Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDe Prophete geeft sijnes herten droeffenisse te kennen, om dat hy by de vergaderinge der Geloovigen niet en mocht wesen, verklarende de gelucksalicheyt der gener die sulcx mochte gebeuren: Wenschende ende biddende, daer wederom te mogen verschynen. | |
1VOor Ga naar margenoot1 den Opper-sang-meester, op de Ga naar margenoot1 Gittith: Een Psalm Ga naar margenoot1 voor de kinderen Korah. | |
3Ga naar margenoota Mijn ziele is begeerich, Ga naar margenoot3 ende beswijckt oock van verlangen, nae Ga naar margenoot4 de voorhoven des HEEREN: Ga naar margenoot5 mijn herte, ende mijn vleesch roepen uyt tot den levendigen Godt. | |
4Selfs vindt de mussche een huys, ende de swaluwe een nest voor haer, daerse hare jongskens legt, Ga naar margenoot6 by uwe altaren, HEERE der heyrscharen, mijn Coninck, ende mijn Godt. | |
5Welgelucksalich zijnse die in u huys Ga naar margenoot7 woonen: sy prijsen u Ga naar margenoot8 gestadelick, Ga naar margenoot9 Sela! | |
6Welgelucksalich is de mensche wiens sterckte in u is, Ga naar margenoot10 in welcker herte de gebaende wegen zijn. | |
7Als sy door Ga naar margenoot11 het dal Ga naar margenoot12 der moerbesye-boomen doorgaen, Ga naar margenoot13 stellen sy hem tot een fonteyne, oock sal de regen haer Ga naar margenoot14 gantsch rijckelick overdecken. | |
8Ga naar margenoot15 Sy gaen van kracht tot kracht, een yegelick [van haer] sal verschijnen voor Godt Ga naar margenoot16 in Zion. | |
9HEERE Godt der heyrscharen, hoort mijn gebedt: neemt’et ter oore, ô Godt Iacobs, Sela! | |
10O Godt, Ga naar margenoot17 onse schilt, Ga naar margenoot18 siet: ende aenschouwt Ga naar margenoot19 het aengesichte Ga naar margenoot20 uwes Gesalfden. | |
11Want een dach in uwe Ga naar margenoot21 voor-hoven, is beter dan duysent Ga naar margenoot22 [elders]: Ick | |
[Folio 273r]
| |
koos liever Ga naar margenoot23 aen den dorpel in het Huys mijnes Godts te wesen, dan lange te woonen in Ga naar margenoot24 de tenten der godtloosheyt. | |
12Want Godt de HEERE Ga naar margenoot25 is een Sonne ende schilt, de HEERE sal genade ende eere geven: Ga naar margenoot26 hy en sal het goede niet onthouden den genen die in oprechticheyt wandelen. | |
|