de twaelfde maent nu (deselve is de maent Ga naar margenoot1 Adar) op den dertienden dagh der selver, Ga naar margenoot2 doe des Koninghs woort ende Ga naar margenoot3 sijne wet naby gekomen was, dat men het doen soude: ten dage als de vyanden der Ioden hoopten over haer te heerschen: Ga naar margenoot4 soo is het omgekeert, want de Ioden heerschten selfs over hare haters. | |
2[Want] de Ioden vergaderden sich in hare steden, in alle de lantschappen des Koninghs Ahasveros, om de hant te slaen aen de gene die Ga naar margenoot5 haer verderf sochten: ende niemant Ga naar margenoot6 bestont voor hen, want Ga naar margenoot7 haerlieder schrick was op alle die volckeren gevallen. | |
3Ende alle de Overste der lantschappen, ende de Stadthouders, ende Lantvooghden, ende Ga naar margenoot8 die het werck des Koninghs deden, Ga naar margenoot9 verhieven de Ioden: want Ga naar margenoot10 de vreese Mordechai was op hen gevallen. | |
4Want Mordechai was Ga naar margenoot11 groot in het huys des Koninghs, ende sijn geruchte gingh uyt door alle lantschappen: want die man, Mordechai, Ga naar margenoot12 wert doorgaens grooter. | |
5De Ioden nu sloegen op alle hare vyanden, Ga naar margenoot13 met den slagh des sweerts, ende der doodinge, ende der verdervinge: ende sy deden met hare haters na haer welbehagen. | |
6Ende in de burcht Susan hebben de Ioden gedoot ende omgebracht Ga naar margenoot14 vijf hondert mannen. | |
8Ende Poratha, ende Adalia, ende Aridatha, | |
9Ende Pharmastha, ende Arisai, ende Aridai, ende Vaizatha, | |
10De tien sonen Hamans, des soons Hammedatha, des vyants der Ioden, Ga naar margenoot16 doodden sy: Maer Ga naar margenoot17 sy en sloegen hare handen niet aen den roof. | |
11Ten selven dage quam voor den Koningh het getal der gedoodden op de burcht Susan. | |
12Ende de Koningh seyde tot de Koninginne Esther, Te Susan op de burcht hebben de Ioden gedoot ende omgebracht vijf hondert mannen ende de tien sonen Hamans, Ga naar margenoot18 wat hebben sy al in de andere lantschappen des Koninghs gedaen? wat is nu uwe bede? ende het sal u gegeven worden: ofte wat is voorder u versoeck? het sal geschieden. | |
[Folio 218v\De dagen Purim bevestight. Mordechais grootheyt.]
| |
Koningh goet, Ga naar margenoot20 men late oock morgen toe, den Ioden die te Susan zijn, te doen na het gebodt van heden: ende men hange de tien sonen Hamans Ga naar margenoot21 aen de galge. | |
14Doe seyde de Koningh, dat men alsoo doen soude: ende Ga naar margenoot22 daer wert een gebodt gegeven te Susan, ende men hingh de tien sonen Hamans op. | |
15Ende de Ioden die te Susan waren, vergaderden oock op den veertienden dagh der maent Adar, ende sy doodden te Susan drie hondert mannen, maer sy en sloegen hare hant niet aen den roof. | |
16De overige Ioden nu, die in de lantschappen des Koninghs waren, Ga naar margenoot23 vergaderden, op datse stonden voor haer Ga naar margenoot24 leven, ende ruste hadden van hare vyanden, ende sy doodden onder hare haters vijf en seventigh duysent: maer Ga naar margenoot25 sy en sloegen hare hant niet aen den roof. | |
17[Dit geschiedde] op den dertienden dagh der maent Adar: ende op den veertienden der selver rusteden sy, ende sy maeckten den selven eenen dagh der maeltijden, ende der vreught. | |
18Ende de Ioden die Ga naar margenoot26 te Susan waren, vergaderden Ga naar margenoot27 op den dertienden der selver, ende op den veertienden der selver, ende sy rusteden op den vijftienden der selver, ende sy maeckten den selven eenen dagh der maeltijden, ende der vreught. | |
