Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdWetten van Offerhanden, die op sekere gesette tijden geoffert moeten worden, vers 1, etc. als van het dagelicksch brant-offer, des morgens, 3. met sijn spijs-offer ende sijn dranck-offer, 7. ende des avonts, 8. van des Sabbaths offer, 9. van het brand-offer der Nieuwe maenden, 11. met sijn spijs-offer, dranck-offeren, ende sond-offer, 12. van des Paschen-feests-tijt, 16. offerhanden, 19. ende geduricheyt, 24. van het Pinxter-feest, ende sijne offerhanden, 26. | |
1VOorder sprack de HEERE tot Mose, seggende: | |
2Gebiedt den kinderen Israëls, ende segt tot hen; Mijne offerhande, mijne Ga naar margenoot1 spijse voor mijne Ga naar margenoot2 vyerofferen, Ga naar margenoot3 mijnen lieflicken reucke, sult ghy waernemen, om my te offeren op sijnen gesetten tijt. | |
3Ende ghy sult tot hen seggen: Dit is het vyeroffer, 't welck ghy den HEERE offeren sult: Ga naar margenoota twee volkomene Ga naar margenoot4 een-jarige lammeren des daegs, ten Ga naar margenoot5 gedurigen Ga naar margenoot6 brand-offer. | |
4Het een lam sult ghy bereyden des morgens; ende het ander lam sult ghy bereyden Ga naar margenoot7 tusschen de twee avonden: | |
5Ga naar margenootb Ende een Ga naar margenoot8 tiende deel eener Epha meelbloeme ten Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 spijs-offer; gemengt met het vierendeel eenes Ga naar margenootd Ga naar margenoot10 Hins van gestooten olie. | |
6'T is het gedurich brand-offer, het welcke op den berch Sinai Ga naar margenoot11 ingestelt was ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE. | |
7En sijn Ga naar margenoot12 dranck-offer sal sijn het vierendeel eenes Hins, voor het een lam: in het Ga naar margenoot13 Heylichdom sult ghy het dranckoffer des Ga naar margenoot14 stercken drancks, den HEERE Ga naar margenoot15 offeren. | |
[Folio 77v]
| |
8Ende dat ander lam sult ghy bereyden tusschen de twee avonden: gelijck het spijs-offer des morgens, ende gelijck sijn dranck-offer sult ghy het bereyden, ten vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE. | |
9Maer op den Sabbath-dach twee volkomene eenjarige lammeren: ende twee tienden meel-bloeme, ten spijs-offer, met olie gemengt, mitsgaders sijn dranckoffer. | |
10'Tis het brand-offer des Sabbaths op Ga naar margenoot16 elcken Sabbath: boven het gedurig brand-offer, ende sijn dranck-offer. | |
11Ende inde Ga naar margenoot17 beginselen uwer maenden sult ghy een brand-offer den HEERE offeren: twee Ga naar margenoot18 jonge varren, ende eenen ram, seven volkomene een-jarige lammeren. | |
12Ende drie tienden meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt, tot den eenen varre: ende twee tienden meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt tot den eenen ram. | |
13Ende Ga naar margenoot19 telcken een tiende deel meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt, tot het Ga naar margenoot20 eene lam: 't is een brand-offer ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE. | |
14Ende hare dranck-offeren sullen zijn de helft eenes Hins tot eenen varre, ende een derde deel eenes Hins tot eenen ram, ende een vierendeel eenes Hins van wijn tot een lam: Dat is het brand-offer der nieuwe mane in Ga naar margenoot21 elcke maent, Ga naar margenoot22 nae de maenden des jaers. | |
15Daer toe sal een geyten-bock, ten Ga naar margenoot23 sond-offer den HEERE, boven het gedurich brand-offer bereydt worden, met sijn dranck-offer. | |
16Ga naar margenoote Ende inde eerste maent, op den veertienden dach der maent; is het Ga naar margenoot24 Paesschen Ga naar margenoot25 den HEERE. | |
17Ende op den vijftienden dach der selver maent isset feest: seven dagen sullen ongesuerde [brooden] gegeten worden. | |
18Op den Ga naar margenootf eersten dach sal Ga naar margenoot26 eene heylige t'samen-roepinge zijn: geen dienstwerck en sult ghy lieden doen: | |
19Maer ghy sult een vyer-offer, ten brandoffer den HEERE offeren, Ga naar margenoot27 twee jonge varren, ende eenen ram: daer toe seven een-jarige lammeren; volkomen sullen sy u zijn. | |
20Ende haer spijs-offer sal zijn, meel-bloeme met olie gemengt: drie tienden tot eenen varre, ende twee tienden tot eenen ram sult ghy bereyden. | |
21Telcken sult ghy een tiende deel bereyden tot een lam, tot die seven lammeren toe: | |
22Daerna eenen bock ten sond-offer, om over ulieden versoeninge te doen. | |
23Behalven het morgen-brand-offer, 't welcke tot een gedurich brand-offer is; sult ghy dese dingen bereyden. | |
24Achtervolgende dese dingen sult ghy des daechs, seven dagen lanck, de spijse des vyer-offers bereyden ten lieffelicken reucke den HEERE: boven dat gedurich brandoffer sal't bereydt worden, met sijn dranck-offer. | |
25Ende op den sevenden dach sult ghy eene heylige t'samen-roepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen. | |
26Insgelijcks op den dach der Eerstelingen, als ghy een Ga naar margenoot28 nieuw spijs-offer den HEERE sult offeren Ga naar margenoot29 nae uwe weken, sult ghy eene heylige t' samen-roepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen. | |
27Dan sult ghy den HEERE Ga naar margenoot30 een brand-offer, ten lieflicken reucke offeren, twee jonge varren, eenen ram, seven een-jarige lammeren; | |
28Ende haer spijsoffer van meel-bloeme, met olie gemengt: drie tienden tot eenen varre, twee tienden tot eenen ram. | |
29Telcken een tiende tot een lam; tot die seven lammeren toe: | |
30Eenen geyten-bock; om voor u versoeninge te doen. | |
31Behalven het gedurich brand-offer ende sijn spijs-offer, sult ghyse bereyden: sy sullen u volkomen zijn met hare dranck-offeren. |
|