Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 161r\Ahasia kranck. Elia.]
| |
Het Tweede Boeck der KONINGEN. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DE historie van de Koningen Israëls, ende Juda, die in het voorgaende boeck aengevangen was, wort nu in dit boeck voltrocken. Ende wat aengaet de Koningen Israëls, die zijn in hare afgoderije, (hoewel de eene grouwelicker dan de andere,) met hare ondersaten hardtneckelick gebleven. Daerom heeftse de HEERE niet alleen door den dienst sijner Propheten, maer oock door seer sware straffen doorgaens tot bekeeringe geroepen: Ja tot een voorspel van haren gantschen ondergangh, soose hen niet en bekeerden, heeft hy den stam Naphthali laten door Tiglath-Pileser in Assyrien vervoeren. Maer ’t en heeft al niet geholpen. Het is wel soo, dat Godt hem altijt een uytverkoren overblijfsel der ware geloovigen behouden heeft; waer toe de scholen, ende collegien der Propheten veel goets gedaen hebben: maer dewijle de afvallige geen eynde der godtloosheyt en maeckten, heeftse Godt ten laetsten, na een rechtveerdigh oordeel, van sijn aengesichte wech geworpen. Want Salmanasser de Koningh van Assyrien, in ’t lant van Israël met eene groote macht gevallen zijnde, heeft na eene driejarige belegeringe de stadt van Samaria ingenomen, ende de Israëliten na Assyrien sijn lant, gevangelick wech gevoert: waer mede dit Koninckrijcke een eynde genomen heeft, hebbende geduert, na sommiger reeckeninge, van de verdeelinge der stammen af, den tijt van ontrent twee hondert twee en sestigh jaren. Niet seer ongelijcke straffe is het Koninckrijcke van Juda eyndelick over gekomen. Want hoewel de wettelicke Godtsdienst by de Joden veeltijts plaetse hadde, voornemelick als Godtvruchtige Koningen, ende kloecke Overpriesteren, alle neerstigheyt aenleyden, dat de afgoderije geweert, ende het vervallene in den Godesdienst trouwelick weder opgericht soude worden, nochtans heeft het volck den wettelicken Godesdienst met vele afgodische superstitien vermenght, oft immers niet recht gemeynt. Of nu schoon de ernstige vermaningen der Propheten, ende de dadelicke kastijdingen des Heeren, waer door sy tot bekeeringe geroepen wierden, niet op en hielden; soo zijn evenwel de grouwelen in den Godesdienst, ende de overtredingen in het gemeyne leven soo groot, ende menighvuldigh geworden, dat Godt dit volck over gegeven heeft in de hant Nebucadnezars des Koninghs van Babel, die het lant verwoest, de stadt Jerusalem ingenomen, den tempel verbrant, ende de Joden gevangelick na Babel vervoert heeft. Het welcke geschiet is, als dit Rijcke van Juda, na dat de tien stammen daer van gescheurt waren, ontrent drie hondert vijf en negentigh jaren (na eeniger meyninge) gestaen hadde. Doch Godt heeft alsoo sijnen toorn gematight, dat hy in sijn woort ende beloften, getrouwe gebleven is, overmits hy altijt een uytverkoren volck, ende het geslachte Davids, daer uyt de MESSIAS na den vleesche voort komen moeste, tot den tijt sijner komste toe, door een gantsch vaderlicke sorghvuldigheyt bewaert heeft. De historie deses boecks begrijpt den tijt van ontrent drie hondert twintigh jaren. |
|