Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijGeslacht-register van Issaschar, vers 1, etc. van Benjamin, 6. van Naphtali, 13. van Manasse, 14. van Ephraim, 20. van Aser, 30. | |
1DE kinderen Ga naar margenoota Issaschars waren Thola ende Pua, Ga naar margenoot1 Iasib, ende Simron, viere. | |
2De kinderen Thola nu waren Uzzi, ende Rephaja, ende Ieriël, ende Iachmai, ende Ibsam, ende Semuël, Hoofden der huysen harer vaderen, van Thola, kloecke helden in hare geslachten: haer getal was Ga naar margenoot2 in de dagen Davids twee en twintigh duysent ende ses hondert. | |
3Ende de kinderen Uzzi waren Izrahja: ende de kinderen Izrahja waren Michaël, ende Obadja, ende Ioël, [ende] Isija, dese vijve waren al te samen hoofden. | |
4Ende met hen na hare geslachten, na hare vaderlicke huysen, waren de hoopen des krijghsheyrs, ses en dertigh duysent: want sy Ga naar margenoot3 hadden vele wijven ende kinderen. | |
5Ende hare broeders in alle huysgesinnen Issaschars, kloecke helden, waren seven ende tachtentigh duysent, alle deselve in geslacht-registers gestelt zijnde. | |
7Ende de kinderen Bela waren Ezbon, ende Uzzi, ende Uzziël, ende Ierimoth, ende Iri, vijf Hoofden in de huysen der vaderen, kloecke helden, die in geslacht-registers gestelt zijnde, waren twee ende twintigh duysent, ende vier en dertigh. | |
8De kinderen Bechers nu waren, Zemira, ende Ioas, ende Eliëzer, ende Eljoënai, ende Omri, ende Ieremoth, ende Abija, ende Anathoth, ende Alameth: Dese alle waren kinderen Bechers. | |
9Dese nu in geslacht-registers gestelt zijnde na hare geslachten, Hoofden der huysen harer vaderen, kloecke helden, waren twintigh duysent ende twee hondert. | |
10De kinderen Iediaël nu waren Bilhan: ende de kinderen Bilhan waren, Ieüs ende Benjamin, ende Ehud, ende Chenaana, ende Zethan, ende Tharsis, ende Ahisahar. | |
[Folio 179r\Geslacht-register van Issaschar,--Benjamin, etc.]
| |
seventien duysent, ende twee hondert, uytgaende in ’t heyr ten strijde. | |
12Daer toe Ga naar margenoot5 Suppim, ende Ga naar margenoot5 Huppim Ga naar margenoot6 waren kinderen van Ir, [ende] Husim kinderen van Aher. | |
13De kinderen Naphtali waren Iahziël ende Guni, ende Iezer, ende Sallum, Ga naar margenoot7 kinderen van Ga naar margenoot8 Bilha. | |
14De Ga naar margenoot9 kinderen Manasse waren Asriël, welcken [het wijf Gileads] baerde: [doch] sijn bywijf de Syrische baerde Ga naar margenoot10 Machir den vader Gileads. | |
15Machir nu nam tot eene vrouwe de suster van Huppim ende Suppim, ende haren name was Maacha: ende de name des tweeden was Zelaphead: Zelaphead nu hadde Ga naar margenoot11 dochters. | |
16Ende Maacha de huysvrouwe van Machir baerde eenen sone, ende sy noemde sijnen name Peres, ende de name sijnes broeders was Seres: ende sijne sonen waren Ulam ende Rekem. | |
17De Ga naar margenoot12 kinderen Ulams nu waren Ga naar margenoot13 Bedan: Dese zijn de kinderen Gileads, des soons Machirs, des soons Manasse. | |
18Belangende nu Ga naar margenoot14 sijne suster Molecheth: Sy baerde Ishod, ende Abiëzer, ende Mahela Ga naar margenoot15 . | |
19De kinderen Semida nu waren Ahjan, ende Sechem, ende Likhi, ende Aniam. | |
20Ende de Ga naar margenootc kinderen Ephraims waren Suthelah: ende Bered was sijn sone, ende Tahath sijn sone, ende Elada sijn sone, ende Tahath sijn sone. | |
21Ende Zabad was sijn sone, ende Suthelah sijn sone, ende Ezer, ende Elad: Ende de Ga naar margenoot16 mannen van Gath, die in ’t lant geboren waren, dooddense, Ga naar margenoot17 om dat sy afgekomen waren om haer vee te nemen. | |
22Ga naar margenoot18 Daerom droegh Ephraim haer vader vele dagen leet: ende sijne Ga naar margenoot19 broeders quamen om hem te troosten. | |
23Daer na Ga naar margenoot20 gingh hy in tot sijne huysvrouwe, ende sy wert swanger, ende baerde eenen sone: ende hy noemde sijnen name Ga naar margenoot21 Beria, om dat Ga naar margenoot22 sy in elende was in sijn huys. | |
24Ga naar margenoot23 Sijne dochter nu was Seëra, die bouwde het leege ende het hooge Beth-Horon: ende Uzen Seëra. | |
25Ende Rephah was Ga naar margenoot24 sijn sone, ende Reseph, ende Tela was Ga naar margenoot25 sijn sone, ende Tahan sijn sone. | |
28Ende Ga naar margenoot28 Ga naar margenootd hare besittinge, ende hare wooninge was Beth-El, ende hare Ga naar margenoot29 onderhoorige plaetsen: Ende tegen ’t Oosten Ga naar margenoot30 Naaran, ende tegen ’t Westen Gezer, ende hare onderhoorige plaetsen, ende Sechem, ende hare onderhoorige plaetsen, tot Ga naar margenoot31 Gaza toe, ende hare onderhoorige plaetsen. | |
29Ende aen de Ga naar margenoot32 zijden der kinderen Manasse was Beth-Sean, ende hare onderhoorige plaetsen, Taanach, ende hare onderhoorige plaetsen, Megiddo, ende hare onderhoorige plaetsen, Dor ende hare onderhoorige plaetsen: In dese hebben de kinderen Iosephs des soons Israëls gewoont. | |
30Ga naar margenoote De kinderen Aser waren Iimna, ende Isva, ende Isvi, ende Beria, ende Sera, haerlieder suster. | |
31De kinderen Beria nu waren Heber, ende Malchiël: hy is de vader van Birzavith. [kolom] | |
32Ende Heber gewan Iaphlet, ende Somer, ende Hotham, ende Sua haerlieder suster. | |
33De kinderen Iaphlets nu waren Pasach ende Bimhal, ende Asvath: Dit waren de kinderen Iaphlets. | |
34Ende de sonen Ga naar margenoot33 Samers waren Ahi, ende Rohega, Iehubba, ende Aram Ga naar margenoot34 . | |
35Ende de kinderen sijnes broeders Helem, waren Zophah, ende Imna, ende Seles, ende Amal. | |
36De kinderen Zophah waren Suah, ende Harnepher, ende Sual, ende Beri, ende Imra. | |
37Bezer, ende Hod, ende Samma, ende Silsa, ende Ithran, ende Beëra. | |
38De kinderen Ga naar margenoot35 Iethers nu waren Iephunne, ende Pispa, ende Ara Ga naar margenoot36 . | |
39Ende de kinderen Ulla waren Ara, ende Hanniël, ende Rizja. | |
40Dese alle waren kinderen Asers, Hoofden der vaderlicke huysen, Ga naar margenoot37 uytgelesene kloecke helden, Hoofden der Vorsten: Ende sy werden in geslacht-registers getelt ten heyre in den krijgh, haer getal was ses en twintigh duysent mannen. |
|