Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdWetten rakende de offerhande van het feest der Trompetten, vers 1, etc. sijn brant-offer, 2. ende sijn sond-offer, 5. van het feest der Versoeninge, 7. sijne offeren, 8. van het feest der Loof-hutten, gedurende seven dagen, 12. met elcken daegs-offer, des eersten daegs, 13. des tweeden, 17. des derden, 20. des vierden, 23. des vijfden, 26. des sesten, 29. des sevenden, 32. vanden achtsten dach, dewelcke was een groote vyer-dach, 35. sijne offeren, 36. Besluyt des capittels, bestaende in een bevel, ende sijne uytvoeringe, 39. | |
1DEsgelijcks inde Ga naar margenoot1 sevende maent, op den eersten der maent, sult ghy eene heylige t'samenroepinge hebben, geen dienstwerck en sult ghy doen: Ga naar margenoota 't sal u een dach Ga naar margenoot2 des geklancks zijn. | |
2Dan sult ghy een brand-offer, ten lieflicken reucke, den HEERE bereyden, eenen Ga naar margenoot3 jongen varre, eenen ram; seven volkomene, Ga naar margenoot4 een-jarige lammeren; | |
3Ende haer spijs-offer van meel-bloeme, met olie gemengt: drie Ga naar margenoot5 tienden tot den varre, twee tienden tot den ram, | |
5Ende eenen geytenbock ten sond-offer; om over u lieden versoeninge te doen; | |
6Behalven Ga naar margenoot7 het brandoffer der maent, ende sijn spijs-offer, ende het Ga naar margenoot8 gedurige brand-offer, ende sijn spijs-offer, met hare dranck-offeren, Ga naar margenoot9 nae hare wijse; ten lieflicken reucke ten vyeroffer den HEERE. | |
7Ende op den Ga naar margenoot10 tienden deser sevender maent sult ghy eene heylige t' samenroepinge hebben, ende Ga naar margenootb ghy sult Ga naar margenoot11 uwe zielen verootmoedigen: geen werck en sult ghy doen. | |
8Maer ghy sult brand-offer, ten lieflicken reucke den HEERE offeren, eenen jongen varre, eenen ram: seven een-jarige lammeren; Ga naar margenootc volkomen sullen sy u zijn. | |
9Ende haer spijs-offer van meel-bloeme met olie gemengt: drie tienden tot den varre, twee tienden tot den eenen ram. | |
11Eenen geytenbock ten sond-offer: behalven het Ga naar margenoot13 sondoffer der versoeningen, ende het gedurich brand-offer, ende sijn spijs-offer, met hare dranck-offeren. | |
12Insgelijcks op den vijftienden dach deser sevender maent, sult ghy eene Ga naar margenoot14 heylige t' samenroepinge hebben, geen dienstwerck en sult ghy doen: maer seven dagen sult ghy den HEERE een feest vyeren. | |
13Ende ghy sult een brand-offer, ten vyeroffer offeren ten lieflicken reucke den HEERE, Ga naar margenoot15 dertien jonge varren, twee | |
[Folio 78r]
| |
rammen; veertien een-jarige lammeren, sy sullen volkomen zijn. | |
14Ende haer spijs-offer van meel-bloeme, met olie gemengt: drie tienden tot Ga naar margenoot16 eenen varre, tot die dertien varren toe, twee tienden tot eenen ram, onder die twee rammen: | |
15Ende telcken een tiende tot een lam; tot die veertien lammeren toe; | |
16Ende eenen geyten-bock ten sondoffer: behalven het gedurich brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
17Daerna Ga naar margenoot17 op den tweeden dach twaelf jonge varren, twee rammen; veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
18Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, Ga naar margenoot18 nae de wijse, | |
19Ende eenen geyten-bock ten sondoffer: behalven het gedurige brand-offer, ende sijn spijsoffer, met hare dranckofferen. | |
20Ende Ga naar margenoot19 op den derden dach elf varren, twee rammen; veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
21Ende hare spijs-offeren, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, nae de wijse: | |
22Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurich brand-offer, ende sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
23Voorder op den vierden dach, tien varren, twee rammen; veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
24Haer spijs-offer, ende hare dranckofferen tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, nae de wijse: | |
25Ende eenen geyten-bock ten sond-offer: behalven het gedurich brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
26Ende op den vijfden dach negen varren, twee rammen; ende veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
27Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haer getal, nae de wijse: | |
28Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurich brand-offer, ende sijn spijs-offer; ende sijn dranck-offer. | |
29Daerna op den sesten dach, acht varren, twee rammen; veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
30Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haren getale, nae de wijse: | |
31Ende eenen bock ten sond-offer, behalven het gedurich brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijne dranck-offeren. | |
32Ende op den sevensten dach, seven varren, twee rammen; veertien volkomene een-jarige lammeren, | |
33Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haer getal, nae hare wijse: | |
34Ende eenen bock ten sond-offer, behalven het gedurich brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
35Op den achtsten dach Ga naar margenootd sult ghy een Ga naar margenoot20 verbodts-dach hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen. | |
36Ende ghy sult een brand-offer ten vyeroffer offeren, [ten] lieflicken reucke den HEERE, eenen varre, eenen ram, seven volkomene een-jarige lammeren, | |
37Haer spijs-offer, ende hare dranckofferen tot den varre, tot den ram, ende tot de lammeren, in haer getal, nae de wijse: | |
38Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurich brand-offer, ende sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
39Dese dingen sult ghy den HEERE doen op uwe gesette hoochtijden: behalven uwe Ga naar margenoot21 geloften, ende uwe vrywilige offeren, met uwe brand-offeren, ende met uwe spijs-offeren, ende met uwe dranckofferen, ende met uwe danck-offeren. | |
40Ende Mose sprack tot de kinderen Israëls, nae al dat de HEERE Mose geboden hadde. |
|