Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 De Apostel verklaert dat de Heere die hy verkondight, gantsch seker ende treflick is. 3 ende dat hy die voorstelt op dat de geloovighe daer door ghemeynschap souden hebben met Godt, ende hare blijtschap volmaeckt zy. 5 dat wy met Godt, die het licht is, geen gemeynschap en konnen hebben als wy in duysternisse wandelen. 7 maer so wy in ’t licht wandelen dat onse sonden door Christi bloedt gereynight zijn. 8 Dat wy ons niet en moeten laten voorstaen dat wy geen sondaers en zijn, 9 maer dat wy onse sonden voor Godt moeten belijden, ende dat de selve ons van Godt sullen vergeven worden. | |
1HET gene Ga naar margenoota Ga naar margenoot1 van den beginne was, ’tgene wy gehoort hebben, ’tgene wy gesien hebben met onse oogen, Ga naar margenootb ’t ghene wy Ga naar margenoot2 aenschouwt hebben, Ga naar margenootc ende onse handen getast hebben, Ga naar margenoot3 van het Woort Ga naar margenoot4 des levens: | |
2(Ga naar margenoot5 Want Ga naar margenoot6 het Leven Ga naar margenoot7 is geopenbaert, ende Ga naar margenoot8 wy hebben’t gesien, ende wy getuygen, ende vercondigen u lieden Ga naar margenoot9 dat eeuwige Leven, Ga naar margenoot10 ’twelck by den Vader was, ende Ga naar margenoot11 ons is geopenbaert) | |
3’T gene wy [dan] gesien ende gehoort hebben, dat vercondigen wy u, op dat oock ghy Ga naar margenoot12 met ons Ga naar margenoot13 gemeynschap soudt hebben, ende dese Ga naar margenoot14 onse gemeynschap Ga naar margenoot15 oock [zy] Ga naar margenoot16 met den Vader, ende Ga naar margenoot17 met sijnen Sone Iesu Christo. | |
4Ende dese dingen schrijven wy u, op dat Ga naar margenoot18 uwe blijdtschap Ga naar margenoot19 vervult zy. | |
5Ende dit is Ga naar margenoot20 de vercondinge, die wy van Ga naar margenoot21 hem gehoort hebben, ende wy u vercondigen, Ga naar margenootd dat Godt Ga naar margenoot22 een licht is, ende Ga naar margenoot23 gansch geene duysternisse in hem en is. | |
6Indien wy seggen dat wy gemeynschap met hem hebben, ende wy in Ga naar margenoot24 de duysternisse Ga naar margenoot25 wandelen, so Ga naar margenoot26 liegen wy, ende en Ga naar margenoot27 doen de waerheyt niet. | |
7Maer indien wy Ga naar margenoot28 in het licht wandelen, gelijck hy in het licht is, so hebben wy ghemeynschap Ga naar margenoot29 met malkanderen, Ga naar margenoote Ga naar margenoot30 ende het bloedt Iesu Christi Ga naar margenoot31 sijns Soons Ga naar margenoot32 reynight ons van Ga naar margenoot33 alle sonde. | |
8Ga naar margenootf Indien wy seggen dat wy geen sonde en hebben, Ga naar margenoot34 so verleyden wy ons selven, ende Ga naar margenoot35 de waerheyt en is in ons niet. | |
[Folio 147v]
| |
hy is Ga naar margenoot37 getrouw ende Ga naar margenoot38 rechtveerdigh, dat hy ons de sonden vergeve, ende ons reynige van alle ongerechticheyt. | |
10Indien wy seggen dat wy niet gesondight en hebben, so Ga naar margenoot39 maecken wy hem tot een leugenaer, ende Ga naar margenoot40 sijn woort en is niet in ons. |
|