Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 Den Apostel komt voorder tot den schuldigen plicht der kinderen tegen hare ouders. 4 ende der vaders tegen hare kinderen. 5 daer nae der dienst-knechten teghen hare heeren. 9 ende der heeren teghen hare dienst-knechten. 10 Vermaent haer ten laetsten in het gemeyn sterck te zijn in den Heere. 11 ende beschrijft de listicheyt ende macht des Satans, daer sy den strijdt tegen hebben. 13 Wapent haer teghen de selve met de gantsche rustinge Godts, die hy in alle deelen verhaelt. 18 Vermaent haer daer beneven tot geduerigh bidden. 19 ende dat oock voor hem, op dat hy in sijne banden het Euangelium vrymoedelick mach spreken. 21 Betuyght dat hy daerom Tychicum tot haer sendt, om haer van sijne gelegenheyt in alles kennisse te doen. 23 ende besluyt den brief met eenen wensch tot vrede, liefde, met geloove ende genade. | |
1Ga naar margenoota GHy kinderen zijt uwen ouderen gehoorsaem Ga naar margenoot1 in den Heere: want dat is recht. | |
2Ga naar margenootb Eert uwen vader, ende moeder, (het welck het eerste gebodt is Ga naar margenoot2 met een belofte) | |
4Ende ghy vaders en verweckt uwe kinderen niet Ga naar margenoot4 tot toorne, Ga naar margenootc maer voedtse op in Ga naar margenoot5 de leeringe ende Ga naar margenoot6 vermaninge des Heeren. | |
5Ga naar margenootd Ghy dienst-knechten zijt gehoorsaem [uwen] heeren Ga naar margenoot7 na den vleesche, Ga naar margenoot8 met vreese Ga naar margenoot9 ende beven, in eenvoudicheyt uwes herten, Ga naar margenoot10 gelijck als Christo: | |
6Niet Ga naar margenoot11 na oogen-dienst, als menschen-behagers, maer als dienst-knechten Christi, doende Ga naar margenoot12 den wille Godts van herten. | |
7Dienende met goetwillicheyt Ga naar margenoot13 den Heere, ende Ga naar margenoot14 niet den menschen: | |
8Wetende dat so wat goedt een yegelijck gedaen sal hebben, hy Ga naar margenoot15 dat selve van den Heere Ga naar margenoot16 sal ontfangen, het zy dienst-knecht, het zy vrije. | |
9Ga naar margenoote Ende ghy heeren Ga naar margenoot17 doet het selve by haer, nalatende de dreyginge: als die wetet dat oock uw’ selfs Heere in de hemelen is, Ga naar margenootf ende [dat] geen Ga naar margenoot18 aenneminge des persoons by hem en is. | |
[Folio 112r]
| |
10Voorders, mijne broeders, Ga naar margenoot19 wordet crachtigh in den Heere, ende in de stercte sijner macht. | |
11Ga naar margenootg Doet aen de geheele wapen-rustinge Godts, op dat ghy konnet staen tegen de Ga naar margenoot20 listige om-leydingen des Duyvels. | |
12Want wy en hebben den strijdt Ga naar margenoot21 niet tegen Ga naar margenoot22 vleesch ende bloedt, maer tegen Ga naar margenoot23 de overheden, Ga naar margenooth tegen de machten, tegen de gewelt-hebbers der werelt, Ga naar margenoot24 der duysternisse deser eeuwe, tegen Ga naar margenoot25 de geestelicke boosheden Ga naar margenoot26 inde lucht. | |
13Daerom neemt aen Ga naar margenooti Ga naar margenoot27 de geheele wapen-rustinge Godts, op dat ghy konnet wederstaen in Ga naar margenoot28 den boosen dagh, ende alles Ga naar margenoot29 verricht hebbende, staende blijven. | |
14Ga naar margenootk Ga naar margenoot30 Staet dan, uwe lenden Ga naar margenoot31 omgegordt hebbende met Ga naar margenoot32 de waerheyt, Ga naar margenootl ende aengedaen hebbende de borst-wapen Ga naar margenoot33 der gerechticheyt: | |
15Ende Ga naar margenoot34 de voeten geschoeyt hebbende met Ga naar margenoot35 bereydtheyt des Euangeliums Ga naar margenoot36 des vredes. | |
16Boven al aengenomen hebbende Ga naar margenoot37 den schilt des geloofs, met welcken ghy alle Ga naar margenoot38 de vyerige pijlen des boosen sult connen Ga naar margenoot39 uytblusschen: | |
17Ga naar margenootm Ende neemt den helm Ga naar margenoot40 der salicheyt, Ga naar margenootn ende het sweerdt Ga naar margenoot41 des Geests, ’twelck is Godts woort: | |
18Met alle Ga naar margenoot42 biddinge ende smeeckinge, biddende Ga naar margenooto tot aller tijdt Ga naar margenoot43 in den geest, ende tot het selve waeckende met alle geduericheyt ende smeeckinge Ga naar margenoot44 voor alle de heylige: | |
19Ende Ga naar margenootp voor my, op dat my Ga naar margenoot45 het woort gegeven worde in de openinge mijns mondts met vrymoedicheyt, om de verborgenheyt des Euangeliums bekent te maken, | |
20Ga naar margenootq Waer over ick Ga naar margenoot46 een gesante ben Ga naar margenootr Ga naar margenoot47 in een keten, op dat ick in’t selve vrymoedelijck mach spreken, gelijck my betaemt te spreken. | |
21Ga naar margenoots Ende op dat oock ghy mooght weten Ga naar margenoot48 ’t gene my aengaet, [ende] wat ick doe, [dat] alles sal u Ga naar margenoott Ga naar margenoot49 Tychicus de geliefde broeder ende getrouwe dienaer in den Heere bekent maken: | |
22Den welcken ick tot dien selven eynde Ga naar margenootv tot u gesonden hebbe, op dat ghy onse saken soudet weten, ende hy Ga naar margenoot50 uwe herten soude vertroosten. | |
23Ga naar margenoot51 Vrede zy den broederen, ende Ga naar margenoot52 liefde met geloove, van Godt den Vader, ende den Heere Iesu Christo. | |
24De genade [zy] met alle de gene die onsen Heere Iesum Christum lief hebben Ga naar margenoot53 in onverderflijckheyt. Amen. | |
Aen die van Ephesen geschreven van Roomen [ende gesonden] door Tychicum. | |
Eynde vanden Sendt-brief Pauli aen die van Ephesen. |
|