Vs. 48 al sonder wanc = waarlijk (i.c. een weinig zeggende rijmlap, die wel beter onvertaald kan blijven); vs. 69 inne, 1. sine; vs. 72 ember = zeker; vs. 79 des ander dages = de volgende dag (vg. vs. 90); vs. 98 menechfout = luid; vs. 114 pensdi = dacht hij er over; vs. 117 een deel = flink(zo ook op vele plaatsen in MNW 2, 95); vs. 146 als di = omdat hij; vs. 161 = hij rustte niet; vs. 174 ‘toen verstelde hij enz.’ (ging hij het repareren?); vs. 211 daer = ofschoon; vs. 224 ‘van kunnen afbrengen’, beter: afgebracht; vs. 235 weder ende vort = overal heen, in alle richtingen; vs. 238 en deel = goeddeels, grotendeels; vs. 242 ‘luister nu wat L. toen toepaste’, beter: hoor(t) nu wat L. toen deed; vs. 304 die rime werd gelesen = het gedicht uit is? Vs. 337 verstoet - hoorde; vs. 524 mesquame = rampspoed (vg. vs. 542); vs. 560 Lettel = in 't geheel niet; vs. 588 te vorne, liever = te voren (in een of andere bet., bijv. speciaal aan jou (MNW 9, 1033) of: zo maar, zonder bedenking of aarzeling); vs. 692 nomen = met ere noemen, prijzen; vs. 703 des = dit, als volgt; vs. 705 uwes selfs ere = wat eervol voor U is; vs. 716 = bewezen hem toen vele beleefdheden; vs. 740 geval = gelegenheid; vs. 813 blieft = blijft (× drieft = drijft). Een vrij groot aantal plaatsen zou nadere toelichting verdienen (o.a. vs. 87, 118, 129, 153, 177, 201 (= fel waren, agressief?), 209, 212, 230, 364, 399, 488, 570, 576, 679, 732).
J.J. Mak
Hans Schwerte, Faust und das Faustische. Ein Kapitel deutscher Ideologie. Stuttgart, Ernst Klett Verlag, 1962. 359 blz.
Deze studie verdient onze bijzondere aandacht: niet slechts omdat ze een interessant licht werpt op een tot nog toe niet behandeld en uiterst belangrijk aspect van de Duitse literatuurgeschiedenis der laatste twee eeuwen, doch ook omdat haar betekenis zeker niet beperkt blijft tot het gebied van de Duitse literaire geschiedschrijving alleen.
De auteur, docent in de Duitse letterkunde aan de Universiteit te Erlangen, stelt zich ten doel, de ontwikkeling van het begrip ‘faustisch’ te beschrijven, en vooral ook aan te tonen welke rol dit begrip gespeeld heeft als bestanddeel der ideologieën die in de 19e en 20e eeuw het intellectueel en politiek leven in Duitsland gekenmerkt hebben.
Na een inleidend hoofdstuk met enkele, het thema betreffende beschouwingen van algemene aard, behandelt hij (hoofdstuk II) om te beginnen de betekenis die het woord ‘faustisch’, vooral als adjectief met negatieve strekking, in de 17e en 18e eeuw heeft gehad. In de hoofdstukken III tot V concentreert hij zich dan op de ontwikkeling die het begrip onder invloed van Goethes Faust gedurende de periode vanaf de publicatie van het drama tot omstreeks 1870 heeft ondergaan.
Vervolgens splitst zich de behandeling van de stof (hoofdstukken VI en VII): nadat omstreeks het stichtingsjaar van het Duitse Keizerrijk een