Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 Christus leert op den berch welcke menschen gelucksalich zijn. 13 Vergelijckt sijne Discipulen by sout, licht, ende een stadt op eenen berch gelegen. 17 Verklaert dat hy is gecomen om de wet te vervullen. 21 Wederspreeckt de verkeerde uytleggingen der ouden, van’t seste gebodt. 27 Van’t sevende gebodt ende van den scheyd-brief. 33 van het eedt-sweeren. 38 van weer-wrake. 40 gebied verdraechsaemheyt. 42 weldadicheyt, ende oprechte liefde oock tegen de vyanden. | |
1ENde [Iesus] de scharen siende is geklommen op eenen berch, ende als hy nedergeseten was, quamen sijne discipelen tot hem. | |
3Ga naar margenoota Salich [zijn] de Ga naar margenoot2 arme van geeste: Want harer is het Coninckrijck der Hemelen. | |
5Ga naar margenootc Salich [zijn] de sachtmoedige: Want sy sullen het aerdrijck Ga naar margenoot4[4] be-erven. | |
6Ga naar margenootd Salich [zijn] die Ga naar margenoot5 hongeren ende dorsten [na] de gerechticheyt: Want sy sullen versadicht worden. | |
7Salich [zijn] de barmhertige: Want haer sal barmherticheyt geschieden. | |
8Ga naar margenoote Salich [zijn] de Ga naar margenoot6 reyne van herten: Want sy sullen Ga naar margenoot7 Godt sien. | |
9Salich [zijn] de Ga naar margenoot8 vreedsame: Want sy sullen Gods kinderen Ga naar margenoot9 genaemt worden. | |
10Ga naar margenootf Salich [zijn] die vervolcht worden Ga naar margenoot10 om der gerechticheyt wille: Want harer is het Coninckrijck der hemelen. | |
11Salich zijt ghy als u [de menschen] smaden, ende vervolgen, ende liegende Ga naar margenoot11 alle Ga naar margenoot12 quaet Ga naar margenoot13 tegen u spreken, Ga naar margenootg om mijnent wille. | |
12Ga naar margenooth Verblijt ende verheugt [u], want uwen Ga naar margenoot14 loon [is] Ga naar margenoot15 groot in de hemelen: want alsoo hebben sy vervolgt de Propheten, die Ga naar margenoot16 voor u [geweest zijn]. | |
13Ga naar margenooti Ghy zijt het Ga naar margenoot17 sout der aerde: indien nu het sout Ga naar margenoot18 smakeloos wort, waer mede sal [het] gesouten worden? Het en deucht nergens toe meer, dan om buyten geworpen, ende van de menschen vertreden te worden. | |
14Ghy zijt het Ga naar margenoot19 licht der werelt: een stadt boven op eenen berch liggende en can niet verborgen zijn. | |
15Ga naar margenootk Noch men steeckt geen keerse aen, ende set die onder een Ga naar margenoot20 koren-mate: maer op een kandelaer, ende sy schijnt allen, die in den huyse [zijn]. | |
16Ga naar margenootl Laet uw’ licht alsoo schijnen voor de menschen, dat sy uwe goede wercken mogen sien, ende uwen Vader, die inde hemelen is, Ga naar margenoot21 verheerlicken. | |
17Meynt niet dat ick gecomen ben om Ga naar margenoot22 de Wet ofte de Propheten te ontbinden: Ick en ben niet gecomen om [die] te ontbinden, maer te Ga naar margenoot23 vervullen. | |
18Want voorwaer segge ick u: Ga naar margenootm tot dat de hemel ende de aerde Ga naar margenoot24 voorby gaen, en sal daer niet een Ga naar margenoot25 jota, noch Ga naar margenoot26 een tittel van de Wet voor-by gaen, tot dat het alles sal zijn geschiedt. | |
19Ga naar margenootn So wie dan een van dese minste geboden sal ontbonden, ende de menschen alsoo sal geleert hebben, [die] sal de Ga naar margenoot27 minste genaemt worden in’t Coninckrijcke der Hemelen: Maer so wie [de selve] sal gedaen ende geleert hebben, die sal groot genaemt worden in’t Coninckrijck der hemelen. | |
20Want ick segge u, ten zy uwe gerechticheyt overvloediger zy als der Schriftgeleerden ende der Phariseen, dat ghy in’t Coninckrijck der hemelen geensins en sult ingaen. | |
21Ghy hebt gehoort dat Ga naar margenoot28 [tot] den ouden gesegt is, Ga naar margenooto Ghy en sult niet dooden: maer so wie doodet, [die] sal Ga naar margenoot29 strafbaer zijn door het gerichte. | |
22Doch ick segge u: so wie Ga naar margenoot30 ’t onrecht op sijnen broeder toornich is, die sal strafbaer zijn Ga naar margenoot31 door’t gerichte. Ende wie tot sijnen broeder segt Ga naar margenoot32 Raka, die sal strafbaer zijn door Ga naar margenoot33 den Grooten raet. Maer wie segt, Ghy dwaes, die sal strafbaer zijn door Ga naar margenoot34 het helsche vyer. | |
