Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen(1832)–Anoniem Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen.– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Sijmen zonder zoetigheid. Wijze: Kom Orpheus, Kom Amphion. Wel Sijmen! foei! klopt gij uw wijf? Dat is niet fraai gedaan. Ei! zoen haar liever af, zoo stijf Moet ge op uw stuk niet staan. Regeer met zoetigheid Uw vrouwtje, door beleid Verkrijgt gij ligt uw' hartewensch; tweem. En Trijn wordt beter mensch, tweem. Wel ja! zeî Sijmen, Zoetigheid Bij zoo een kreätuur, Die mij niets geeft dan kwaad bescheid, Nooit vriendlijk kijkt, maar zuur? [pagina 4] [p. 4] Daar is geen middel voor, Als draaijen om het oor Of rotting-olie voor dat beest, tweem. Waardoor zij 't best geneest. tweem. Maar 'k wil nogtans proberen gaan, Of Zoetigheid haar dient, Hoor, Trijntje, spreekt hij, wil verstaan, Ik heb 't zoo niet gemiend, Ik sloeg u wel wat hard, Maar gij hadt mij gesard; Ei houd eens op met uw geraas; tweem. Laat mij één uurtje baas. tweem. 't Is wel, zeî Trijn, één uur; niet meer, Dan doe ik uwen wil, Wat gij ook doet, voor dezen keer Ben ik gedwee en stil. 'k Begeer, zeî Sijmen, dan, Dat gij voor mij, uw' man, U ganschelijk ontkleeden zult tweem. En volgen met geduld. tweem. [pagina 5] [p. 5] Is 't anders niet, zeî Trijn, zie daar! Hij bindt haar aan een' boom. ‘Nu is het schouwspel nog niet klaar, Maar als ik wederkoom!’ Wat of de vent begint, De kerel lijkt ontzind, Hij komt en smeert zijn wijf met stroop, tweem. Zoo dat het wijfje droop. tweem. Zie zoo, dat is met Zoetigheid, Dat ik u thans regeer, Zegt Sijmen, en in eeuwigheid Plaagt gij mij nimmer weêr. Daar loopt hij naar de schuur. Wat wonderlijke kuur! Daar komt hij met een' bijkorf aan tweem. En laat dien voor haar staan. tweem. De bijtjes vallen op de stroop, En op het arme wijf. Zie zoo, zegt Sijmen, dat 's de knoop, En ook mijn tijdverdrijf. [pagina 6] [p. 6] Hij rookt op zijn gemak Daarbij een pijp tabak, Terwijl het arme vrouwtje pruilt tweem. En om haar boosheid huilt. tweem. Men zegt, dat, toen de tijd was om, Trijn werd een lieve schat; En Sijmen extra wellekom, Nooit eenige onmin had. Maar andren zeggen weêr, En die geloof ik meer, Dat Trijn hem als een helleveeg tweem. Bij neus en ooren kreeg. tweem. Vorige Volgende