Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDe wijse man leert de jonge lieden, dat sy haer tot godtsalicheyt sullen schicken ende wennen, eer de ouderdom aenkomt, vers 1. welcken hy met velerley gelijckenissen beschijft, 2, etc. hier op volcht het besluyt deses Boecks, dat het al ydelheyt is, 8. ende hy seyt, dat de somme aller leere dese is, Godt te vreesen, ende sijne geboden te houden, 13. | |
1ENde Ga naar margenoot1 gedenckt aen Ga naar margenoot2 uwen Schepper in de dagen uwer jongelinckschap: eer dat Ga naar margenoot3 de quade dagen komen, ende de jaren naederen, van de welcke ghy seggen sult, Ick en hebbe geenen lust in de selve. | |
2Ga naar margenoot4 Eer dan de Sonne, ende het licht, ende de Mane, ende de Sterren Ga naar margenoot5 verduystert worden, ende Ga naar margenoot6 de wolcken weder komen na den regen. | |
3In den dage wanneer Ga naar margenoot7 de wachters des huyses sullen beven, ende Ga naar margenoot8 de stercke mannen haer selven sullen krommen: ende Ga naar margenoot9 de maelsters sullen Ga naar margenoot10 stille staen, om dat sy Ga naar margenoot11 minder geworden zijn: ende Ga naar margenoot12 die door de vensteren sien, verduystert sullen worden. | |
4Ende Ga naar margenoot13 de twee deuren Ga naar margenoot14 nae de strate Ga naar margenoot15 sullen gesloten worden, Ga naar margenoot16 alsser is een nederich geluyt Ga naar margenoot17 der malinge, ende Ga naar margenoot18 hy Ga naar margenoot19 opstaet Ga naar margenoot20 op de stemme des vogelkens, ende alle Ga naar margenoot21 de sangeressen Ga naar margenoot22 neder gebogen sullen werden. | |
5Oock [wanneer] Ga naar margenoot23 sy haer Ga naar margenoot24 voor de hoochte sullen vreesen, ende datter Ga naar margenoot25 verschrickingen sullen zijn op den wech, Ga naar margenoot26 ende d’amandel-boom sal bloeyen, Ga naar margenoot27 ende dat de sprinckhane sich selven een last sal wesen, ende dat Ga naar margenoot28 de lust sal vergaen: Ga naar margenoot29 want de mensche gaet Ga naar margenoot30 nae sijn eeuwich huys, ende Ga naar margenoot31 de rouw-klagers sullen in der strate omgaen. | |
6Ga naar margenoot32 Eer dan de silveren coorde ontketent worde, ende Ga naar margenoot33 de guldene schale in stucken gestooten worde, ende Ga naar margenoot34 de kruycke aen de sprinck-ader gebroken worde, ende Ga naar margenoot35 het radt aen den bornput in stucken gestooten worde: | |
7Ga naar margenoota Ende dat Ga naar margenoot36 het stof wederom tot aerde keere, als het geweest is: ende Ga naar margenoot37 de geest weder Ga naar margenoot38 tot Godt keere, Ga naar margenootb Ga naar margenoot39 die hem gegeven heeft. | |
8Ga naar margenootc Ga naar margenoot40 Ydelheyt der ydelheden, seyt de Prediker: ’t is al ydelheyt. | |
9Ende voorts, dewijle de Prediker wijs geweest is, Ga naar margenoot41 so leerde hy het volck noch Ga naar margenoot42 wetenschap, ende Ga naar margenoot43 merckte op, ende Ga naar margenoot44 ondersocht, Ga naar margenoot45 hy stelde vele Ga naar margenootd spreucken in orden. | |
10De Prediker socht aengename Ga naar margenoot46 woorden uyt te vinden: ende het geschrevene is Ga naar margenoot47 recht, woorden der waerheyt. | |
[Folio 22v]
| |
prickelen, ende gelijck nagelen, diep Ga naar margenoot49 ingeslagen [van] de meesters der Ga naar margenoot50 versamelingen, Ga naar margenoot51 [die] gegeven zijn Ga naar margenoot52 van den eenigen Herder. | |
12Ende wat boven Ga naar margenoot53 de selve is, mijn Sone, weest gewaerschouwt: Ga naar margenoot54 van vele Boecken te maken, en is geen eynde; ende Ga naar margenoot55 veel lesens Ga naar margenoot56 is vermoeyinge Ga naar margenoot57 des vleesches. | |
13Van Ga naar margenoot58 alles dat gehoort is, is Ga naar margenoot59 het eynde van de sake: Ga naar margenoote Vreest Ga naar margenoot60 Godt, ende houdt sijne geboden; want Ga naar margenoot61 dit [betaemt] alle menschen. | |
14Ga naar margenootf Want Godt sal Ga naar margenoot62 yeder werck Ga naar margenoot63 in ’t gerichte brengen, met al dat verborgen is, ’t zy goet, of, ’t zy quaet. | |
Eynde des Boecks Ecclesiastes, of, Prediker. |
|