23So ghy dan uwe gave sult op den Ga naar margenoot35 altaer offeren, ende aldaer gedachtich wort, dat uw’ broeder yet tegen u heeft, | |
[Folio 3v]
| |
24Laet daer uwe gave voor den altaer, ende gaet henen, versoent u eerst met uwen broeder, ende comt dan, ende offert uwe gave. | |
25Ga naar margenootp Weest haestelijck Ga naar margenoot36 welgesint [tegen] uwe wederpartie, terwijle ghy noch met hem op den wech zijt: op dat de wederpartie niet misschien u den Rechter overlevere, ende de Rechter u den Dienaer overlevere, ende ghy inde gevanckenisse geworpen wort. | |
26Voorwaer ick segge u: ghy en sult daer geensins uytcomen, tot dat ghy den laetsten Ga naar margenoot37 penninck sult betaelt hebben. | |
27Ghy hebt gehoort dat [van] den ouden gesegt is: Ga naar margenootq Ghy en sult geen overspel doen. | |
28Maer ick segge u, dat so wie een vrouwe Ga naar margenootr [aen-]siet om de selve Ga naar margenoot38 te begeeren, die heeft alreede overspel in sijn herte met haer gedaen. | |
29Ga naar margenoots Indien dan uwe Ga naar margenoot39 rechter ooge u Ga naar margenoot40 ergert, Ga naar margenoot41 treckt’se uyt, ende werpt’se van u: want het is u nut dat een uwer leden vergae, ende niet uw’ geheel lichaem inde helle geworpen worde. | |
30Ende indien uwe rechter handt u ergert, houwt’se af, ende werpt’se van u: want het is u nut dat een uwer leden vergae, ende niet uw’ geheel lichaem in de helle geworpen worde. | |
31Daer is oock gesegt: Ga naar margenoott So wie sijn wijf Ga naar margenoot42 verlaten sal, die geve haer eenen Ga naar margenoot43 scheyd-brief. | |
32Ga naar margenootv Maer ick segge u, dat so wie sijn wijf verlaten sal, anders dan uyt oorsake van hoererie, die maeckt dat sy overspel doet: ende so wie de verlatene sal trouwen, die doet overspel. | |
33Wederom hebt ghy gehoort, dat [van] den ouden gesegt is: Ga naar margenootx Ghy en sult Ga naar margenoot44 den eedt niet breken, maer ghy sult den Heere Ga naar margenoot45 uwe eeden houden. | |
34Maer ick segge u, Ga naar margenooty Sweert Ga naar margenoot46 ganschelick niet, noch by den hemel, om dat hy is de throon Godts: | |
35Noch by de aerde, Ga naar margenootz om dat sy is de voetbanck sijner voeten: Noch by Ierusalem, Ga naar margenoota om dat sy is de stadt des grooten Conincks. | |
36Noch by u hooft en sult ghy niet sweeren, om dat ghy niet een hayr cont wit ofte swart maken. | |
37Maer laet zijn uw’ woort Ga naar margenoot47 ja, ja: neen, neen: wat Ga naar margenoot48 boven desen is, dat is uyt den boosen. | |
38Ghy hebt gehoort dat Ga naar margenootb gesegt is, Ga naar margenoot49 Ooge om ooge, ende tandt om tandt. | |
39Maer ick segge u, Ga naar margenootc dat ghy den boosen niet en wederstaet: maer so wie u op de rechter wange slaet, Ga naar margenoot50 keert hem oock de andere toe. | |
40Ende so yemant met u rechten wil, ende uwen rock nemen, laet hem oock den mantel. | |
42Ga naar margenootd Geeft den genen die [yet] van u Ga naar margenoot52 bidt, ende en keert u niet af van den genen die van u leenen wil. | |
43Ghy hebt gehoort datter gesegt is, Ga naar margenoote Ghy sult uwen naesten lief hebben, ende Ga naar margenoot53 uwen vyandt sult ghy haten. | |
44Maer ick segge u, Ga naar margenootf Hebt uwe vyanden lief, segent’se die u vervloecken, doet wel den genen die u haten, ende Ga naar margenootg bidt voor de gene die u Ga naar margenoot54 gewelt doen, ende die u vervolgen. | |
45Op dat ghy meucht kinderen Ga naar margenoot55 zijn uwes Vaders die inde hemelen is. Want hy doet sijne Sonne opgaen over boose ende goede, ende regent over rechtveerdige ende onrechtveerdige. | |
46Ga naar margenooth Want indien ghy Ga naar margenoot56 lief hebt, die u lief hebben, wat loon hebt ghy? Doen oock de tollenaers niet het selve? | |
47Ende indien ghy uwe broeders alleen Ga naar margenoot57 groet, wat doet ghy boven andere? Doen oock niet de tollenaers alsoo? | |
48Weest dan ghy lieden volmaeckt, gelijck uw’ Vader, die inde hemelen is, volmaeckt is. |
|