Spiegel der Letteren. Jaargang 6
(1962-1963)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
[Nummer 4]Een presentspel van Colijn Cailleu‘Op die geboerte van die hertoginne van Savoye vrou margriete’, d.i. Margaretha van Oostenrijk, op 10 januari 1480, heeft Colijn Cailleu, stadsdichter te Brussel van 1474 tot 1485, een gelegenheidsstuk geschreven. Het werd ons in het Algemeen Rijksarchief te Brussel bewaard in een klein vierkant manuscript van ongeveer 14 × 15 cm (nr. 2270), waar J. Cuvelier de aandacht op vestigde in een mededeling in de Verslagen van de Koninklijke Vlaamse Academie van 1937 (blz. 89-99). Op het perkamenten omslag staat onduidelijk: Spelen van Sinne op de geboorte van die Hertoghinne van Savoye... Een ander spel van menigh simpel... Jan Smeken. Op de eerste bladzijde wordt deze titel duidelijker herhaald maar is hier niet helemaal bewaard. Door een andere hand (die van Houwaert?) werd hier bijgevoegd ‘Houwaert’ en ‘houdt middel mate’. De tweede bladzijde begint met ‘Item een spel van colyn op die geboorte van vrou magriete dochter van vrou marye van Bourgounyen perfect.’ Dit spel gaat tot folio 14 recto. Op de verso zijde begint een spel ‘Van menych sympel ende outgedachte (?) ende van cronyke (?)’, tot ongeveer de helft van folio 25 verso. Daar begint ‘Den droom van rovere op die doot van hertoge kaerle van bourgonyen saliger gedagten’, een gedicht van Anthonis de Roovere, opgenomen in de uitgave van J.J. Mak, tot 29 recto. Op 29 verso begint iets als de regieaanduiding voor een toog, tot 32 verso. Volgt nog ‘een spel op hertoge Karle ons Keyser nu es...’ dat op folio 54 verso eindigt met ‘Jan Smeken maectet’. Karel V werd keizer in 1519; het manuscript werd dus niet vóór 1519 voltooid, althans niet dat van het laatste stuk; het geschrift lijkt niet doorlopend hetzelfde en de eerste stukken kunnen vroeger geschreven zijn. W. van Eeghem wijdt aan het stuk van Colyn nr. 51 van zijn ‘Brusselse dichters’ in De Brusselse Post van 15 maart 1956. Hij noemt het het eerste presentspel. Het schijnt ons aantrekkelijk genoeg om het volledig uit te geven. In onderscheid met andere presentspelen waarin het geschenk effec- | |
[pagina 242]
| |
tief aan de gehuldigde overhandigd werd, blijkt hier deze handeling symbolisch te zijn geweest en werden Maria van Bourgondië en haar kind in een toog voorgesteld. Het is zeer tekenend voor de verhouding van het volk tegenover zijn vorsten, of dan toch voor wat die verhouding verondersteld werd te zijn. Het behoort eigenlijk tot de officiële literatuur, zoals die rond het hof en dan meest in het Frans ontstond, maar er klinkt hier en daar een oprecht gevoel door. Het is niet overal even duidelijk uitgewerkt en de overvloedige rijmen dekken wel eens een holle plaats (het stuk is vermoedelijk zeer vlug op bestelling geschreven), maar het is tamelijk ingenieus bedacht en het heeft over het algemeen een densiteit die voordelig afsteekt bij die van sommige officiële gelegenheidspoëzie uit de XIXe eeuw.
Margaretha werd geboren vier dagen na Driekoningen, in wier teken het stuk geplaatst wordt. De koning ‘der scyencyen’ (de geestelijkheid, de klerken), de koning der edelheid, de koning des arbeids (de steden), de drie standen vertegenwoordigend, krijgen (daar op het toneel staande!) de revelatie van een zeer bijzondere gebeurtnis. Hun gezamenlijke reactie uit zich in een rondeel (Wat siet den hemel dunct my ontsteken / met onverganckelyker melodyen...). Zij horen muziek en zang en hebben een heraldisch vizioen van liebaarden, vogels onder de vlerken van een arend, en bloemen die ‘den hemelschen dau van boven’ ontvangen.
