De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Acht en Veertig Liedjes voor een Geld. 1.[regelnummer] Wat is 't schoon weldadigheid te plegen. O, zilv're Maan! Godin der nacht. Ja, Faniä! een milde regen. Damon had langen tijd gewacht. 's Morgens als hij mij kwam wekken, De Vogelvanger tralala. Laat ons de knoop maar zamentrekken. Tot tien jaar toe steeds bij Mama. 2.[regelnummer] Hijsa lustig zonder zorgen. Op mijn Kasteel is 't schoon en vrij. Ik zing reeds in de vroege morgen. 't Is nacht en de Wacht komt hier voorbij. Al wie nu lust heeft om te varen. Een roemrijk Keizer liet weleer. Een lief kind van vijftien jaren. 'k Ben alles kwijt en ik vrees niets meer. 3.[regelnummer] Wat kan ons meer genoegen geven. Daar kwam 'er een meisje van Schevening aan. Ik lag gelijk een blad te beven. Daar zou er een Jager uit jagen gaan. Komt Zuster laat ons waken, waken. [pagina 45] [p. 45] De Wereld is in rep en roer. Komt het staal de keiten raken. De meid zou vegen de vloer lariedoer. 4.[regelnummer] Gij bragt het feest mij wel te binnen. Ik was nog in mijn lente tijd. Ja, ik zal u eeuwig minnen. Vrouwen zoo gij nieuwsgierig zijt. Nog deez' dag wordt ik verbonden. Wat wordt het laat de klok slaat acht. Die zijn liefje heeft gevonden. 'k Zit hier op de stoep en wacht. 5.[regelnummer] Wat is 't een vreugd op 't land te leven. Een man die slechts een droom ons baart. Welk een genoegen zal 't mij geven. Zoo g'ooit met schulde zijt bezwaard. Eliza ik zag u en ik minde. Ik ben tot op mijn hemd toe nat. Ach, kon ik een meisje vinden. Ik ging laatst wandelen door de Stad. 6.[regelnummer] Toen ik laatst mijn Geitjes weiden. Daar ging er een Patertje langs de kaat. Ver van haar moeder afgescheiden. Zie hier tot vreugd van Stad en Land. Lijsje sliep in 't bosch en lommer. Zonder liefde, zonder wijn. O hoe smaaklijk onder 't lommer. Dat slechts mijn Minnaar weêr verschijn. Vorige Volgende