Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdNahas belegert Iabes in Gilead, vers 1, etc. Hy en wil de belegerde niet aen nemen dan onder harde conditien, 2. De belegerde versoecken seven dagen om haer hier over te beraden, 3. welcke sy verkregen hebbende, so versoecken sy hulpe van hare broederen, 4. Saul die onredelicke conditien hoorende, wert seer toornich, 5. Hy bereydt hem om Iabes te ontsetten, 6. met een leger van 330000. man, 8. Hy laet die van Iabes weten, dat hyse ontsetten soude, 9. Die hare belegeraers bedriegen, 10. Hoe Saul Iabes ontsett hebbe, 11. Het volck wil die dooden, die geweygert hadden Saul ten Coninck aen te nemen, 12. Maer Saul en wil sulcks niet toe-laten, 13. Hy wort in het Coninckrijcke bevestigt te Gilgal, 14. | |
1DOe tooch Nahas de Ammoniter op, ende belegerde Ga naar margenoot1 Iabes in Gilead: Ende alle de mannen van Iabes seyden tot Nahas, Maeckt een verbont met ons, so sullen wy u dienen. | |
2Doch Nahas de Ammoniter seyde tot hen, Ga naar margenoot2 Mits desen sal ick [een verbont] met ulieden maken, dat ick u allen de rechter ooge uytsteke: ende dat ick dese Ga naar margenoot3 schande op gantsch Israël legge. | |
3Doe seyden tot hem Ga naar margenoot4 de Outste van Iabes, Ga naar margenoot5 Laet seven dagen van ons af, dat wy boden senden in alle de lantpalen van Israël: isser dan niemant die ons verlost, so Ga naar margenoot6 sullen wy tot u uytgaen. | |
4Als de boden te Ga naar margenoot7 Gibea Sauls quamen, so spraken sy dese woorden voor de ooren des volcks: doe hief al dat volck sijn stemme op, ende weende. | |
5Ende siet, Ga naar margenoot8 Saul quam achter de runderen uyt het velt, ende Saul seyde, Wat is den volcke, dat sy weenen? doe vertelden sy hem de woorden der mannen van Iabes. | |
6Ga naar margenoot9 Doe wert de Geest Godes veerdich over Saul, als hy dese woorden hoorde: ende Ga naar margenoot10 sijn toorn ontstack seer. | |
7Ende hy nam een paer runderen, ende hieuwse in stucken, ende hy Ga naar margenoot11 sondtse in alle lant-palen Israëls door de hant der Ga naar margenoot12 boden, seggende, Die niet selfs uyt en treckt achter Saul, ende achter Ga naar margenoot13 Samuel, alsoo salmen sijne runderen doen: doe viel Ga naar margenoot14 de vreese des HEEREN op het volck, ende sy Ga naar margenoota gingen uyt als een eenich man. | |
8Ende hy Ga naar margenoot15 teldese Ga naar margenoot16 te Bezek: ende der kinderen Israëls waren drye hondert duysent, ende der mannen Iuda dertich duysent. | |
9Doe seyden Ga naar margenoot17 sy tot de boden, die gekomen waren, Aldus sult ghylieden den mannen te Iabes in Gilead seggen, Morgen sal u verlossinge geschieden, als de Sonne heet worden sal: Als de boden quamen, ende verkondichden [dat] den mannen te Iabes, so werden sy verblijdt. | |
[Folio 129v]
| |
10Ende de mannen van Iabes Ga naar margenoot18 seyden, Ga naar margenoot19 Morgen sullen wy tot ulieden uytgaen: ende ghy sult ons doen nae alles dat goet is in uwe oogen. | |
11’T geschiedde nu Ga naar margenoot20 ’s anderen daegs, dat Saul ’t volck stelde in drye Ga naar margenoot21 hoopen, ende sy quamen in het midden Ga naar margenoot22 des legers in Ga naar margenoot23 de morgen-wake, ende sy sloegen Ammon, tot dat de dach heet wert: ende ’t geschiedde dat de overige alsoo verstroeyt werden, datter onder haer geen twee t’samen en bleven. | |
12Doe seyde ’t volck tot Samuel, Ga naar margenootb Wie is hy die seyde, Soude Saul over ons regeren? geeft hier die mannen, dat wyse dooden. | |
13Maer Saul seyde, Ga naar margenoot24 Daer en sal te desen dage geen man gedoodt worden: want de HEERE heeft heden een verlossinge in Israël gedaen. | |
14Voorder Ga naar margenoot25 seyde Samuel tot het volck, komt, ende laet ons nae Gilgal gaen, ende Ga naar margenoot26 het Coninckrijcke aldaer vernieuwen. | |
15Doe ginck al het volck nae Gilgal, ende maeckte Saul aldaer Coninck Ga naar margenoot27 voor het aengesichte des HEEREN te Gilgal, ende sy offerden aldaer danck-offeren voor het aengesichte des HEEREN: ende Saul verheuchde sich aldaer gantsch seer, met alle de mannen van Israël. |
|