Spiegel der Letteren. Jaargang 17
(1975)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
In margineSluitsteen op ‘Nu doorgangh van een' steen, van een gesteên ten leven’Toen Prof. R. Lievens in 1972 voorstelde om het tiende vers van Huygens' Op de dood van Sterre - zie titel - te verstaan als ‘overgang vanuit de kerker, waarin de ziel verzucht, naar het leven’Ga naar voetnoot1, lokte dit meteen een aantal reacties uit. Tegen Lievens' vrij uitvoerige bewijsvoering verdedigde F.L. Zwaan zijn lezing, nl. steen = grafsteenGa naar voetnoot2. Hij poogde Lievens' argumentatie punt voor punt te weerleggen en voerde vrij algemene bezwaren aan tegen diens interpretatie. S.F. Witstein mengde zich in het debatGa naar voetnoot3. Zij wees erop dat Huygens zich bij het schrijven van zijn klacht had laten inspireren door een sonnet van Petrarca, waarin wel degelijk sprake was van een vertrek uit de kerker des lichaams. Steunend op de ontdekking van Witstein verdedigde Lievens andermaal zijn visieGa naar voetnoot4; hij weerlegde Zwaans bezwaren en sprak tenslotte de hoop uit dat er een consensus omnium zou bereikt worden. Het volgende toont o.i. definitief aan, dat R. Lievens precies gevat heeft wat Huygens met het tiende vers bedoelde. De NaeniaeGa naar voetnoot5, een der drie gedichten die Huygens aan de dood van zijn echtgenote heeft gewijd en ontstaan is in de periode waarin hij ook zijn sonnet schreef, bevatten de volgende - tot onze verwondering schijnbaar niet door de drie bovengenoemde geleerden opgemerkte - verzen, waarin het lichaam duidelijk voorgesteld wordt als een droeve kerker, waarin de ziel verzucht - zie cursivering -: At ille quo, si quid fui, solo fui,
Expers ruinae aeternitati cum tuo
100[regelnummer]
Redendus hospes, illud aetherium mei,
Quod esse gnarus, quid sit ipse nescio,
Imaginem scio creatoris Dei
Deo offerendam, sed redemptori Deo,
De carceris moerore, lamento, situ,
105[regelnummer]
Carie, solutis pene repagulis
Exibit ales, evolabit ocijus
Flatu retento, bulla si trepans perit.
f. steyaert
|
|