Vermaninge tot Ondersoeck ende
Betrachtinge der Heyliger Schrift.
Deuter. 12.8, 32.
Ghy en sult niet doen na alles, dat wy hier heden doen: een yeder, al wat in sijne oogen recht is: Al dit woort, welck ick u-lieden gebiede, dat sult ghy waernemen om te doen: ghy en sult daer niet toedoen, ende daer van niet afdoen.
Deuter. 31.11, 12, 13.
Als gantsch Israël sal komen om te verschijnen voor het aengesichte des HEEREN uwes Godts, in de plaetse, die hy sal verkoren hebben, sult ghy dese VVet voor gantsch Israël uytroepen, voor hare ooren: Vergadert het volck, de mannen ende de wyven, ende de kinderkens, ende uwe vreemdelingen, die in uwe poorten zijn: op dat sy hooren, ende op dat sy leeren, ende vreesen den HEERE uwen Godt, ende waernemen te doen alle woorden deser wet. Ende dat hare kinderen, die ’t niet geweten en hebben, hooren ende leeren, om te vreesen den HEERE uwen Godt: alle de dagen, die ghy leeft op het lant, na ’t welcke ghy over de Jordane zijt henen gaende, om dat te erven.
Josu. 1.8.
Dat het boeck deser wet niet en wijcke van uwen monde, maer overleght het dagh ende nacht, op dat ghy waerneemt te doen na alles dat daer in geschreven is: want alsdan sult ghy uwe wegen voorspoedigh maken, ende alsdan sult ghy verstandelick handelen.
Proverb. 30.5, 6.
Alle reden Godts is doorloutert: hy is een schildt den genen, die op hem betrouwen. En doet niet tot sijne woorden, op dat hy u niet en bestraffe; ende ghy leugenachtigh bevonden wort.
Joan. 5.39.
Ondersoeckt de Schriften: want ghy meynt in deselve het eeuwige leven te hebben: ende die zijn ’t die van my getuygen.
Rom. 15.4.
VVant al wat te voren geschreven is, dat is tot onser leeringe te voren geschreven: op dat wy door lijdtsaemheyt ende vertroostinge der Schriften hope hebben souden.
2. Timoth. 3.15, 16, 17.
Ende dat ghy van kints af de heylige Schriften geweten hebt, die u wijs konnen maken tot saligheyt, door het geloove ’t welck in Christo Jesu is. Alle de Schrift is van Godt ingegeven, ende is nuttigh tot leeringe, tot wederlegginge, tot verbeteringe, tot onderwijsinge die in de rechtveerdigheyt is: Op dat de mensche Godts volmaeckt zy, tot alle goet werck volmaecktelick toegerust.
Apocal. 22.18, 19.
VVant ick betuyge aen een yegelick die de woorden der prophetie deses boecks hoort, indien yemant tot dese dingen toedoet, Godt sal over hem toedoen de plagen die in dit boeck geschreven zijn: Ende indien yemant afdoet van de woorden des boecks deser prophetie, Godt sal sijn deel afdoen uyt het boeck des levens, ende uyt de heylige stadt, ende [uyt] het gene in dit boeck geschreven is.