Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 Inde inleydinge, die tot het 10 vers duert, stelt den Apostel voor-aen sijnen naem, als schrijver deses briefs, ende den name der gene daer hy aen schrijft, met de gewoonlicke Apostolische groete. 4 Danckt voorder Godt voor de weldaden die hy dese Gemeynte alreede hadde bewesen. 8 ende versekertse van Christi trouwe, in ’t volvoeren van sijn begonnen werck. 10 Komt daer nae tot de sake selve, ende verklaert hoe hy verstaen heeft datter verdeeltheyt onder haer was, ende dat d’ eene seyde, Ick ben Pauli, ende d’ ander, Ick ben Cephe, etc. 13 Berisptse daer over met verscheydene redenen, ende toont dat sy tot een teecken van eenigheydt in Christi name alleen zijn gedoopt geweest. 18 Handelt daer na tegen de gene, die op de wereltsche wel-sprekentheyt roemden, ende verklaert dat Godt daer door onder haer niet krachtigh en was geweest, maer door de eenvoudigheyt der predicatie van den gekruysten Christus. 26 Ende dat dese kracht haer geopenbaert hadde in de bekeeringe niet veler wijse ende machtige onder haer, maer der geringe ende onwijse na de werelt. 29 op dat sy niet in haer selven en souden roemen, maer alleen in Christo, in welcken sy alles hadden ter saligheyt noodigh. | |
1Ga naar margenoot1 PAULUS een geroepen Apostel Jesu Christi, door den wille Godts, ende Ga naar margenoot2 Sosthenes Ga naar margenoot3 de broeder, | |
2Aen de Gemeynte Godts die te Ga naar margenoot4 Corinthen is, Ga naar margenoota Ga naar margenoot5 den geheylighden in Christo Iesu, Ga naar margenootb Ga naar margenoot6 den geroepenen heyligen, Ga naar margenootc met alle die den name onses Heeren Iesu Christi aenroepenGa naar margenoot7 in alle plaetse, beyde hares ende onses [Heeren]. | |
3Ga naar margenootd Ga naar margenoot8 Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo. | |
4Ick dancke Ga naar margenoot9 mijnen Godt alle tijdt over u, van wegen de genade Godts die u gegeven is Ga naar margenoot10 in Christo Iesu. | |
5Ga naar margenoote Dat ghy Ga naar margenoot11 in alles zijt rijcke geworden in hem, Ga naar margenoot12 in alle reden ende alle kennisse: | |
7Alsoo dat het u Ga naar margenoot15 aen geen gave en ontbreeckt, Ga naar margenootf Ga naar margenoot16 verwachtende de openbaringe onses Heeren Iesu Christi. | |
[Folio 88r]
| |
gen tot den eynde toe, [om] Ga naar margenoot18 onstraffelick [te zijn] Ga naar margenoot19 in den dagh onses Heeren Iesu Christi. | |
9Ga naar margenooth Godt is Ga naar margenoot20 getrouw, door welcken ghy geroepen zijt tot Ga naar margenooti Ga naar margenoot21 de gemeynschap sijns Soons Iesu Christi onses Heeren. | |
10Maer Ga naar margenoot22 ick bidde u, broeders, Ga naar margenoot23 door den name onses Heeren Iesu Christi, Ga naar margenootk dat ghy alle Ga naar margenoot24 het selve spreeckt, ende [dat] onder u geene Ga naar margenoot25 scheuringen en zijn, maer [dat] ghy Ga naar margenoot26 te samen gevoeght zijt in eenen selven Ga naar margenoot27 sin, ende in een selve gevoelen. | |
11Want my is van u bekent gemaeckt, mijne broeders, door die van Ga naar margenoot28 Chloës [huysgesin zijn], datter twisten onder u zijn. | |
12Ende dit segge ick, dat een yegelick van u seght, Ga naar margenootl Ick ben Ga naar margenoot29 Pauli, ende ick Ga naar margenootm Ga naar margenoot30 Apollo, ende ick Ga naar margenoot31 Cephe, ende ick Ga naar margenoot32 Christi. | |
