De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Herdenking bij het Graf van mijne geliefde Damon. 1.[regelnummer] Hier ligt mijn Damon in het graf, Mijn allerbeste vrind, Wat heeft die lieve Jongeling, Mij teederlijk bemind: Mijn moeder had hem ook zoo lief, Want hij was braaf en goed, Ach waarom of mijn jeugdig hart, Hem nu reeds missen moet. 2.[regelnummer] Geen jong'ling leeft op aard nu meer, Gewis voor mij niet één, Mijn Damon die mij allés was, Ligt onder deze steen: Slaap zacht dan lieve jongeling, Ik kom welhaast bij u, Wanneer de dood mijn oogen sluit, Dan slaap ik zacht bij u. 3.[regelnummer] Mijn moeder zegt: mijn lieve kind, Weest lijdzaam in uw lot, Verslijt uw jeugd in droefheid niet, Uw jong'ling is bij God; Dan lieve moeder volg ik hem, Dan ga ik ook naar God, [pagina 25] [p. 25] Ik zwoer dat ik in eeuwigheid, Zou deelen in zijn lot. 4.[regelnummer] Dit zweer ik nog mijn beste vriend, Dit zweer ik op uw graf, In d'eeuwigheid rukt nooit de dood, Ons van elkander af; O kom dan schielijk bleeke dood, Die mij met hem vereend, Of heb ik nog niet lang genoeg, Om zijn gemis geweend. 5.[regelnummer] Ach Damon! als de held're maan, Zoo door mijn venster schijnt. Dan is het even of gij zelf, Voor mijn Bezigt verschijnt. Wat zat mijn Damon menigmaal, Hier 's avonds aan mijn zij, Dus roep ik, en ik schuif uw stoel, Al schreijende naar mij. 6.[regelnummer] Maar ach, uw stoel blijft ledig staan, Gij komt niet, beste man, O Damon! 't geen mijn hart dan lijdt, Is meer dan 't lijden kan; Mijn moeder zucht en treurt en schreid, Als zij mijn droefheid ziet, Dit grieft mij, maar mijn lieve God, Mis ik mijn Damon niet. 7.[regelnummer] Maar 'k zal niet lang niet lang meer zijn, Ik voel 't reeds aan mijn hart, Mijn Damon nog een korten tijd, Dan eindigd al mijn smart; Dan kom 'k bij u in 't stille graf, Nog maar een korten tijd, En 'k vind bij u aan uwe zij, Het einde van mijn strijd. 8.[regelnummer] Hoe zacht hoe lieflijk slaap ik dan, [pagina 26] [p. 26] Mijn Damon aan uw zij, O hoe verkwikkelijk zal die rust, Dat slaapje zijn voor mij, En als de laatste morgenstond, Zijn bloozend licht verspreidt, Dan roep ons Jezus, en wij gaan, Vereend naar d'eeuwigheid. Vorige Volgende