Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdBeschrijvinge van het gene 12 Overste der Stammen na de oprechtinge, ende heyliginge des Tabernakels geoffert hebben, in 't gemeyne, vers 1, etc. het welcke den Gersoniten, ende den Merariten gegeven wort, 4. watse elck in 't bysonder van silveren, ende gouden vaten ende beesten, ter inwyinge des altaers, geoffert hebben, 10. Somma van het geofferde, 84. De maniere hoe Godt met Mose spreeckt, van het versoen-decksel, 89. | |
1ENde het geschiedde Ga naar margenoot1 ten dage als Mose ge-eyndigt hadde Ga naar margenoota den Tabernakel op te richten, ende dat hy dien gesalft, ende dien geheyligt hadde, ende alle sijne gereetschap, mitsgaders den altaer, ende alle sijne gereetschap: ende hyse gesalft, ende de selve geheyligt hadde, | |
2Dat de Ga naar margenoot2 Overste Israëls, de hoofden van het huys harer vaderen offerden: (dese waren de overste der stammen, die over de getelde stonden.) | |
3Ende sy brachten hare offerhande voor het aengesicht des HEEREN, ses Ga naar margenoot3 overdeckte wagenen, ende twaelf runderen; eenen wagen voor twee Oversten, ende eenen osse voor elck eenen: ende Ga naar margenoot4 brachtense voor den Tabernakel | |
4Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende: | |
5Neemtse van hen, op datse zijn mogen om te bedienen den dienst vande Tente der t' samenkomste: ende ghy sult de selve den Leviten geven, Ga naar margenoot5 eenen yederen nae sijnen dienst. | |
6Also nam Mose die wagenen, ende die runderen: ende gaf de selve den Leviten. | |
7Twee wagenen, ende vier runderen gaf hy den sonen Gersons nae haren dienst. | |
8Ende Ga naar margenoot6 vier wagenen, ende acht runderen gaf hy den sonen Merari, nae haren dienst, Ga naar margenoot7 onder de hant van Ithamar den sone Aarons des Priesters. | |
9Maer den sonen Kohaths en gaf hy niet: want de dienst Ga naar margenoot8 der heyliger dingen was op hen, [die] Ga naar margenoot9 sy op de schouderen droegen. | |
11[10]Ende de Overste offerden ter Ga naar margenoot10 inwyinge des altaers, ten dage als de selve gesalft wert: de Overste dan, offerden hare offerhande Ga naar margenoot11 voor den altaer. | |
11Ende de HEERE seyde tot Mose: Ga naar margenoot12 Elcke Overste sullen (een yegelijck op sijnen dach) hare offerhande offeren ter inwyinge des altaers. | |
12Die nu op den eersten dach sijne offerhande offerde, was Nahesson de sone Amminadab, Ga naar margenoot13 voor de stamme van Iuda. | |
13Ende sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den Ga naar margenoot14 sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, Ga naar margenoot15 ten spijs-offer: | |
14Eene Ga naar margenoot16 reuckschale van tien Ga naar margenoot17 goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
15Een varre, Ga naar margenoot18 een jonck runt, een ram, een lam Ga naar margenoot19 dat een-jarich was, Ga naar margenoot20 ten brand-offer: | |
17Ende Ga naar margenoot22 ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Ga naar margenoot23 een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Nahesson de sone Amminadab. | |
18Op den tweeden dach offerde Nethaneël de sone Ga naar margenoot24 Zuar, de Overste van Issaschar. | |
19Hy offerde sijne offerhande eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer. | |
21Eenen varre, een jonck runt, eenen ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
22Eenen geyten-bock, ten sond-offer. | |
23Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Nethaneël de sone Zuar. | |
24Opden derden dach Ga naar margenoot26 [offerde] de Overste der sonen Zebulons, Eliab de sone Helon. | |
25Sijn offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer. | |
26Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
27Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
28Een geyten-bock ten sond-offer: | |
29Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande Eliabs des soons Helon. | |
30Op den vierden dach [offerde] de Overste der kinderen Rubens, Ga naar margenoot27 Elizur de sone Sedeur. | |
31Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcke gewichte was hondert en dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer. | |
32Eene reuckschale van tien goudene [sikelen,] vol reuckwercks: | |
33Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
34Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
35Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Elizur de sone Sedeur. | |
36Op den vijfden dach [offerde] de Overste der kinderen Simeons, Selumiel de sone Ga naar margenoot28 Zuri Saddai. | |
37Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
38Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
[Folio 66v]
| |
39Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
40Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
41Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Selumiëls des soons Zuri Saddai. | |
42Op den sesten dach [offerde] de Overste der kinderen Gads, Eljasaph de sone Dehuël. | |
43Sijne offerhande was een silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme gemengt met olie, ten spijs-offer: | |
44Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks; | |
45Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
46Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
47Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Eljasaph des soons Dehuël. | |
48Op den sevensten dach [offerde] de Overste der kinderen Ephraims; Elisama de sone Ammihud. | |
49Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikels], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
50Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
51Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
52Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
53Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Elisama de sone Ammihud. | |
54Op den achtsten dach [offerde] de Overste der kinderen Manasse Ga naar margenoot29 Gamaliël de sone Ga naar margenoot30 Pedazur. | |
55Sijne oferhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikels], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
56Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
57Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
58Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
59Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande Gamaliëls des soons Pedazur. | |
60Op den negensten dach [offerde] de Overste der kinderen Benjamins, Abidan de sone van Gedeoni. | |
61Sijne offerhande was een silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
62Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
63Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
64Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
65Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Abihan, des soons van Gideoni. | |
66Op den tienden dach [offerde] de Overste der kinderen Dans, Ahiëzer de sone van Ammi Saddai. | |
67Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
68Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
69Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
70Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
71Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Ahiëzer, de sone van Ammi Saddai. | |
72Ga naar margenoot31 Op den elfden dach [offerde] de Overste der kinderen Asers; Pagiël de sone van Ochran. | |
73Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
74Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks: | |
75Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
76Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
77Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Pagiël de sone Ochran. | |
78Op den Ga naar margenoot32 twaelfden dach [offerde] de Overste der kinderen van Naphtali: Ahira de sone Enan. | |
79Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer: | |
80Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks. | |
81Een varre, een jonck runt, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer: | |
82Een geyten-bock, ten sond-offer: | |
83Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Ahira, de sone Enan. | |
84Dat is de inwyinge des altaers van den Oversten Israëls, ten dage als de selve gesalft wert: twaelf silvere schotelen, twaelf silveren spreng-beckens, twaelf goudene reuck-schalen. | |
85Eene silvere schotel was van hondert en dertich [sikelen], ende een spreng-becken van tseventich: Al het silver vande vaten, was twee duysent, ende vier hondert [sikelen], nae den sikel de Heylichdoms. | |
86goudene reuck-schalen vol reuckwercks, elcke reuck-schale was van tien sikelen, nae den sikel des Heylich | |
[Folio 67r]
| |
doms: al het gout der roock-schalen was hondert, ende twintich [sikelen]. | |
87de runderen ten brand-offer waren twaelf varren, twaelf rammen, twaelf een-jarige lammeren, met haer spijs-offer, ende twaelf geyten-bocken ten sond-offer. | |
88alle de runderen, ten danck-offer, waren vier en twintich varren, de rammen tsestich, de bocken tsestich, de een-jarige lammeren tsestich: dat is de inwyinge des Altaers, na dat de selve gesalft was. | |
89als Mose in de Ga naar margenoot33 Tente der t'samen-komste ginck, om Ga naar margenoot34 met hem te spreken, so hoorde hy eene stemme tot hem sprekende van boven het Versoen-decksel, het welcke is op de Arke der getuygenisse, Ga naar margenoot35 van tusschen de twee Cherubim: Ga naar margenoot36 also sprack hy tot hem. |
|