Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijNadab ende Abihu hen besondigende, worden door des Heeren vyer gedoot, vers 1, etc. Mose haren vader Aaron vermaent hebbende, doet hare doode lichamen buyten het leger voeren, 4. Verbiet Aaron, ende sijnen tween anderen sonen, rouwe daer over te dragen, 6. Mitsgaders wijn ofte eenigen stercken dranck te gebruycken, als sy in de Tente der t’samenkomste souden gaen, 8. Hy verklaert hen oock, watse van de vyer-offeren des Heeren eten moesten, 12. ende is gram om het ongegeten sond-offer, 16. maer wort van Aaron gestilt, 19. | |
1ENde de sonen Aarons Nadab, ende Abihu namen een yeder sijn Ga naar margenoot1 wieroockvat, ende deden vyer daer in, ende leyden reuckwerck daer op, ende Ga naar margenoot2 brachten Ga naar margenoot3 vreemt vyer Ga naar margenoot4 voor het aengesicht des HEEREN; het welck hy hen niet geboden en hadde. | |
2Doe gingh een vyer uyt Ga naar margenoot5 van het aengesicht des HEEREN, ende Ga naar margenoot6 verteerdese: ende Ga naar margenoota sy storven Ga naar margenoot7 voor het aengesicht des HEEREN. | |
3Ende Mose seyde tot Aaron; Dat is het dat de HEERE Ga naar margenoot8 gesproken heeft, seggende, Ga naar margenootb In de gene Ga naar margenoot9 die tot my naderen, sal ick Ga naar margenoot10 geheylight worden, ende voor het aengesicht van al het volck sal ick verheerlickt worden: doch Aaron Ga naar margenoot11 sweegh stil. | |
4Ende Mose riep Ga naar margenoot12 Misaël, ende Elzaphan de sonen van Ga naar margenoot13 Uzziël Aarons oom: ende seyden tot hen; Tredet toe, draget uwe Ga naar margenoot14 broederen wech van voor het heylighdom, Ga naar margenoot15 tot buyten het leger. | |
5Doe traden sy toe, ende droegense in hare rocken, tot buyten het leger: gelijck als Mose gesproken hadde. | |
[Folio 48r\Reyne en onreyne dieren.]
| |
Ga naar margenoot17 Ghy en sult uwe hoofden niet ontblooten, noch uwe kleederen verscheuren, op dat ghy niet en sterft, Ga naar margenoot18 ende groote toorn over de gantsche vergaderinge kome: Maer uwe Ga naar margenoot19 broederen, het gantsche huys Israëls, sullen Ga naar margenoot20 desen brant, die de HEERE aengesteken heeft, beweenen. | |
7Ga naar margenootc Ghy en sult oock uyt de deure van de Tente der t’samenkomste Ga naar margenoot21 niet uyt gaen, op dat ghy niet en stervet; want de Ga naar margenoot22 salf-olie des HEEREN is op u: ende sy deden na het woort van Mose. | |
8Ende de HEERE sprack tot Aaron, seggende: | |
9Wijn ende Ga naar margenoot23 stercken dranck en sult ghy niet drincken, ghy, noch uwe sonen met u, Ga naar margenoot24 als ghy gaen sult in de Tente der t’samenkomste, op dat ghy niet en stervet: het zy eene Ga naar margenoot25 eeuwige insettinge onder uwe geslachten: | |
10Ende om onderscheyt te maken Ga naar margenoot26 tusschen het heylige, ende tusschen het onheylige: ende tusschen het onreyne, ende tusschen het reyne: | |
11Ende om de kinderen Israëls te leeren alle de insettingen, die de HEERE door den Ga naar margenoot27 dienst van Mose, tot hen gesproken heeft. | |
12Ende Mose sprack tot Aaron, ende tot Eleazar, ende tot Ithamar sijne overgeblevene sonen; Nemet het spijs-offer, dat van de vyer-offeren des HEEREN over gebleven is; ende etet het selve Ga naar margenoot28 ongesuert by den Ga naar margenoot29 altaer: want het is eene heyligheyt der Ga naar margenoot30 heyligheden. | |
13Daerom sult ghy dat eten Ga naar margenoot31 in de heylige plaetse; dewijle het u bescheyden deel, ende het bescheyden deel uwer sonen uyt des HEEREN vyer-offeren is: Ga naar margenootd want alsoo is my geboden. | |
14Oock de Ga naar margenoot32 beweeghborst, ende de Ga naar margenoot33 hefschouder sult ghy in eene Ga naar margenoot34 reyne plaetse eten, ghy, ende uwe sonen, ende uwe dochteren met u: want tot u bescheyden deel, ende uwer sonen bescheyden deel zijnse uyt de danck-offeren der kinderen Israëls gegeven. | |
15De hefschouder, ende de beweeghborst sullen sy neffens de vyer-offeren des vets toebrengen; om ten beweegh-offer voor het aengesicht des HEEREN te bewegen: Ga naar margenoot35 het welck u, ende uwe sonen met u tot eene eeuwige insettinge zijn sal: gelijck als de HEERE geboden heeft. | |
16Ende Mose Ga naar margenoot36 socht seer neerstelick den Ga naar margenoot37 bock des sond-offers, ende siet, hy was verbrant: dies was hy op Eleazar, ende op Ithamar de overgeblevene sonen Aarons, seer Ga naar margenoot38 toornigh, seggende; | |
17Waerom en hebt ghy dat sond-offer niet gegeten in de Ga naar margenoot39 heylige plaetse? want het is eene heyligheyt der heyligheden: ende Ga naar margenoot40 Hy heeft u dat gegeven, op dat ghy de ongerechtigheyt der vergaderinge soudet Ga naar margenoot41 dragen, om over die versoeninge te doen voor het aengesicht des HEEREN. | |
18Siet, des selven bloet en is niet binnen in het Ga naar margenoot42 heylighdom gedragen: ghy moestet dat Ga naar margenoot43 gantschelick gegeten hebben Ga naar margenoot44 in het heylighdom, Ga naar margenoote gelijck als ick geboden hebbe. | |
19Doe sprack Aaron tot Mose; Siet, heden hebben sy haer sond-offer, ende haer brand-offer, voor het aengesicht des HEEREN geoffert, ende sulcke dingen zijn my [kolom] Ga naar margenoot45 wedervaren: ende hadde ick heden het sond-offer gegeten, soude dat Ga naar margenoot46 goet geweest zijn in de oogen des HEEREN? | |
20Als Mose dat hoorde, soo was het goet in sijne oogen. |
|