op het gebied van het bibliotheekwezen, zijn redenaarsgave, zijn aanstekelijk enthousiasme, zijn doorzicht en zijn zin voor persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid, zijn ernst en zijn humor, dat alles kan slechts terloops worden aangestipt waar de nadruk moet vallen op de verdienste voor de literatuurhistorie van de Zuidelijke Nederlanden, meer bepaald in de negentiende eeuw. Ook hier moet met een summier overzicht worden volstaan. Stevig voorbereid door een degelijke normalistenstudie vond Ger Schmook na een praktische leerschool in de Antwerpse zetel van de Algemene Diamantbewerkersbond (1919-1937) een ideale betrekking in het Museum van de Vlaamse Letterkunde (in 1945 omgedoopt in Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven) en in het directeurschap van de Antwerpse Stedelijke Bibliotheken. Hij bouwde het AMVC stevig uit en wist het met steeds nieuwe documenten te verrijken, wat hem de gegevens leverde voor een steeds grondiger kennis over de geschiedenis van de negentiende eeuw. Hij had toen al de Wordingsgeschiedenis van het boek (1931), zijn baanbrekende Het oude en het nieuwe kinderboek (1934) en zijn jarenlang gezaghebbende handleiding Boek en bibliotheek (1937) op het actief. De faam als literairhistoricus liet niet op zich wachten. Het Consciencejaar 1938 gaf aanleiding tot het opzetten van een tentoonstelling (hoevele zijn er niet gevolgd?) en tot een grondige studie over het ontstaan van de Leeuw van Vlaenderen (pas in 1954 in boekvorm). Vruchten van dezelfde speurzin, volgden dan jaar na jaar in vlug tempo talloze kleinere en grotere studies. Zo onderzocht hij het aandeel van de Rubensviering in de wording van het Vlaamse bewustzijn, hij ging het spoor van Jacques Perk in Vlaanderen na, bracht nieuws over Virginie Loveling, ging de werking van Multatuli in Vlaanderen na, bestudeerde Jan Frans Willems, Frans Rens, de wording van de studie van de volkskunde,
de curve van Langendoncks dichterschap, deed verrassende ontdekkingen omtrent Eugeen Zetternams leven, stelde onbekende en treffende facetten over de schilder Jan van Beers jr. te boek en deed nieuwe gegevens over Peter Benoit aan de hand. Hendrik Conscience c.s. schrijven aan zijne Majesteit Leopold I: 10. 10. 1846 zou zijn laatste volumineuze detailstudie in boekvorm worden (1984). De erkenning van zijn grote eruditie was niet uitgebleven: in 1947 werd hij opgenomen in de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, in 1968 kwam een Amsterdams en in 1976 een Gents eredoctoraat. Alhoewel de zin voor synthese en overzicht hem allesbehalve ontbrak ligt het specifieke van Schmooks filologische