Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Koningh belooft Esther wederom te sullen geven al wat sy begeeren soude, vers 1, etc. Sy bidt om haer, ende hares volcks leven, 3. ontdeckende Hamans boos voornemen, 4. Die Esther om sijn leven bidt, siende dat de Koningh op hem seer gestoort was, 7. Sijn aengesichte wort bedeckt, dat hy den Koningh niet meer sien en mocht, 8. Charbona seyt den Koningh, dat Haman een galge van vijftigh ellen hooge hadde maken laten, om Mordechai daer aen te hangen: De Koningh gebiedt dat men Haman aen deselve soude hangen, 9. ’t welck geschiedde, 10. | |
2Soo seyde de Koningh tot Esther, oock Ga naar margenoot2 ten tweeden dage Ga naar margenoot3 op de maeltijt des wijns, Wat is uwe bede, Koninginne Esther? ende sy sal u gegeven worden: ende wat is u versoeck? ’t sal geschieden, oock tot de helft des Koninckrijcks. | |
3Doe antwoordde de Koninginne Esther, ende seyde, Indien ick, ô Koningh, genade in uwe oogen gevonden hebbe, ende indien het den Koningh goet dunckt, men geve my Ga naar margenoot4 mijn leven, om mijner bede wille, ende Ga naar margenoot5 mijn volck, om mijns versoecks wille. | |
4Want Ga naar margenoot6 wy zijn verkocht, Ick, ende mijn volck, dat men [ons] verdelge, doode, ende ombrenge: Ga naar margenoot7 Indien wy noch tot knechten, ende tot dienstmaeghden Ga naar margenoot8 waren verkocht geweest; ick soude geswegen hebben, of schoon Ga naar margenoot9 de onderdrucker Ga naar margenoot10 de schade des Koninghs geensins en soude konnen vergoeden. | |
5Doe sprack de Koningh Ahasveros, ende seyde tot de Koninginne Esther, Wie is [kolom] die? ende waer is die selve Ga naar margenoot11 die sijn herte vervult heeft om alsoo te doen? | |
6Ende Esther seyde, De man, de onderdrucker ende vyant is dese boose Haman: Doe verschrickte Haman voor het aengesichte des Koninghs, ende der Koninginne. | |
7Ende de Koningh stont op in sijne grimmigheyt van de maeltijt des wijns, [ende gingh] Ga naar margenoot12 na den hof des palleys: ende Haman bleef staen, om van de Koninginne Esther, aengaende Ga naar margenoot13 sijn leven, versoeck te doen, want Ga naar margenoot14 hy sagh, dat het quaet van den Koningh over hem Ga naar margenoot15 ten vollen besloten was. | |
8Doe de Koningh weder quam uyt den hof des palleys in het huys van de maeltijt des wijns, soo was Haman Ga naar margenoot16 gevallen Ga naar margenoot17 op het bedde, daer Esther op was: Doe seyde de Koningh, Soude hy oock wel de Koninginne Ga naar margenoot18 verkrachten Ga naar margenoot19 by my Ga naar margenoot20 in het huys? Het Ga naar margenoot21 woort gingh uyt des Koninghs mont, ende sy Ga naar margenoot22 bedeckten Hamans aengesichte. | |
9Ende Ga naar margenoota Charbona een van de kamerlingen voor ’t aenschijn des Koninghs [staende], seyde, Oock siet de galge, welcke Haman gemaeckt heeft Ga naar margenoot23 voor Mordechai, Ga naar margenoot24 die goet voor den Koningh gesproken heeft, staet by Hamans huys, vijftigh ellen hooge: doe seyde de Koningh, Hanght hem daer aen. | |
10Alsoo hingen sy Haman aen de galge, die hy voor Mordechai hadde doen bereyden: ende de grimmigheyt des Koninghs wert gestilt. |
|