Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 D’Apostel verhaelt voorder de remedien teghen de voorgaende sonden, ende vermaent haer dat sy de vleeschlicke lusten, die den oorspronck der selve zijn, afleggen: aenwijsende tot dien eynde de schadelicke vruchten der selve, als daer zijn, twisten. 2 verhinderinge dat’se niet en verkrijgen ’t gene sy begeeren, ende bidden. 4 ende vyandschap Godts. 5 ’t welck hy bewijst met de Schriftuere. 7 vermanende dat’se haer Gode willen onderwerpen, ende den Duyvel tegenstaen. 8 Daer by doet hy een ernstige vermaninge tot ware bekeeringe, die hy met hare deelen beschrijft. 11 ende insonderheyt van sijnen naesten niet te oordeelen, alsoo ’t selve Godt alleen toekomt. 13 Bestraft oock de gene die in ’t gene sy voornemen te doen, niet en sien op de voorsienigheyt Godts, noch op de broosheyt des levens. 17 ende besluyt dat de gene die weet wat hy doen moet, ende ’t selve niet en doet, swaerder sondight. | |
1VAn waer [komen] Ga naar margenoot1 krijgen ende vechteryen onder u? [Komen’se] niet hier van [namelick] Ga naar margenoot2 uyt uwe wel-lusten Ga naar margenoota die Ga naar margenoot3 in uwe leden Ga naar margenoot4 strijdt voeren? | |
2Ga naar margenoot5 Ghy begeert, ende Ga naar margenoot6 en hebt niet: ghy Ga naar margenoot7 benijdet ende Ga naar margenoot8 yvert [na dingen], ende Ga naar margenoot9 en kont’se niet verkrijgen: ghy Ga naar margenoot10 vecht ende voert krijgh, doch ghy Ga naar margenoot11 en hebt niet, Ga naar margenoot12 om dat ghy niet en biddet. | |
3Ga naar margenoot13 Ghy biddet, ende ghy en ontfangt niet, Ga naar margenootb om dat ghy Ga naar margenoot14 qualick biddet, Ga naar margenoot15 op dat ghy het in uwe wel-lusten doorbrengen soudt. | |
4Ga naar margenoot16 Overspeelders ende overspeelderessen, Ga naar margenoot17 en weet ghy niet dat Ga naar margenoot18 de vrientschap der werelt Ga naar margenoot19 een vyandschap Godts is? Ga naar margenootc Soo wie dan een vriendt der werelt wil zijn, die wordt een vyandt Godts gestelt. | |
5Ga naar margenoot20 Of meynt ghy dat Ga naar margenoot21 de Schrift Ga naar margenoot22 te vergeefs seght, Ga naar margenootd Ga naar margenoot23 De Geest die in ons woont heeft die lust Ga naar margenoot24 tot nijdicheyt? | |
6Ga naar margenoot25 Iae hy geeft Ga naar margenoot26 meerder genade. Daerom seght [de Schrift], Ga naar margenoote Godt wederstaet de hooveerdige, maer de nedrige geeft hy genade. | |
7So Ga naar margenoot27 onderwerpt u dan Gode: Ga naar margenootf wederstaet Ga naar margenoot28 den Duyvel, ende Ga naar margenoot29 hy sal van u vlieden. | |
8Ga naar margenoot30 Naket tot Godt, ende hy sal tot u Ga naar margenoot31 naken. Ga naar margenootg Reynight Ga naar margenoot32 de handen ghy sondaers, ende suyvert de herten Ga naar margenoot33 ghy dobbelhertige. | |
[Folio 141r]
| |
9Ga naar margenooth Ga naar margenoot34 Draeght u als elendige, ende treurt ende weent: uw’ lacchen worde verandert in treuren, ende [uwe] blijdtschap in Ga naar margenoot35 bedroeftheyt. | |
11Broeders, en spreeckt Ga naar margenoot36 niet qualick van malcanderen. Die van [sijnen] broeder qualick spreeckt ende sijnen broeder Ga naar margenoot37 oordeelt, die spreeckt qualick van de Wet, ende Ga naar margenoot38 oordeelt de wet. Indien ghy nu de Wet oordeelt, so en zijt ghy geen dader der Wet, maer Ga naar margenoot39 een rechter. | |
12Daer is Ga naar margenoot40 een eenigh Wet-gever, die behouden kan ende verderven. Ga naar margenootk Doch wie zijt ghy die eenen anderen oordeelt? | |
13Wel aen nu ghy die daer seght, Ga naar margenootl Ga naar margenoot41 Wy sullen heden ofte morgen na sulcken stadt reysen, ende aldaer een jaer Ga naar margenoot42 overbrengen, ende Ga naar margenoot43 coopmanschap drijven, ende winste doen: | |
14Die ghy niet en weet wat morgen [geschieden sal]: Ga naar margenootm want Ga naar margenoot44 hoedanigh is uw’ leven? Want het is Ga naar margenoot45 een damp die voor een weynich [tijdts] Ga naar margenoot46 gesien wordt, ende daer na verdwijnt. | |
15In plaetse dat ghy Ga naar margenoot47 soudt seggen, Ga naar margenootn Indien de Heere wil, Ga naar margenoot48 ende wy leven sullen, so sullen wy dit ofte dat doen. | |
17Ga naar margenooto Wie dan Ga naar margenoot50 weet goet te doen, ende niet en doet, Ga naar margenoot51 dien is het sonde. |
|