Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 151r]
| |
De Algemeyne Sendt-brief des Apostels JUDE. | |
Inhoudt van desen Sendt-brief.D’Apostel Iudas, navolgende het exempel ende oock de voetstappen des Apostels Petri in sijnen tweeden Sendt-brief, heeft desen brief geschreven om de geloovige Christenen te vermanen tot stantvastigheydt in het ware geloove, ende tot dien eynde te waerschouwen voor de valsche leeraers ende spotters, om van haer niet verleydt te worden. 1 Ende eerstelick na ’t opschrift ende de groetenisse, 3 stelt hy dese vermaninge voor, ende wijst aen hoe noodigh de selve is, also vele godtloose menschen onder de Christenen waren in-geslopen. 5 Verklaert dat sulcke eeuwelick van Godt sullen gestraft worden, ende bewijst het met gelijcke exemplen der Israëliten in de woestijne. 6 der afvallige Engelen. 7 ende der inwoonders van Sodoma ende Gomorra. 8 Beschrijft haer datse de Overheden lasteren, ’t welck selve de Archangel Michaël tegen den Duyvel niet en heeft durven doen. 11 Datse de voetstappen volgen ven Cain, Balaam, ende Core. 12 Datse vlecken zijn der Christelicke vergaderingen, huychelaers, ongestadighe, ende datse sekerlick sullen verdoemt worden. 15 ’t welck hy bevestight met een prophetie van Enoch. 16 ende beschrijft voorder hare gebreken. 17 ende seght dattet die luyden zijn daer d’Apostelen haer van gewaerschouwt hebben. 20 Daer nae verhaelt hy wederom de selve vermaninghe tot stantvastigheydt, met belofte des eeuwigen levens. 22 Vermaentse dat sy haren naesten oock soecken te behouden, sommige met soetigheyt, andere met hardigheydt. 24 Eyndelick besluyt hy met eenen lof ende danck-segginge tot Godt. | |
1Ga naar margenoot1 IUDAS Ga naar margenoot2 een dienstknecht Iesu Christi, ende Ga naar margenoot3 Iacobi broeder, aen Ga naar margenoot4 den gheroepenen, die Ga naar margenoot5 door Godt den Vader geheylight zijn, ende [door] Iesum Christum Ga naar margenoot6 bewaert: | |
2Ga naar margenoot7 Barmherticheyt, ende vrede, ende liefde zy [u] Ga naar margenoot8 vermenichvuldight. | |
3Geliefde, alsoo ick alle neersticheyt doe om u te schrijven van Ga naar margenoot9 de gemeyne salicheyt, so hebbe ick Ga naar margenoot10 noodtsake gehadt aen u te schrijven, ende [u] te vermanen, dat ghy Ga naar margenoot11 strijdt Ga naar margenoot12 voor het geloove, dat Ga naar margenoot13 eenmael den heyligen Ga naar margenoot14 overgelevert is. | |
4Ga naar margenoota Want daer zijn sommige menschen Ga naar margenoot15 ingeslopen, Ga naar margenootb die Ga naar margenoot16 eertijts Ga naar margenoot17 tot dit selve oordeel Ga naar margenoot18 te voren opgeschreven zijn, Ga naar margenoot19 godloose, die Ga naar margenoot20 de genade onses Godts Ga naar margenoot21 veranderen in Ga naar margenoot22 ontuchticheyt, ende den eenigen Ga naar margenoot23 Heerscher Ga naar margenoot24 Godt ende onsen Heere Iesum Christum Ga naar margenoot25 verloochenen. | |
5Maer ick wil u Ga naar margenoot26 indachtich maecken, als die ghy dit Ga naar margenoot27 eenmael weet, dat de Heere Ga naar margenoot28 het volck uyt Egyptenlandt Ga naar margenoot29 verlost hebbende, Ga naar margenootc wederom de gene die niet en geloofden Ga naar margenoot30 verdorven heeft. | |
6Ga naar margenootd Ende de Engelen die haer Ga naar margenoot31 beginsel niet bewaert en hebben, maer Ga naar margenoot32 haer eygen woonstede verlaten hebben, Ga naar margenoote heeft hy tot het oordeel Ga naar margenoot33 des grooten daeghs Ga naar margenoot34 met eeuwige banden onder de duysternisse bewaert. | |
7Ga naar margenootf Gelijck Sodoma ende Gomorra, ende Ga naar margenoot35 de steden rontom de selve, die op gelijcke wijse als Ga naar margenoot36 dese gehoereert hebben, ende Ga naar margenoot37 ander vleesch zijn nagegaen, Ga naar margenoot38 tot een exempel voorgestelt zijn, dragende de straffe Ga naar margenoot39 des eeuwigen vyers. | |
8Desgelijcks evenwel oock Ga naar margenoot40 dese Ga naar margenoot41 in slaep gebracht zijnde, verontreynigen Ga naar margenoot42 het vleesch, ende verwerpen Ga naar margenoot43 de Heerschappie, ende lasteren Ga naar margenoot44 de Heerlickheden. | |
