Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdGodt beveelt den geloovigen, die in Israel overich waren, te twisten met den gantschen af-valligen hoop harer mede-broederen, ende haer Godts straffen voor oogen te stellen, van wegen hare grouwelicke afgoderye ende ondanckbaerheyt, vers 1, etc. belooft daerna sijne kercke te herstellen ende overvloedichlick te segenen by den tijt des Messie, 14, etc. | |
1Ga naar margenoot1 TWistet tegen u-lieder Ga naar margenoot2 moeder, twistet, om dat sy mijn Ga naar margenoot3 wijf niet en is, ende ick haer man niet en ben: ende laetse hare Ga naar margenoot4 hoereryen van haer aengesichte, ende hare overspeelderyen van tusschen hare borsten wechdoen. | |
2Op dat ickse niet naeckt Ga naar margenoot5 uyt en stroope, ende settese als ten dage doe sy Ga naar margenoot6 geboren wert: Ia Ga naar margenoot7 makese als eene woestijne, ende settese als een Ga naar margenoot8 dor lant, ende doodese door Ga naar margenoot9 dorst: | |
3Ende my harer Ga naar margenoot10 kinderen niet en ontferme: om dat sy Ga naar margenoot11 kinderen der hoereryen zijn. | |
4Want haerlieder moeder hoereert, die haerlieden ontfangen heeft handelt schandelick: want sy seyt; Ick sal mijne Ga naar margenoot12 boelen na-gaen, die [my] mijn broot ende mijn water, mijne wolle, ende mijn vlas, mijne olye ende mijnen Ga naar margenoot13 dranck geven. | |
5Daerom, siet ick sal uwen wech met doornen betuynen: ende ick sal eenen heyning-muer Ga naar margenoot14 maken, dat sy hare Ga naar margenoot15 paden niet en sal vinden. | |
6Ende sy sal hare boelen Ga naar margenoot16 naloopen, maer de selve niet aentreffen; ende sy salse soecken, maer niet vinden: dan sal sy seggen; Ick sal henen gaen ende keeren weder tot mijnen voorigen Ga naar margenoot17 man; want doe was my beter dan nu. | |
7Sy en Ga naar margenoot18 bekent doch niet, dat ick haer het Ga naar margenoot19 koorn, ende den most, ende de olye gegeven hebbe, ende haer het silver ende gout vermenichvuldicht hebbe, [dat] sy tot den Baal Ga naar margenoot20 gebruyckt hebben. | |
8Daerom sal ick wederkomen, ende Ga naar margenoot21 mijn koorn wechnemen Ga naar margenoot22 op sijnen tijt, ende mijnen most op sijnen gesetten tijt: ende ick sal Ga naar margenoot23 wechrucken mijne wolle ende mijn vlas, [dienende] om hare naecktheyt te bedecken. | |
9Ende nu sal ick hare Ga naar margenoot24 dwaesheyt ontdecken voor de oogen harer boelen: ende niemant en Ga naar margenoota salse uyt mijne hant verlossen. | |
10Ende ick sal doen ophouden alle hare vrolickheyt, hare Ga naar margenoot25 feesten, hare nieuwe maenden, ende hare Sabbathen: ja alle hare gesette hoochtijden. | |
11Ende ick sal verwoesten haren wijnstock, ende haren vygeboom, waer van sy seyt; Dese zijn my een Ga naar margenoot26 hoeren-loon, dat my mijne Ga naar margenoot27 boelen gegeven hebben: maer ick salse stellen tot een Ga naar margenootb wout, ende het wilt-gedierte des velts salse vreten. | |
12Ende ick sal over haer Ga naar margenoot28 besoecken de dagen des Baals, Ga naar margenoot29 daerin sy die geroockt heeft, ende haer verciert met haer Ga naar margenoot30 voorhooftciersel, ende haren Ga naar margenoot31 hals-cieraet, ende is hare boelen nagegaen, maer heeft mijner vergeten, spreeckt de HEERE. | |
13Ga naar margenoot32 Daerom, siet ick salse Ga naar margenoot33 locken, ende Ga naar margenoot34 salse voeren in de woestijne: ende ick sal nae haer Ga naar margenoot35 herte spreken. | |
14Ga naar margenoot36 Ende ick sal haer geven hare wijngaerden van Ga naar margenoot37 daer af, ende het dal Ga naar margenoot38 Achor, tot eene deure der hope: ende aldaer sal sy singen, als in de dagen haerder jeucht, ende als ten dage doe sy optooch uyt Egyptenlant. | |
15Ende het sal te dien dage geschieden, spreeckt de HEERE, dat ghy [my] noemen sult, mijn Man: ende my niet meer noemen sult, mijn Ga naar margenoot39 Baal. | |
16Ende ick sal de namen der Baals van haren mont wechdoen: ende Ga naar margenoot40 sy en sullen niet meer by hare namen gedacht worden. | |
17Ende ick sal te dien dage een verbont Ga naar margenoot41 voor hen maken met het Ga naar margenootc wilt-gedierte des velts, ende met het gevogelte des hemels, ende het kruypende gedierte des aerdbodems: ende ick sal den boge, ende het sweert, ende den Ga naar margenoot42 krijch van der aerden verbreken, ende salse in sekerheyt doen Ga naar margenoot43 nederliggen. | |
[Folio 108r]
| |
18Ende ick sal u my Ga naar margenoot44 ondertrouwen in eeuwicheyt: Ia ick sal u my ondertrouwen Ga naar margenoot45 in gerechticheyt ende in gerichte, ende in goedertierenheyt, ende in barmherticheden. | |
19Ende ick sal u my Ga naar margenoot46 ondertrouwen in Ga naar margenoot47 geloove: Ga naar margenootd ende ghy sult den HEERE kennen. | |
20Ende het sal te dien dage geschieden, dat ick verhooren sal, spreeckt de HEERE; Ick sal den hemel Ga naar margenoot48 verhooren: ende die sal de aerde verhooren. | |
21Ende de aerde sal het koorn verhooren, mitsgaders den most, ende de olye: ende die sullen Ga naar margenoot49 Iizreël verhooren. | |
22Ende ick salse my op der aerden Ga naar margenoot50 zaeyen, ende sal my ontfermen over Ga naar margenoot51 Lo-Ruchama: ende ick Ga naar margenoote sal seggen tot Ga naar margenoot52 Lo-Ammi: Ga naar margenoot53 Ghy zijt mijn volck; ende Ga naar margenoot54 dat sal seggen, Ga naar margenoot55 ô mijn Godt. |
|