Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijGodt beveelt Mose den Tabernakel te maken van tien gordijnen, vers 1, etc. Ende een tente daer over van elf gordijnen van geytenhayr, van ramsvellen, ende een decksel van dassevellen, 7. De Tabernakel moeste zijn van sittimhout, 15. De voeten van silver, 19. De rychelen van sittimhout, 26. De voorhangh van konstelick werck tusschen het Heylige, ende het Heylige der Heyligen, 31. Het decksel aen de deure der Tente, 36. | |
1DEn Ga naar margenoota Ga naar margenoot1 Tabernakel nu sult ghy maken van tien gordijnen: van fijn getweernt linnen, ende hemelsblaeuw, ende purper, ende Ga naar margenoot2 scharlaken [met] Cherubim van Ga naar margenoot3 het alderkonstelickste werck sult ghyse maken. | |
2De lenghte van eene gordijne sal van acht en twintigh ellen zijn, ende de breette eener gordijne van vier ellen: alle dese gordijnen sullen eene mate hebben. | |
[Folio 37r\Tabernakel.]
| |
3Daer sullen vijf gordijnen t’samen gevoeght zijn, Ga naar margenoot4 de eene aen de andere: wederom sullender vijf gordijnen t’samen gevoeght zijn, de eene aen de andere. | |
4Ende ghy sult hemelsblaeuwe stricklitskens maken aen der eener gordijnen Ga naar margenoot5 kant, aen het uyterste, in de t’samenvoeginge: alsoo sult ghy oock doen aen den uytersten kant der gordijne aen de Ga naar margenoot6 tweede t’samenvoegende. | |
5Vijftigh stricklitskens sult ghy aen de eene gordijne maken, ende vijftigh stricklitskens sult ghy maken aen het uyterste der gordijne, dat aen de tweede t’samenvoegende is: dese stricklitskens sullen het een aen het andere te samen vatten. | |
6Ghy sult oock vijftigh goudene haecxkens maken, ende sult de gordijnen t’samen voegen, d’eene aen d’andere, met dese haecxkens, op dat het een Tabernakel zy. | |
7Oock sult ghy Ga naar margenoot7 Ga naar margenootb gordijnen uyt geyten [hayr] maken Ga naar margenoot8 tot een tente over den Tabernakel: van elf gordijnen sult ghy die maken. | |
8De lenghte Ga naar margenoot9 eener gordijne sal Ga naar margenoot10 dertigh ellen zijn, ende de breette eener gordijne vier ellen: dese elf gordijnen sullen eene mate hebben. | |
9Ende ghy sult vijve deser gordijnen aen malkanderen bysonder Ga naar margenoot11 voegen, ende sesse deser gordijnen bysonder: ende de seste deser gordijnen sult ghy Ga naar margenoot12 dobbel maken, Ga naar margenoot13 recht voor op de Tente. | |
10Ende ghy sult vijftigh stricklitskens maken Ga naar margenoot14 aen den kant van de eene gordijne, het uyterste in de t’samenvoeginge, ende vijftigh stricklitskens aen den kant van de gordijne die de tweede t’samenvoegende [is.] | |
11Ghy sult oock vijftigh koperen haecxkens maken, ende ghy sult de haecxkens in de stricklitskens doen, ende ghy sult de Tente t’samen voegen, datse eene zy. | |
12Het overige nu dat over schiet aen de gordijnen der Tente, de helft Ga naar margenoot15 der gordijne die over schiet, sal over hangen, Ga naar margenoot16 aen de achterste deelen des Tabernakels. | |
13Ende een elle van dese, ende een elle van gene zijde van ’t gene dat overigh zijn sal aen de lenghte der gordijnen der Tente, sal over hangen aen de zijden des Tabernakels, aen dese, ende aen gene [zijde,] om dien te bedecken. | |
14Ghy sult oock de Tente Ga naar margenoot17 een decksel maken van rootgeverwde ramsvellen: Ga naar margenootc ende daer over Ga naar margenoot17 een decksel van Ga naar margenoot18 dassevellen. | |
15Ghy sult oock tot den Tabernakel staende berderen maken, van sittimhout. | |
16De lenghte van een bert sal tien ellen zijn: ende een elle, ende eene halve elle sal de breette van elck bert zijn. | |