19Ga naar margenoot28 Daerom maeckten de Ioden van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den veertienden dagh der maent Adar Ga naar margenoot29 ter vreught ende maeltijden, ende eenen Ga naar margenoot30 vrolicken dagh, ende der sendinge van Ga naar margenoot31 deelen Ga naar margenoot32 aen malkanderen. | |
20Ende Mordechai beschreef dese geschiedenissen: ende hy sondt brieven aen alle de Ioden, die in alle de lantschappen des Koninghs Ahasveros waren, dien die naby, ende dien die verre waren, | |
21Om over hen te bevestigen dat sy souden onderhouden den veertienden dagh der maent Adar, ende den vijftienden dagh der selver in Ga naar margenoot33 alle ende een yeder jaer: | |
22Ga naar margenoot34 Na de dagen in dewelcke de Ioden tot ruste gekomen waren van hare vyanden, ende de maent die hen verandert was van droeffenisse in blijdtschap, ende van rouwe in eenen Ga naar margenoot35 vrolicken dagh: dat sy de selve [dagen] maken souden [tot] dagen der maeltijden, ende der vreught, ende der sendinge van deelen aen malkanderen, ende der gaven aen de arme. | |
23Ende de Ioden namen aen te doen Ga naar margenoot36 dat sy begonnen hadden, ende Ga naar margenoot37 dat Mordechai aen hen geschreven hadde. | |
24Om dat Haman de sone Hammedatha, de Agagiter, aller Ioden vyant, tegen de Ioden gedacht hadde, haer om te brengen: ende dat hy het Pur, dat is, het Ga naar margenoot38 lot hadde geworpen, om haer te verslaen, ende om haer om te brengen. | |
25Maer als Ga naar margenoot39 sy Ga naar margenoot40 voor den Koningh gekomen was, heeft Ga naar margenoot41 hy Ga naar margenoota door brieven Ga naar margenoot42 bevolen, dat Ga naar margenoot43 sijne boose gedachte, die hy gedacht hadde over de Ioden, op sijnen kop souden weder keeren: ende men heeft hem, ende sijne sonen aen de galge gehangen. [kolom] | |
26Daerom noemt men Ga naar margenoot44 die dagen Purim, van den name Ga naar margenoot45 dies Purs: Hierom, van wegen alle de woorden van Ga naar margenoot46 dien brief: ende het gene sy selve van sulcks gesien hadden, ende wat tot hen Ga naar margenoot47 over gekomen was; | |
27Bevestighden de Ioden, ende namen op hen, ende Ga naar margenoot48 op haer zaet, ende op alle die haer tot hen Ga naar margenoot49 vervoegen souden: dat men het niet en overtrade, dat sy Ga naar margenoot50 dese twee dagen souden houden, na de voorschrift der selver, ende na den bestemden tijt der selver, in Ga naar margenoot51 alle ende yeder jaer. | |
28Dat dese dagen gedacht souden worden ende onderhouden, in al ende elck geslachte, elck huysgesin, elck lantschap, ende elcke stadt: ende dat dese dagen Purim niet en souden over getreden worden Ga naar margenoot52 onder de Ioden, ende dat de gedachtenisse der selver geen eynde nemen en soude Ga naar margenoot53 by haren zade. | |
29Ga naar margenoot54 Daer na schreef de Koninginne Esther de dochter Abichails, ende Mordechai de Iode Ga naar margenoot53[55] met aller macht, om Ga naar margenoot56 desen brief van Purim Ga naar margenoot57 ten tweeden male te bevestigen. | |
30Ende Ga naar margenoot58 hy sondt de brieven aen alle de Ioden, in de hondert ende seven en twintigh lantschappen des Koninckrijcks Ahasveros, Ga naar margenoot59 met woorden van vrede ende trouwe. | |
31Dat sy dese dagen van Purim bevestigen souden op hare bestemde tijden, gelijck als Mordechai de Iode over hen bevestight hadde, ende Esther de Koninginne, ende gelijck als sy het bevestight hadden Ga naar margenoot60 voor haer selven ende voor Ga naar margenoot61 haer zaet: de Ga naar margenoot62 saken van het vasten ende haerlieder geroep. | |
32Ende het bevel Esthers Ga naar margenoot63 bevestighde de geschiedenissen van dese Purim: ende het wert in een boeck geschreven. |
|