Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe kinderen Israëls drijven rouwe over den ondergangh des stams Benjamin, vers 1, etc. Vinden raet om de overgeblevene aen wijven te helpen, sonder inbreucke hares eedts, 5. De inwoonders van Iabes in Gilead, als niet mede opgekomen zijnde tot desen strijt, worden alle uytgeroeyt, behalven vier hondert jonge dochters, die de kinderen Israëls geven aen een deel der overgeblevene Benjaminiten, 8. Den anderen vinden sy goet, oorlof te geven, datse op het feest te Silo van de reijende dochteren verrasschen ende wech voeren, soo veel hen noodigh, 16. Bedenckende daer by, met hoedanigen antwoort sy de klagende vrienden souden bevredigen, 22. | |
1DE mannen Israëls nu hadden te Ga naar margenoot1 Mizpa gesworen, seggende: Niemant van ons sal sijne dochter den Benjaminiten ter vrouwe geven. | |
2Soo quam ’t volck tot Ga naar margenoot2 het huys Godes, ende sy bleven daer tot op den avont, Ga naar margenoot3 voor Godts aengesichte: ende sy hieven hare stemme op, ende weenden met groot geween, | |
3Ende seyden; O Ga naar margenoot4 HEERE, Godt van Israël, waerom is dit geschiet in Israël, datter heden een stam van Israël gemist wort? | |
4Ende het geschiedde des anderen daeghs, dat sich het volck vroegh opmaeckte, ende bouwde aldaer Ga naar margenoot5 eenen altaer: ende sy offerden brand-offeren, ende danck-offeren. | |
5Ende de kinderen Israëls seyden; Wie is’er die niet en is opgekomen in de vergaderinge uyt alle de stammen Israëls Ga naar margenoot6 tot den HEERE? want daer was een grooten eedt geschiet aengaende den genen, die niet opquam tot den HEERE te Mizpa, seggende; Hy sal Ga naar margenoot7 sekerlick gedoot worden. | |
6Ende het berouwde den kinderen Israëls over Benjamin haren broeder: ende sy seyden; Ga naar margenoot8 Heden is een stam van Israël afgesneden. | |
7Wat sullen wy, Ga naar margenoot9 belangende de wijven, doen aen de gene die over gebleven zijn? want wy hebben by den HEERE gesworen, dat wy hen van onse dochteren geene tot wijven sullen geven. | |
8Ende sy seyden; Is’er yemant van de stammen Israëls, die niet opgekomen is tot den HEERE te Mizpa? Ende siet, van Ga naar margenoot10 Iabes in Gilead en was niemant opgekomen in ’t leger, tot de Gemeynte. | |
9Want het volck wert getelt, ende siet, daer en was niemant van de inwoonderen van Iabes in Gilead. | |
[Folio 114v. \ Vrouwen voor d’overige--Benjaminiten.]
| |
10Doe sondt de vergaderinge daer henen twaelf duysent mannen, van de Ga naar margenoot11 strijtbaerste: ende sy geboden hen, seggende; Treckt henen, ende slaet met de scherpte des sweerts de inwoonderen van Iabes in Gilead, met de wijven ende de kinderkens. | |
11Doch dit is de sake, die ghy doen sult: Ga naar margenoota Al wat manlick is, ende alle vrouwen, die de byligginge eens mans bekent hebben, sult ghy Ga naar margenoot12 verbannen. | |
12Ende sy vonden onder de inwoonderen van Iabes in Gilead vier hondert jonge dochteren, die maeghden waren, die geenen man bekent en hadden in byligginge des mans: ende sy brachten die in ’t leger te Ga naar margenoot13 Silo, Ga naar margenoot14 dewelcke is in den lande Ga naar margenoot15 Canaan. | |
13Doe Ga naar margenoot16 sondt de gantsche vergaderinge henen, ende sprack tot de kinderen Benjamins, die in den Ga naar margenootb rotzsteen van Rimmon waren: ende sy riepen hen vrede toe. | |
14Alsoo quamen de Benjaminiten, ter selver tijt weder; ende sy gaven hen de wijven, Ga naar margenoot17 die sy in ’t leven behouden hadden van de wijven van Iabes in Gilead, maer alsoo en Ga naar margenoot18 warender noch niet genoegh voor hen. | |
15Doe Ga naar margenoot19 berouwde ’t den volcke over Benjamin: om dat de HEERE eene scheure gemaeckt hadde in de stammen Israëls. | |
16Ende de Oudtsten der vergaderinge seyden; Wat sullen wy, belangende de wijven, doen aen Ga naar margenoot20 de gene, die over gebleven zijn? want Ga naar margenoot21 de vrouwen zijn uyt Benjamin verdelght. | |
17Wijders seyden sy; D’erffenisse Ga naar margenoot22 der gener, die ontkomen zijn, is Benjamins: ende daer en moet geen stam uytgedelght worden uyt Israël. | |
18Maer wy en sullen hen geene wijven van onse dochteren konnen geven: want de kinderen Israëls hebben gesworen, seggen-[kolom]de; Vervloeckt zy, die den Benjaminiten eene vrouwe geeft. | |
19Doe seyden sy; Siet, daer is een Ga naar margenoot23 feest des HEEREN te Silo, van Ga naar margenoot24 jaer tot jaer, dat [gehouden wort] Ga naar margenoot25 tegen het Noorden van Ga naar margenoot26 het huys Godes, tegen der sonnen opgangh, aen den hoogen wegh, die opgaet van het huys Godts na Sichem; ende tegen ’t Zuyden van Lebona. | |
20Ende sy geboden den kinderen Benjamins, seggende: Gaet henen, ende loert in de wijngaerden: | |
21Ende letter op; ende siet, als de dochters van Silo sullen uytgegaen zijn om met Ga naar margenoot27 reijen te danssen, soo komt ghy voort uyt de wijngaerden, ende Ga naar margenoot28 schaeckt u, een yeder sijne huysvrouwe, uyt de dochteren van Silo: ende gaet henen Ga naar margenoot29 in ’t lant Benjamins. | |
22Ende het sal geschieden, wanneer hare vaders, ofte hare broeders sullen komen, om voor ons te rechten, dat wy tot hen sullen seggen; Ga naar margenoot30 Zijt hen om onsent wille genadigh; Ga naar margenoot31 om dat wy geene huysvrouwe voor eenen yederen van hen in desen krijgh genomen hebben: want ghylieden en hebtse hen niet Ga naar margenoot32 gegeven, dat ghy te deser tijt schuldigh soudet zijn. | |
23Ende de kinderen Benjamins deden alsoo, ende voerden na haer getal wijven wech, van de reijende dochteren, die sy roofden: ende sy togen henen, ende keerden weder tot haer erffenisse, ende herbouwden de Ga naar margenoot33 steden, ende woonden daer in. | |
24Oock togen de kinderen Israëls te dier tijt van daer, een yegelick na sijnen stam, ende na sijn geslachte: Alsoo togen sy uyt van daer, een yegelick na sijne erffenisse. | |
25Ga naar margenootc In die dagen en was’er geen Ga naar margenoot34 Koningh in Israël: een yegelick dede wat recht was in sijne Ga naar margenoot35 oogen. | |
|
|