17Twee Ga naar margenoot19 houwvasten sal een bert hebben, als sporten Ga naar margenoot20 in een leeder gesett, Ga naar margenoot21 de een nevens de ander: alsoo sult ghy het met alle de berderen des Tabernakels maken. | |
18Ende de berderen tot den Tabernakel sult ghy [aldus] maken: twintigh berderen na de zuydzijde zuydwaerts. | |
19Ghy sult oock veertigh silveren Ga naar margenoot22 voeten maken onder de twintigh berderen: twee voeten onder een bert, aen sijne twee houwvasten, ende twee voeten onder een ander bert, aen sijne twee houwvasten. | |
20Daer sullen oock twintigh Ga naar margenoot23 berderen zijn aen de ander Ga naar margenoot24 zijde des Tabernakels, aen den Noorderhoeck. | |
21Met hare veertigh silveren voeten: twee voeten onder een bert, ende twee voeten onder een ander bert. | |
22Doch aen de zijden des Tabernakels Ga naar margenoot25 tegen het Westen sult ghy Ga naar margenoot26 ses berderen maken.[kolom] | |
23Oock sult ghy twee berderen maken tot de hoeckberderen des Tabernakels, aen de beyde zijden. | |
24Ende sy sullen van beneden [als] Ga naar margenoot27 tweelingen t’samen gevoeght zijn, sy sullen oock Ga naar margenoot28 [als] tweelingen aen het opper-eynde des selven t’samen gevoeght zijn, met eenen ringh: alsoo sal het met de twee [berderen] zijn, tot twee hoeckberderen sullense zijn. | |
25Alsoo sullen de acht berderen zijn met hare silveren voeten, zijnde sestien voeten: twee voeten onder een bert, wederom twee voeten onder een bert. | |
26Ghy sult oock Ga naar margenoot29 rychelen maken van sittimhout: vijve aen de berderen der eener zijde des Tabernakels: | |
27Ende vijf rychelen aen de berderen der andere zijde des Tabernakels: als oock vijf rychelen aen de berderen der zijde des Tabernakels, Ga naar margenoot30 aen de beyde zijden westwaerts. | |
28Ende de middelste rychel sal midden aen de berderen zijn, doorschietende van het een eynde tot het ander eynde. | |
29Ende ghy sult de berderen met goude overtrecken, ende hare ringen Ga naar margenoot31 (de plaetsen voor de rychelen) sult ghy van goude maken: de rychelen sult ghy oock met goude overtrecken. | |
30Ga naar margenoot32 Ga naar margenootd Dan sult ghy den Tabernakel oprichten na sijne wijse, die u op den bergh getoont is. | |
31Daer na sult ghy Ga naar margenoot33 eenen Ga naar margenoote voorhangh maken, van hemelsblaeuw, ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen: van het alderkonstelickste werck Ga naar margenoot34 salmense maken met Ga naar margenoot35 Cherubim. | |
32Ende sult hem Ga naar margenoot36 hangen Ga naar margenoot37 aen vier pilaren van sittim[hout,] met goude overtogen, hare haken sullen van goude zijn: [staende] op vier silveren voeten. | |
33Ende ghy sult den voorhangh Ga naar margenoot38 onder de haecxkens hangen, ende ghy sult Ga naar margenoot39 de Arke der getuygenisse aldaer binnen den voorhangh brengen: ende Ga naar margenoot40 dese voorhangh sal u-lieden een scheydinge maken tusschen Ga naar margenoot41 het Heylige, ende tusschen Ga naar margenoot42 het Heylige der Heyligen. | |
34Ende ghy sult het Versoendecksel setten op de Arke der getuygenisse in het Heylige der Heyligen. | |
35Ga naar margenoot43 De tafel nu sult ghy setten Ga naar margenoot44 buyten den voorhangh, ende den kandelaer tegen de tafel over, aen de eene zijde des Tabernakels, zuydwaerts: maer de tafel sult ghy setten aen de noordzijde. | |
36Ga naar margenootf Ghy sult oock aen de deure der Tente Ga naar margenoot45 een decksel maken, van hemelsblaeuw, ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen, geborduert werck. | |
37Ende ghy sult tot dit decksel vijf pilaren van sittim[hout] maken, ende Ga naar margenoot46 die met gout overtrecken, hare haken sullen van gout zijn: ende ghy sult haer vijf koperen voeten gieten. |
|