Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDavids laetste bevel aen de Vorsten, vers 1, etc. Ende aen Salomo, aengaende het onderhouden aller geboden Godes, ende by namen der opbouwinge des Tempels, 9. Hy geeft Salomo een voor-beelt van ’t gantsche gebouw, mitsgaders aller vaten daer toe gehoorende, 14. Corte wederhalinge der vermaninge Davids aen Salomo, 20. | |
1Ga naar margenoot1 DOe vergaderde David te Ierusalem alle Overste van Israël, de Overste der stammen, ende Ga naar margenoot2 de Overste der verdeelingen den Coninck dienende, ende de Overste der duysenden, ende d’Overste der honderden, ende de Overste van alle have, ende vee des Conincks, ende Ga naar margenoot3 sijner sonen, met Ga naar margenoot4 de Kamerlingen ende de helden, ja allen kloecken helt. | |
2Ende de Coninck David Ga naar margenoot5 stont op sijne voeten, ende hy seyde, Hoort my mijne broeders, ende mijn volck, Ick hadde in mijn herte Ga naar margenoot6 een huys der ruste voor de Arke des verbonts des HEEREN te bouwen, ende voor den Ga naar margenoot7 voet-banck der voeten onses Godts, ende ick hebbe gereetschap gemaeckt om te bouwen. | |
3Ga naar margenoota Maer Godt heeft tot my geseyt, Ghy en sult mijnen Name geen huys bouwen: want ghy zijt een krijchs-man, ende ghy hebt Ga naar margenoot8 veel bloets vergoten. | |
4Nu heeft my de HEERE de Godt Israëls verkoren uyt mijnes vaders gantsche huys, dat ick tot Coninck over Israël wesen soude Ga naar margenoot9 in eeuwicheyt, want hy heeft Ga naar margenoot10 Iuda tot eenen Voorganger verkoren, ende mijnes vaders huys in het huys Iuda: ende onder de sonen mijnes vaders heeft hy een welgevallen aen my gehadt, Ga naar margenootb dat hy my ten Coninck maeckte over gantsch Israël. | |
5Ende uyt alle mijne sonen (want de HEERE heeft my veel sonen gegeven) so heeft hy mijnen sone Salomo vercoren, dat hy sitten soude op den stoel des Coninckrijcks des HEEREN over Israël. | |
6Ende Ga naar margenootc hy heeft tot my geseyt, Uw’ sone Salomo, die sal mijn huys, ende mijne voor-hoven bouwen: want ick hebbe hem my uytverkoren tot eenen sone, ende Ga naar margenootd ick sal hem tot eenen vader zijn. | |
7Ende ick sal sijn Coninckrijcke bevestigen tot Ga naar margenoot11 in eeuwicheyt: Indien hy sterck wesen sal om mijne geboden ende mijne rechten te doen, Ga naar margenoot12 gelijck te desen dage. | |
8Nu dan, voor de oogen des gantschen Israels, de gemeynte des HEEREN, ende voor de ooren onses Godts, Ga naar margenoot13 houdet ende soecket alle de geboden des HEEREN uwes Godts: op dat ghy lieden dat goede lant erffelick besittet, ende uwen kinderen na u tot in eeuwicheyt doet erven. | |
9Ende ghy, mijn sone Salomo, kent Ga naar margenoot14 den Godt uwes vaders, ende dient hem met een volkomen herte, ende met eene willige ziele: want Ga naar margenoote de HEERE door-soeckt alle herten, ende hy verstaet Ga naar margenoot15 al het gedichtsel der gedachten: indien ghy hem soeckt, hy sal van u gevonden worden: maer indien ghy hem verlaett, hy sal u tot in eeuwicheyt verstooten. | |
10Siet nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat ghy een huys ten Heylichdom bouwet, weest sterck, Ga naar margenoot16 ende doet het. | |
11Ende David gaf sijnen sone Salomo een Ga naar margenoot17 voorbeelt des voorhuyses, met sijne behuysingen, ende sijne schat-kameren, ende sijne opper-salen, ende sijne binnen-kameren, ende van het huys Ga naar margenoot18 des versoen-decksels, | |
12Ende een voor-beelt van alles dat Ga naar margenoot19 by hem Ga naar margenoot20 door den Geest was, [namelick] van de voorhoven des Huyses des HEEREN, ende van alle kameren rontom: Ga naar margenoot21 tot de schatten des Huyses Godes, ende tot de schatten der heylige dingen, | |
13Ende Ga naar margenoot22 van de verdeylingen der Priesteren ende der Leviten, ende van alle werck des dienstes van het Huys des HEEREN, ende van alle vaten des dienstes van het Huys des HEEREN. | |
14Ga naar margenoot23 Het gout [gaf hy] nae’t goutgewichte, tot alle vaten Ga naar margenoot24 van elcken dienst: [oock silver] tot alle silveren vaten by gewichte, tot alle de vaten Ga naar margenoot24 van elcken dienst. | |
[Folio 197v]
| |
15Ende ’t gewichte tot de goudene Candelaers, ende hare goudene Lampen, nae ’tgewichte Ga naar margenoot25 eenes yegelicken Candelaers, ende sijner Lampen: oock tot de silveren Candelaers nae ’t gewichte eenes Candelaers ende sijner Lampen, nae den dienst eenes yegelicken Candelaers. | |
16Oock [gaf hy] ’tgout nae ’tgewichte Ga naar margenoot26 tot de Tafelen der toerichtinge, Ga naar margenoot27 tot elcke tafel: ende ’tsilver tot de silveren Tafelen. | |
17Ende louter gout tot de krauwelen, ende tot Ga naar margenoot28 de spreng-beckens, ende tot de schotelen: ende tot goudene bekers, ’tgewichte Ga naar margenoot29 tot elcken beker: desgelijcx tot silveren bekers, tot elcken beker ’tgewichte. | |
18Ende tot den reuck-altaer geloutert gout in gewichte: ende gout tot het voor-beelt Ga naar margenoot30 des wagens [te weten] der Cherubim, die [de vleugels] souden uytbreyden, ende de Arke des verbonts des HEEREN overdecken. | |
19Dit alles Ga naar margenoot31 heeftmen my [seyde David] Ga naar margenoot32 by geschrifte te verstaen gegeven van de hant des HEEREN, [te weten] alle de wercken deses voor-beelts. | |
20Ende David seyde tot sijnen sone Salomo, Ga naar margenootf Weest sterck, ende hebt goeden moet, ende doet het, en vreest niet noch en weest niet verslagen: want de HEERE Godt, mijn Godt, sal met u zijn, hy en sal u niet begeven, noch hy en sal u niet verlaten, tot dat ghy al het werck ten dienste des Huyses des HEEREN sult volbracht hebben. | |
21Ende siet, daer zijn de verdeylingen der Priesteren ende der Leviten tot allen dienste des Huyses Godes: ende by u zijn tot allen wercke allerley vrywillige, met wijsheyt tot allen dienste, oock de Vorsten, ende ’tgantsche volck, [bereydt] tot alle uwe Ga naar margenoot33 bevelen. |
|