Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDe Prophete bidt Godt dat hy wrake doe over de tyrannen ende godtloose, die hy hier beschrijft, hen aenwijsende Godes voorsichticheyt in het scheppen ende regeren der werelt, ende hy troost de godtsalige met de hulpe, ende verlossingen, die de Heere gewoon is den sijnen te bewijsen. | |
1O Godt Ga naar margenoot1 der wraken, o HEERE, Godt der wraken, Ga naar margenoota Ga naar margenoot2 verschijnt blinckende. | |
[Folio 275v]
| |
2Ghy Ga naar margenoot3 Richter der aerde, Ga naar margenoot4 verheft u: brengt vergeldinge weder over de hoovaerdige. | |
3Hoe lange sullen de godloose, o HEERE? hoe lange sullen de godloose Ga naar margenoot5 van vreucht opspringen? | |
4Uytgieten? hardt spreken? alle werckers der ongerechticheyt sich beroemen? | |
6De weduwe ende den vreemdelinck dooden sy: ende sy vermoorden de weesen, | |
7Ende seggen, Ga naar margenootb de HEERE en siet het niet: ende de Godt Iacobs en merckt het niet. | |
8Ga naar margenootc Aenmerckt Ga naar margenoot7 ghy onvernuftige onder den volcke, ende ghy dwase, wanneer sult ghy verstandich worden? | |
9Ga naar margenootd Soude die de oore plant, niet hooren? soude die de ooge formeert, niet aenschouwen? | |
10Soude Ga naar margenoot8 die de heydenen tuchticht, niet straffen? Ga naar margenoot9 Hy die den mensche wetenschap leert? | |
12Welgelucksalich is de man, o HEERE, Ga naar margenoot10 dien ghy tuchticht: ende dien ghy leert uyt uwe wet, | |
13Om hem ruste te geven van de quade dagen: Ga naar margenoot11 tot dat de kuyl voor den godloosen gegraven wert. | |
14Want Ga naar margenootf de HEERE en sal sijn volck niet begeven: noch hy en sal sijn erve niet verlaten. | |
15Want Ga naar margenoot12 ’t oordeel sal weder keeren tot de gerechticheyt: ende alle oprechte van herte sullen Ga naar margenoot13 ’tselve navolgen. | |
16Wie sal voor my Ga naar margenoot14 staen tegen de boosdoenders? wie sal sich voor my stellen tegen de werckers der ongerechticheyt? | |
17Ten ware dat de HEERE my een hulpe geweest ware: Ga naar margenoot15 mijne ziele hadde Ga naar margenoot16 by nae Ga naar margenoot17 in de stilte gewoont. | |
18Als Ga naar margenoot18 ick seyde, Mijn voet wanckelt, uwe goedertierenheyt, o HEERE, ondersteunde my. | |
19Ga naar margenoot19 Als mijne gedachten binnen in my vermenichvuldicht wierden, hebben uwe vertroostingen mijne ziele verquickt. | |
20Soude sich Ga naar margenoot20 de stoel der schadelicheden met u vergeselschappen? die moeyte verdichtet Ga naar margenoot21 by insettinge? | |
21Sy Ga naar margenoot22 rotten sich t’ samen tegen de ziele des rechtveerdigen: ende sy Ga naar margenoot23 verdoemen onschuldich bloet. | |
22Doch de HEERE is my geweest tot een hooch-vertreck: ende mijn Godt tot Ga naar margenoot24 een steenrotse mijner toevlucht. | |
23Ende Ga naar margenoot25 hy sal hare ongerechticheyt op hen doen wederkeeren, ende hy salse Ga naar margenoot26 in hare boosheyt verdelgen: de HEERE onse Godt salse verdelgen. |
|