Zij vragen elkaar vanwaar zij komen. Scyencyen, die ‘alle der werelt een exempele’ is, komt uit Salomons tempel, waar grote vreugde was en waar ‘Yonst’ hem een present deed aanvaarden voor de vrucht van menselijke trouw (25-32, de plaats is niet zeer duidelijk, maar de verzen vloeien als in de beste rederijkerij).
Edelheid, die de ‘mogendheid’ verheft, komt uit de boomgaard van Hercules waar de gulden appelen zijn (37-9) en waar hij een ster met een kind zag en een liebaard die 't kind tussen zijn klauwen verhief; hij voelde zich genegen dit kind zijn offerande te brengen.
Arbeid, die 's lands welvaart ter harte neemt, komt uit het aards paradijs, waar de boom des levens staat. Hij hoorde een zeker gerucht en kwam naar hier met een present. Hij heeft verstaan dat ‘Maria’ een kind gebaard had. Hier begint een dubbelzinnigheid zoals er vele voorkomen in de middeleeuwse letteren. Welke Maria meent u, vraagt Scyencyen. - Maria Davids nicht. - Maar die is toch al lang ten hemel gevaren? Zou onze Heer dan willen herboren worden, of zouden de joden gelijk krijgen die menen dat de Messias nog moet | |
[pagina 243]
| |
komen? En waar gebeurde dat? - In Betlehem. - Dat kan toch niet? - De herders hebben 't mij gezegd.
Scyencyen vraagt zich af wat dit alles betekent, in ieder geval zij kwamen samen zoals vroeger die koningen uit Orienten.
Waar wilt gij eigenlijk heen, vraagt Arbeid aan Adel. - Naar 't huis van vrede. - En Scyencyen? - Naar 't huis van minne.
Het geslacht van dit kind, zeggen ze eensgezind, zal de ‘mogendheid’ van Alexander, de vriendschap van Octavianus, de ‘verheugentheid’ van Salomon verwerven, en de blijdschap die ontstond toen David Goliath overwon. Dit kind zal Israël verlossen, 't land van belofte openen enz.
Dan vragen ze elkaar wàt ze gaan offeren. Arbeid: de zoete bladeren van de boom des levens; zij strekken zo ver als 't land van belofte, zij bevorderen het verstand, doden corruptie, maken de zieke gezond, Adam en Eva hebben er hun schamelheid mee bedekt, zij beschermen kruiden en bloemkens voor alle onweer, mensen en beesten kunnen er onder schuilen, zoals Nabuchodonosor in zijn droom een boom zag waar alle mensen en dieren onder schuilen konden.
Als de anderen hun verwondering hierover hebben uitgesproken licht Arbeid nog toe dat onder deze bladeren worden ‘geëerd’... Hector, Hercules, Gedeon, Jozef, Heraclytus, Moses en Trayanus. Edelheid verstaat hem niet, maar Scyencyen denkt aan koning Astrages die in een droom uit het lichaam van zijn dochter een wijngaard zag groeien waarvan de vrucht de bladeren zo bedauwde (?) dat ze heel het koninkrijk overschaduwden. Neen, neen, zegt Arbeid, 't zijn geen bladeren gezien in een droom. Zijn het de bladeren niet van de vijgeboom, vraagt Edelheid, die voor Maria neeg tot de aarde als ze in Egypte trok? Neen, antwoordt Arbeid (en ook hier vatten wij de bedoeling niet precies), 't zijn bladeren die we eerweerdig noemen.
De Geestelijkheid begint dan de roos te loven die hij meebracht. De veldbloemen ontlenen er hun reuk aan, de bieën halen er hun honig uit. Uit twee rozen die de koningin van Saba hem meebracht, een kunstmatige en een natuurlijke, heeft Salomon de natuurlijke eens herkend door er bieën bij te brengen, en deze natuurlijke roos nu heeft hij meegebracht. Door de kracht van deze roos wordt Crassus' gierigheid verdreven, de ootmoedigheid van David zal onder ons komen, we zullen verlost worden gelijk de kinderen van Israël.
