Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdSiet den inhoudt deses Capittels, 2.Sam. 11.1. ende Capit. 12.26. ende capit. 21. | |
1Ga naar margenoot1 ’T geschiedde nu ten tijde der wederkomste des jaers, ten tijde als de Coningen Ga naar margenoot2 uyt-trocken, so voerde Ioab de heyr-kracht, ende hy verdorf der kinderen Ammons lant, ende hy quam, ende belegerde Ga naar margenoot3 Rabba, maer David bleef te Ierusalem: ende Ioab sloech Rabba, ende Ga naar margenoot4 verwoestese. | |
2Ga naar margenoot5 Ende David nam de kroone hares Conincks van sijn hooft, ende hy bevontse in gewichte een talent gouts, ende daer was edel-gesteente aen: ende sy wert op Davids hooft [gesett]: Ga naar margenoot6 ende hy voerde seer veel roofs uyt de Stadt. | |
3Hy voerde oock het volck uyt dat daer in was, ende Ga naar margenoota hy saegdese met der sage, ende met yseren dorsch-wagens, Ga naar margenoot7 ende met bylen, ende alsoo dede David alle de steden der kinderen Ammons: Doe keerde David wederom, met al het volck, nae Ierusalem. | |
4Ende ’t geschiedde daer na, als de crijch met Philistijnen te Ga naar margenoot8 Gazer opstont: doe sloech Sibbechai de Husathiter Ga naar margenoot9 Sippai, die van de kinderen Ga naar margenoot10 Rapha was, ende Ga naar margenoot11 sy wierden t’ondergebracht. | |
5Daerna wasser noch een krijch tegen de Philistijnen, ende Elhanan de sone Ga naar margenoot12 Iaïrs versloech Lachmi den broeder Goliats des Gethiters, wiens spiessen-hout was als een wevers-boom. | |
6Daerna wasser noch een crijch te Gath: ende daer was Ga naar margenoot13 een seer lanck man, ende Ga naar margenoot14 sijne vingeren waren ses en sesse, vier en twintich, ende hy was oock Rapha geboren. | |
7Ende Ga naar margenoot15 hy hoonde Israël: maer Ionathan de sone Ga naar margenoot16 Simea des broeders Davids versloech hem. | |
8Dese waren Rapha geboren te Gath: ende Ga naar margenoot17 sy vielen door de hant Davids, ende door de hant sijner knechten. |
|