Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 De Apostel wijst aen wat voordeel de Ioden hebben. 3 ende beantwoort eenige lasterlijcke tegenwerpingen, die yemant uyt sijne voorgaende Leere konde trecken. 9 ende bewijst met klare getuygenissen des Ouden Testaments, dat hy ten rechten geseght heeft, dat oock selfs de Ioden groote overtreders zijn van Godts Wet. 20 Besluyt daerom, dat uyt de wercken der Wet niemandt en kan voor Godt gerechtveerdight worden. 21 maer dat Godt een andere wijse van Rechtveerdighmakinge in sijn woort heeft geopenbaert. 22 Namelick, de Rechtveerdighmakinge uyt genade, door den geloove in Iesum Christum, die door sijn bloedt onse Versoeninge met Godt is geworden. 27 Waer door de roem wort uyt-gesloten. 29 ende dat niet alleen voor de Ioden, maer oock voor de Griecken ofte Heydenen. | |
1WElck is dan Ga naar margenoot1 het voordeel des Ioden? Of welcke is de nutticheyt der besnijdenisse? | |
2Vele in alle maniere. Ga naar margenoota Want [dit is] wel Ga naar margenoot2 het eerste, dat haer Ga naar margenoot3 de woorden Godts zijn toebetrouwt. | |
3Want wat ist, Ga naar margenoot4 al zijn sommige ongeloovich geweest? sal Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 hare ongeloovicheyt Ga naar margenoot6 het geloove Godts te niete doen? | |
4Dat zy verre: Ga naar margenootc Doch Godt Ga naar margenoot7 zy waerachtigh, Ga naar margenootd maer alle mensche leugenachtigh: gelijck als geschreven is, Ga naar margenoote Op dat ghy Ga naar margenoot8 gerechtveerdicht wort in uwe woorden, ende Ga naar margenoot9 overwint wanneer ghy Ga naar margenoot10 oordeelt. | |
5Indien nu onse ongherechticheyt Ga naar margenoot11 Godts gerechticheyt Ga naar margenoot12 bevestight, wat sullen wy seggen? Is Godt onrechtveerdich als hy Ga naar margenoot13 toorne over [ons] brenght? (ick spreke Ga naar margenoot14 na den mensche) | |
7Want indien de waerheyt Godts Ga naar margenoot16 door mijne leugen Ga naar margenoot17 overvloediger is geworden, tot sijne heerlickheyt, wat worde ick oock noch Ga naar margenoot18 als een sondaer geoordeelt? | |
8Ende [en seggen wy] niet [liever], ( Ga naar margenoot19 gelijck wy gelastert worden, ende gelijck Ga naar margenoot20 sommige seggen dat wy seggen) Laet ons het quaet doen, op dat het goede [daer uyt] come? Ga naar margenoot21 welcker verdoemenisse rechtveerdigh is. | |
9Wat dan? Sijn Ga naar margenoot22 wy Ga naar margenoot23 uytnemender? ganschelijck niet: want wy hebben Ga naar margenoot24 te voren Ga naar margenoot25 beschuldight beyde Ioden ende Griecken, Ga naar margenootf datse alle onder de sonde zijn. | |
10Ga naar margenoot26 Gelijck geschreven is, Ga naar margenootg Daer en is niemandt rechtveerdigh, oock niet een: | |
11Daer is niemandt die Ga naar margenoot27 verstandich is, daer is niemandt die Ga naar margenoot28 Godt soeckt. | |
12Alle zijn sy afgeweecken, te samen zijn sy Ga naar margenoot29 onnut geworden: daer en is niemandt die goet doet, daer en is [oock] niet tot een toe. | |
13Ga naar margenooth Hare kele is Ga naar margenoot30 een geopent graf: met hare tongen plegen sy bedrogh: Ga naar margenooti Ga naar margenoot31 slangen venijn is onder hare lippen: | |
19Wy weten nu dat al wat de wet seght, sy dat Ga naar margenoot36 spreeckt tot de gene die onder de wet zijn: op dat alle mondt gestopt worde, ende de geheele werelt [voor] Godt Ga naar margenoot37 verdoemelijck zy. | |
20Ga naar margenootn Ga naar margenoot38 Daerom en sal uyt de wercken der wet Ga naar margenoot39 geen vleesch Ga naar margenoot40 gerechtveerdicht worden voor hem. Ga naar margenooto Want door de wet is Ga naar margenoot41 de kennisse der sonde. | |
21Maer nu is Ga naar margenoot42 Ga naar margenootp de rechtveerdicheyt Godts geopenbaert geworden Ga naar margenoot43 sonder de wet, hebbende getuygenisse Ga naar margenoot44 van de Wet ende de Propheten: | |
22Namelijck de rechtveerdicheyt Gods | |
[Folio 78v]
| |
door het geloove Iesu Christi, tot allen, ende over allen die gelooven: Want daer en is Ga naar margenoot45 geen onderscheydt. | |
24Ga naar margenootq Ga naar margenoot47 Ende worden Ga naar margenoot48 om niet gerechtveerdight, uyt sijne genade, door Ga naar margenoot49 de verlossinge die in Christo Iesu is: | |
25Ga naar margenootr Welcken Godt Ga naar margenoot50 voorgestelt heeft Ga naar margenoots [tot] een Ga naar margenoot51 versoeninge door het geloove Ga naar margenoot52 in sijnen bloede, Ga naar margenoot53 tot een betooninge van sijne rechtveerdigheyt, door de vergevinge der sonden Ga naar margenoot54 die te voren geschiet zijn, Ga naar margenoot55 onder de verdraechsaemheyt Godts, | |
26Ga naar margenoot56 Tot een betooninge van sijne rechtveerdigheyt in desen tegenwoordigen tijdt: op dat hy rechtveerdigh zy, ende rechtveerdigende den genen, die uyt den geloove Iesu is. | |
27Waer is dan Ga naar margenoot57 de roem? Hy is uytgesloten. Door wat wet? Der wercken? Neen, maer door Ga naar margenoot58 de wet des geloofs. | |
28Ga naar margenoott Wy besluyten dan dat de mensche door het geloove gerechtveerdight wort, Ga naar margenoot59 sonder de wercken der wet. | |
29Ga naar margenoot60 Is Godt [een Godt] der Ioden alleen? Ende en is hy ’t niet oock der Heydenen? Ia, oock der Heydenen. | |
30Nademael hy een eenigh Godt is die Ga naar margenoot61 de Besnijdenisse rechtveerdigen sal uyt het geloove, ende Ga naar margenoot62 de Voor-huyt door het geloove. | |
31Doen wy dan de wet te niete door het geloove? Dat zy verre: maer Ga naar margenoot63 wy bevestigen de wet. |
|