Ook dit begrijpt Edelheid niet. Arbeid meent dat het wat anders moet beduiden en Geestelijkheid erkent dat zijn woorden veel te | |
[pagina 244]
| |
denken geven (tsyn woorden die nypen), en dat wij er met ons verstand niet bij kunnen. Edelheid heeft een gouden appel uit de boomgaard van Hercules. Deze appel verhoogt de prinselijke staat, hij vuurt de tornooien aan, doet de vijand verdrijven en ‘eer verwerven... die wolven doerkerven... die d'onnosel scapen des lants onterven’ (een handvol springlevende verzen!). Dit is nog het vreemdste van al, vindt Arbeid. Zelfs Scyencyen is er ‘t'einden raad’ om. De appel, gaat Edelheid voort, doet landen en steden gehoorzamen, het volk in vrede leven, hij verdrijft ‘eruer’. Door deze appel verkreeg Octavianus zelfs dat hij aanbeden werd als een god. De drie ‘koningen’ zijn blijkbaar zelf nog altijd wat verwonderd over hun ongewone geschenken. We horen nu dat Experyencye hun de opdracht gaf, zij beloofde overigens bij de overhandiging aanwezig te zijn. Zij komt en wordt welkom geheten. Arbeid verklaart nu dat hij Betlehem ziet, Scyencyen 't huis van minnen, Edelheid 't huis van vrede. Dat is alle drie hetzelfde, explikeert Experyencye, en Betlehem is eigentlijk Brussel. Heeft Maria dan in Brussel een kind gebaard, vraagt Edelheid aan Arbeid (die immers in de aanvang het nieuws vermond heeft). Ja, antwoordt Arbeid, Maria onze edele hertogin. Scyencyen: maar gij zegde dat het Davids nicht was. Dat is ook zo, komt Experyencye nu tussenbeide, want de bisschop van Utrecht is haar oom; en de herders die Arbeid hebben ingelicht, dat waren de heren die 't land regeren. Edelheid had gehoopt dat het een zoon zou geweest zijn, maar het is een dochter. Bij wijze van troost explikeert Experyencye dat wie een dochter heeft ook wellicht nog een zoon zal krijgen, en jubileert verder over de vruchtbaarheid in verzen die vloeiend maar niet al te duidelijk zijn (het zijn om in de eigen beeldspraak van Colyn te blijven bladeren die iets onherkenbaars bedekken). Wat wordt er b.v. juist bedoeld met ‘want die die vrucht bemynt van tpryeel die bemynt thoefken oic int geheele met cruyekens die daer bynnen groyen’? Hoe dan ook, deze dochter zal toch een prins kunnen huwen, waardoor alle landen zouden opgaan in peis en minnen. Dan wordt er over getwist aan wie de eer toekomt om het eerste geschenk aan te bieden. Het zal Edelheid zijn, maar eerst wordt nog eens uitgeweid over de betekenis van de geschenken en hun toepasselijkheid op het kind. Edelheid zegt ‘soe salic beginnen dan / dexpryencye die ic aenschouwe’. Hij ziet daarbij waarschijnlijk naar Ex- | |
[pagina 245]
| |
peryencye die daar staat en na hem aan het woord komt. De plaats is treffend door de identificatie van het begrip met zijn lichamelijk aanwezige personificatie op de wijze van het zinnespel. Zijn ‘experyencye’, zijn kennis van de wereld dus raadplegend, explikeert hij dat de gouden appel de ‘mogendheid’ van de nieuwgeborene voorstelt. Gelijk het goud de zinnen van de mens verlicht zal haar mogendheid die van alle prinsessen te boven gaan. Experyencye bevestigt dat en Edelheid besluit dat deze vrucht zal ‘landen en steden doen in subjectie aan haar liefde verbonden blijven’ en al de onrust des lands verdrijven. Ook Scyencyen beroept zich op Experyencye om te betogen dat de roos de bloem verbeeldt die nu geboren is. Hij doet het zeer dichterlijk: ‘dmynlyc reusken boven alle rosen treyn presyeusken’; en Edelheid valt hier in met een ‘och dyts soet om horen’. Experyencye ontwikkelt de parallel nog wat en spreekt van de bijen die van deze roos honig zullen halen en die vergeleken mogen worden met het gemene volk. Nu het geschenk van Arbeid. Het stelt voor, zegt hij, ‘de getrouwicheyt van desen jongen kynde’. Immers de bladeren versieren