Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdVermaninge aen de Moabiten, dat sy hare lammeren brengen souden, vers 1. ende dat sy haer tegen de verdrevene Ioden, vriendelick ende goedertierenlick dragen souden, 3. Maer dewijle sy sulcks niet en deden uyt hooch-moet, 6. so dreycht haer Godt, dat sy soo schrickelick souden uytgeroeyt ende verdelcht worden, 7. dat de Prophete over haer medelijden heeft, 9. Doch hy gaet voort in het verhalen der elenden die haer nakende waren, 10. Ende hy noemt den tijt wanneer het geschieden soude, 14. | |
1Ga naar margenoot1 SEndet Ga naar margenoot2 de lammeren des Ga naar margenoot3 heerschers des lants van Ga naar margenoot4 Sela af, Ga naar margenoot5 nae de woestijne henen Ga naar margenoot6 tot den berch der dochter Zions. | |
2Ga naar margenoot7 Andersins sal 't geschieden, dat Ga naar margenoot8 de dochteren Moabs aen de veyren van Ga naar margenoot9 Arnon sullen zijn, Ga naar margenoot10 als een swervende vogel, [uyt] het nest gedreven zijnde. | |
3Ga naar margenoot11 Brengt eenen raet aen: Ga naar margenoot12 houdt gerichte, Ga naar margenoot13 maeckt uwe schaduwe op 't midden van den middach, gelijck den nacht: Ga naar margenoot14 verbercht Ga naar margenoot15 de verdrevene, [ende] Ga naar margenoot16 en meldet Ga naar margenoot17 den omswevenden niet. | |
4Ga naar margenoot18 Laet Ga naar margenoot19 mijne verdrevene Ga naar margenoot20 onder u verkeeren, ô Moab, Ga naar margenoot21 weest ghy hen een schuylplaetse voor 't aengesichte Ga naar margenoot22 des verstoorders: want de onderdrucker Ga naar margenoot23 heeft een eynde, de verstooringe is te niete geworden, Ga naar margenoot24 de vertreders Ga naar margenoot25 zijn van der aerde verdaen. | |
5Want daer sal Ga naar margenoot26 een Throon Ga naar margenoot27 bevesticht worden Ga naar margenoot28 in goedertierenheyt, ende op den selven sal Ga naar margenoot29 bestendelick een sitten Ga naar margenootc Ga naar margenoot30 in de tente Davids, een die oordeelt, ende 't recht soeckt, ende Ga naar margenoot31 veerdich zy ter gerechticheyt. | |
6Ga naar margenoot32 Wy Ga naar margenootd hebben gehoort de hoovaerdye Ga naar margenoot33 Moabs, hy is seer hoovaerdich: sijnen hoochmoet, ende sijne hoovaerdye, ende sijne verbolgentheyt, Ga naar margenoot34 en zijn alsoo sijne grendelen niet. | |
7Ga naar margenoot35 Daerom sal Ga naar margenoot36 Moab over Moab Ga naar margenoote huylen, altemael sullen sy huylen: over de Ga naar margenoot37 fundamenten van Kir-Hareseth sult ghylieden Ga naar margenoot38 suchten, gewisselick Ga naar margenoot39 sy zijn gebroken. | |
8Ga naar margenoot40 Want Ga naar margenoot41 de velden van Ga naar margenoot42 Hesbon Ga naar margenoot43 zijn verflaeuwt, [oock] de wijnstock van Ga naar margenoot44 Sibma, Ga naar margenoot45 de heeren der heydenen hebben hare uytgelesene-planten verplettert, Ga naar margenoot46 sy Ga naar margenoot47 reycken tot Iaëzer toe, sy dwalen [door] Ga naar margenoot48 de woestijne: Ga naar margenootf hare Ga naar margenoot49 scheuten zijn uytgespreyt, sy zijn Ga naar margenoot50 gegaen over zee. | |
9Ga naar margenoot51 Daerom beweene ick in de weeninge over Iaëzer, den wijnstock van Sibma, Ga naar margenoot52 ick make u door-nat met mijne tranen, ô Hesbon, ende Eleale: want het vreugden-geschrey over uwe somer-vruchten, ende over uwen oogst, Ga naar margenoot53 is gevallen: | |
10Also dat de blijtschap ende vrolick- | |
[Folio 9v]
| |
heyt Ga naar margenoot54 wech-genomen is Ga naar margenoot55 van 't vruchtbare velt: ende in de wijngaerden en wort niet gesongen, [noch], eenich gejuych gemaeckt; Ga naar margenoot56 de [druyve]-treder en treedt Ga naar margenoot57 geenen wijn uyt Ga naar margenoot58 in de wijn-backen, Ga naar margenoot59 Ick hebbe Ga naar margenoot60 het vreuchden-geschrey doen ophouden. | |
11Ga naar margenoot61 Daerom Ga naar margenoot62 rommelt mijn ingewant Ga naar margenoot63 over Moab, Ga naar margenoot64 als een harpe: ende Ga naar margenoot65 mijn binnenste Ga naar margenoot66 over Ga naar margenoot67 Kir-heres. | |
12Ende 't sal geschieden alsmen sien sal dat Moab Ga naar margenoot68 vermoeyt is geworden Ga naar margenoot69 op de hoochten: dan sal Ga naar margenoot70 hy Ga naar margenoot71 in sijn heylichdom gaen om te aenbidden, maer Ga naar margenoot72 hy en sal Ga naar margenootg niet vermogen. | |
14Maer Ga naar margenoot74 nu spreeckt de HEERE, seggende, Ga naar margenoot75 Binnen drye jaren Ga naar margenoot76 (als de jaren eenes huerlincks) dan sal de eere Moabs verachtsaem gemaeckt worden, Ga naar margenoot77 met alle die groote menichte: ende het overblijfsel sal kleyn, weynich, onmachtich wesen. |
|