Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdIob wort weder van den Heere bestraft, om dat hy de gerechticheyt, ende de macht Godts noch niet ten vollen bekent en hadde, vers 1, etc. de macht Godts wort beschreven door tegenstellinge van de swackheyt Iobs, 4. door eenige bevelen hem van Godt spotscher wijse voorgestelt, op dat hy sijne macht, in 't nakomen der selver soude betoonen, 5. door de beschrijvinge van den Behemoth, 10. ende van den Leviathan, die Godt beyde geschapen heeft, 20. | |
2Ga naar margenoot2 Gordt nu als een man uwe lendenen; ick sal u vragen, ende Ga naar margenoot3 onderricht my. | |
3Sult ghy Ga naar margenoot4 oock Ga naar margenoota mijn Ga naar margenoot5 oordeel te niete maken? sult ghy my Ga naar margenoot6 verdoemen, op dat ghy rechtveerdich zijt? | |
4Hebt ghy eenen Ga naar margenoot7 arm gelijck Godt? ende kont ghy gelijck hy met de stemme donderen? | |
5Ga naar margenoot8 Verciert u nu met voortreflicheyt, ende hoocheyt, ende bekleedt u met majesteyt, ende heerlickheyt. | |
6Stroyt de Ga naar margenoot9 verbolgentheden uwes toorns uyt, ende Ga naar margenoot10 siet allen hoochmoedigen, ende vernedert hem. | |
7Siet allen hoochmoedigen, [ende] brengt hem t'onder: ende verplettert de godtloose Ga naar margenoot11 in hare plaetse. | |
8Verberchtse Ga naar margenoot12 t'samen in't Ga naar margenoot13 stof; Ga naar margenoot14 verbindt hare aengesichten in't verborgen. | |
9Dan sal ick oock u loven, Ga naar margenoot15 om dat uwe Ga naar margenoot16 rechter-hant u sal verlost hebben. | |
10Siet nu, Ga naar margenoot17 Behemoth, welcken ick gemaeckt hebbe Ga naar margenoot18 nevens u, Ga naar margenoot19 hy eet hoy, gelijck een runt. | |
11Siet doch, sijne kracht is in sijne lendenen; ende sijne macht inden Ga naar margenoot20 navel sijns buycks. | |
12Alst hem lust, Ga naar margenoot21 sijnen steert is als een Ceder: de senuwen sijner schaemte zijn Ga naar margenoot22 doorvlochten. | |
13Sijne beenderen zijn [als] Ga naar margenoot23 vast coper: sijne gebeenten zijn als ysere hantboomen. | |
14Hy is Ga naar margenoot24 een hooft-stuck der wegen Godts: die hem gemaeckt heeft, heeft [hem] Ga naar margenoot25 sijn sweert aengehecht. | |
15Ga naar margenoot26 Om dat de bergen hem voeder voortbrengen, daerom spelen alle de dieren des velts Ga naar margenoot27 aldaer. | |
[Folio 249r]
| |
16Onder Ga naar margenoot28 schaduwachtige-boomen leyt hy neder: Ga naar margenoot29 in een schuyl-plaetse des riets, ende des slijcks. | |
17De schaduwachtige-boomen bedecken hem, Ga naar margenoot30 elck een met sijne schaduwe: de beeck-wilgen omringen hem. | |
18Siet, hy Ga naar margenoot31 doet de riviere gewelt aen, [ende] en Ga naar margenoot32 verhaest sich niet: hy vertrouwt, dat hy de Ga naar margenoot33 Iordane in sijnen mont soude konnen intrecken. | |
19Soude men hem Ga naar margenoot34 voor sijn oogen konnen vangen? soude men [hem] met stricken den neuse doorbooren konnen? | |
20Sult ghy den Ga naar margenoot35 Leviathan met den angel Ga naar margenoot36 trecken, ofte Ga naar margenoot37 sijne tonge met eene koorde, [die] ghy laet neder sincken? | |
21Sult ghy hem eene Ga naar margenoot38 biese inde neuse leggen? of met een Ga naar margenoot39 doorn sijne kake doorbooren? | |
22Sal hy aen u Ga naar margenoot40 vele smeeckingen maken? sal hy Ga naar margenoot41 sachtkens tot u spreken? | |
23Sal hy een verbont met u maken? sult ghy hem aennemen tot Ga naar margenoot42 eenen eeuwigen slave? | |
24Sult ghy met hem spelen, gelijck [met] een Ga naar margenoot43 vogelken? of sult ghy hem binden Ga naar margenoot44 voor uwe jonge dochteren? | |
25Sullen de Ga naar margenoot45 met-gesellen over hem een Ga naar margenoot46 maeltijt bereyden? sullen sy hem deelen onder de Ga naar margenoot47 koop-lieden? | |
26Sult ghy sijne huyt met haken Ga naar margenoot48 vullen; of met een visschers Ga naar margenoot49 krauwel sijn hooft? | |
27Legt uwe hant Ga naar margenoot50 op hem; gedenckt Ga naar margenoot51 des strijts, Ga naar margenoot52 doet het niet meer. | |
28Siet, Ga naar margenoot53 sijne hope sal Ga naar margenoot54 feylen: sal Ga naar margenoot55 hy oock voor sijn Ga naar margenoot56 gesichte Ga naar margenoot57 nedergeslagen worden? |
|