9Maer Ga naar margenootg Ga naar margenoot45 Michaël Ga naar margenoot46 de Archangel, Ga naar margenoot47 doe hy met den Duyvel twistede, ende handelde van Ga naar margenoot48 het lichaem Mosis, Ga naar margenooth en durfde geen Ga naar margenoot49 oordeel van lasteringe tegen [hem] voortbrengen: maer seyde, Ga naar margenooti Ga naar margenoot50 De Heere bestraffe u. | |
[Folio 151v]
| |
10Ga naar margenootk Maer dese, ’t gene sy niet en weten, dat lasteren sy: ende ’t gene sy Ga naar margenoot51 natuerlick, als de onredelicke dieren, weten, in ’t selve Ga naar margenoot52 verderven sy haer. | |
11Ga naar margenoot53 Wee haer, want sy zijn Ga naar margenoot54 den wech Ga naar margenootl Cains ingegaen, ende door Ga naar margenootm de verleydinge Ga naar margenoot55 des loons Balaams zijn sy henen gestort, Ga naar margenootn ende zijn Ga naar margenoot56 door de tegensprekinge Core Ga naar margenoot57 vergaen. | |
12Dese zijn Ga naar margenooto vlecken in uwe Ga naar margenoot58 liefdemaeltijden, [ende] als sy Ga naar margenoot59 met u ter maeltijdt zijn, Ga naar margenoot60 weyden sy haer selven Ga naar margenoot61 sonder vreese: sy zijn Ga naar margenootp waterloose wolcken, die van de winden ommegedreven worden: sy zijn als boomen Ga naar margenoot62 in’t afgaen van den herfst, onvruchtbaer, Ga naar margenoot63 tweemael verstorven, [ende] ontwortelt: | |
13Ga naar margenootq Ga naar margenoot64 Wilde baeren der zee, haer eyghen schande Ga naar margenoot65 op-schuymende: Ga naar margenoot66 dwalende sterren, den welcken Ga naar margenoot67 de donckerheyt der duysternisse in der eeuwicheyt bewaert wort. | |
14Ende van dese heeft oock Ga naar margenootr Enoch, Ga naar margenoot68 de sevende van Adam, Ga naar margenoot69 gepropheteert, seggende, Ga naar margenoots Siet, de Heere Ga naar margenoot70 is gecomen met sijne Ga naar margenoot71 veel duysent heylige, | |
15Om gerichte Ga naar margenoot72 te houden tegen Ga naar margenoot73 alle, ende Ga naar margenoot74 te straffen alle Ga naar margenoot75 godtloose onder haer, van wegen alle hare godtloose wercken, die sy godtlooslick gedaen hebben, ende Ga naar margenoott van wegen alle Ga naar margenoot76 de harde [woorden] die de godtloose sondaers tegen Ga naar margenoot77 hem gesproken hebben. | |
16Dese zijn Ga naar margenoot78 murmureerders, Ga naar margenoot79 clagers over haren staet, wandelende na Ga naar margenoot80 hare begeerlickheden: Ga naar margenootv ende haren mondt spreeckt zeer opgeblasene dingen: Ga naar margenoot81 verwonderende haer over de persoonen Ga naar margenoot82 om des vordeels wille. | |
17Maer geliefde, gedenckt ghy der woorden die voorseght zijn Ga naar margenoot83 van de Apostelen onses Heeren Iesu Christi: | |
18Dat sy u geseght hebben, Ga naar margenootx dat in den laetsten tijt spotters sullen zijn, die na hare Ga naar margenoot84 godtloose begeerlickheden wandelen sullen. | |
19Dese zijn ’t die haer selven Ga naar margenoot85 afscheyden, Ga naar margenoot86 natuerlicke [menschen], Ga naar margenoot87 den Geest niet hebbende. | |
20Maer geliefde, Ga naar margenoot88 bouwet ghy Ga naar margenoot89 u selven op Ga naar margenoot90 uw’ aller-heylighst geloove, Ga naar margenoot91 biddende Ga naar margenoot92 in den heyligen Geest: | |
21Ga naar margenoot93 Bewaert Ga naar margenoot94 u selven Ga naar margenoot95 in de liefde Godts, verwachtende Ga naar margenoot96 de barmherticheyt onses Heeren Iesu Christi ten eeuwigen leven. | |
23Maer Ga naar margenoot99 behoudt Ga naar margenoot100 andere Ga naar margenoot1 door vreese, ende Ga naar margenoot2 grijptse uyt het vyer: ende haet oock Ga naar margenoot3 den rock die van het vleesch Ga naar margenoot4 bevleckt is. | |
24Hem nu die machtigh is u van Ga naar margenoot5 struyckelen te bewaren, ende onstraffelick te stellen Ga naar margenoot6 voor sijne heerlickheyt in vreugde, | |
25Ga naar margenooty Den alleen wijsen Godt onsen Salichmaker, zy heerlickheyt ende majesteyt, cracht ende macht, beyde nu ende Ga naar margenoot7 in alle eeuwicheyt. Amen. | |
Eynde van den Algemeynen Sendt-brief JUDE. |
|