13Ga naar margenoot33 Is Christus gedeelt? Is Paulus voor u gecruyst? Of zijt ghy Ga naar margenoot34 in Pauli name gedoopt? | |
14Ick dancke Godt, dat ick niemant van u lieden gedoopt en hebbe, dan Ga naar margenootn Crispum ende Ga naar margenooto Gajum: | |
15Op dat niet yemandt en segge, dat ick in mijnen name gedoopt hebbe. | |
16Doch ick hebbe oock het huysgesin van Ga naar margenootp Stephanas gedoopt: voorts en weet ick niet of ick yemandt anders gedoopt hebbe. | |
17Want Christus en heeft my Ga naar margenoot35 niet gesonden om te doopen, maer om het Euangelium te verkondigen: Ga naar margenootq Ga naar margenoot36 niet met wijsheyt van Ga naar margenoot37 woorden, op dat Ga naar margenoot38 het cruyce Christi niet Ga naar margenoot39 verydelt en worde. | |
18Want Ga naar margenoot40 het woordt des cruyces is wel, den genen die verloren gaen, Ga naar margenoot41 dwaesheyt: Ga naar margenootr maer ons die behouden worden is het Ga naar margenoot42 een kracht Godts. | |
19Want daer is geschreven, Ga naar margenoots Ick sal de wijsheydt Ga naar margenoot43 der wijse doen vergaen, ende het verstant der verstandighe sal ick te niete maken. | |
20Ga naar margenoott Waer is Ga naar margenoot44 de wijse? Waer is de Schriftgeleerde? Waer is de ondersoecker deser eeuwe? En heeft Godt Ga naar margenoot45 de wijsheyt deser werelt niet Ga naar margenoot46 dwaes gemaeckt? | |
21Ga naar margenootv Want nademael Ga naar margenoot47 in de wijsheyt Godts de werelt Godt Ga naar margenoot48 niet en heeft gekent Ga naar margenoot49 door de wijsheyt, soo heeft het Gode behaeght door Ga naar margenoot50 de dwaesheyt der predikinge saligh te maken die gelooven: | |
22Overmits Ga naar margenootx de Ioden Ga naar margenoot51 een teecken begeeren, ende de Griecken Ga naar margenoot52 wijsheydt soecken: | |
23Doch wy prediken Christum den gecruycighden, Ga naar margenooty den Ioden wel Ga naar margenoot53 een ergernisse, ende den Griecken Ga naar margenoot54 eene dwaesheyt: | |
24Maer haer Ga naar margenoot55 die geroepen zijn, beyde Ioden ende Griecken, Ga naar margenoot56 [prediken wy] Christum de kracht Godts, ende Ga naar margenootz de wijsheyt Godts. | |
25Want Ga naar margenoot57 het dwase Godts is wijser dan de menschen: ende Ga naar margenoot58 het swacke Godts is stercker dan de menschen. | |
26Want Ga naar margenoot59 ghy siet uwe roepinge, broeders, Ga naar margenoota dat [ghy] niet vele wijse [en zijt] Ga naar margenoot60 na den vleesche, niet vele machtige, niet vele edele. | |
27Maer Ga naar margenoot61 het dwase der werelt heeft Godt Ga naar margenoot62 uytverkoren, op dat hy de wijse beschamen soude: ende het swacke der werelt heeft Godt uytverkoren, op dat hy het stercke Ga naar margenoot63 soude beschamen. | |
28Ende het onedele der werelt, ende het verachte, heeft Godt uytverkoren, ende Ga naar margenoot64 het gene niet en is, op dat hy Ga naar margenoot65 ’t gene [yet] is Ga naar margenoot66 te niete soude maken. | |
30Maer Ga naar margenoot68 uyt hem zijt ghy Ga naar margenoot69 in Christo Iesu, Ga naar margenootb die ons geworden is Ga naar margenoot70 wijsheyt van Gode, ende rechtveerdigheyt, ende heylighmakinge, ende Ga naar margenoot71 verlossinge. | |
31Op dat [het zy], gelijck geschreven is, Ga naar margenootc Die roemt, Ga naar margenoot72 roeme inden Heere. |
|