de boom waar ze aan gegroeid zijn, gelijk dit maagdeken met haar trouw de boom des levens van haar moeder en de bloem der edelheid van haar jongen broeder versiert. Deze bladeren zullen ons voor onrust en schande behoeden zoals ze de fout van Adam bedekt hebben; onder de trouw van deze maagd mag alles schuilen wat liefde draagt, corruptie en wederspannigheid worden er onder te niet gedaan. Experyencye besluit deze ingewikkelde uiteenzettingen wel aardig met ‘die bladeren, die rose en oic die vrucht / die muegen wel op een cleyn taxken staen / van den boeme der natuere gedaen / verenycht in eenen telg te samen’. Tenslotte zullen dan de presenten gegeven worden, wat enige beweging meebrengt. Edelheid zegt dat hij 't kind zo gaarne zien zou ‘met oogen’ maar hij is beschaamd; Scyencyen er Arbeid zijn het niet minder. Zij gaan nog eens over tot een laatste verklaring van de betekenis van hun geschenken (van zulke verklaringen hadden de rederijkers niet gauw genoeg), waarbij Experyencye hen herhaaldelijk helpt. De appel is goud, de roos is wierook, de bladeren zijn mirre, zij betekenen immers ook bitterheid, ‘want sy dragen die bytterheyt van den bome... sonder verdriet oft clage’. Edelheid bedankt Experyencye met een ‘yc en hoorde nooit scoender bewijs mijn dage / dan experyencye hier bryngt voer oogen’. | |
[pagina 246]
| |
Scyencyen zegt nu: ‘Doet open Betlem’. Wij veronderstellen dat hier een gordijn opengeschoven werd op een ‘toog’. Experyencye laat er op volgen: ‘Wylt u verhoogen hier es die moeder met hueren kynde’. Ieder geeft dan zijn geschenk en zegt zijn strofe van een refrein vol bewogen rijmenspel. Als de kroon op het werk volgen dan twee afscheidsrondelen; maar ze praten toch nog wat na als om hun maskerade te verontschuldigen (‘elc es conync in synen staet’ enz.) en hun goede bedoelingen te beklemtonen. Het is een kleurig en welluidend stuk populaire kunst.
Wij laten hieronder nu de tekst van ons presentspel volgen.
De aanduiding van de personages werd van vers 8 af geünifieerd (Scy., Ed., A., Exp.). Deze namen werden ook ingevuld op het einde van de laatste bladzijde van het ms., waar ze blijkbaar door plaatsgebrek werden vervangen door een streepje. U werd waar het pas geeft vervangen door v en de afkortingen werden stilzwijgend door ons opgelost. De emendaties worden in voetnoot verantwoord.
die cuenync der scyencyen
Wat siet den hemel dunct my ontsteken
met onverganckelyker melodyen
die cuenync der edelheyt
eendrachticheyt sal ons droefheyt breken
wat siet den hemel dunct my ontsteken
die cuenync des aerbeyts
soo dyts daer ons die propheten af spreken
dat dlant van beloften hun sonde verblyen
Scy.
wat ic sic den hemel dunct my ontsteken
met onvergankelyker melodyen
Ed.
Venus yngelen syngen aen alle syen
A.
10[regelnummer]
Davyds herpe maect een geclanc van vruegden
| |
[pagina 247]
| |
Scy.
Marcueryus fluytynge verwect veel duegden
Ed.
Tryton blaest claroenen en basynen
A.
die lybaerden verhuegen bosschen en woestynen
metten saechmoedegen lybaert van gouwe.
Scy.
die cleyn vogelkens vallen den/aer getrouwe
die subgectelyc onder syn vleerken duyken
Ed.
die blomkens die achter velde ontpluken
ontfangen den hemelschen dau van boven
A.
yc soude den oversten Scepper loven
waeric geraect
Ed.
20[regelnummer]
ghy edel heeren
weest mynlyc gegroet
Scy.
danc hebt der eeren
van ouwer duegdelyker obedyencyen
Ed.
wie sydy ghy heere
Scy.
yc ben dye cuenync der syencyen
die alle der werelt es een exempele
A.
en wanen comdy
Scy.
wt Salomons tempele
daer die ertsche voysen als hemelsche tongen
glorye tot ynden hemel songen
over die blyscap van der eerden
doen dede my yonst een present aenveerden
30[regelnummer]
om die exaltacye tot onser behouwenesse
die vrucht der menschelyker betrouwenesse
daer den troost van alder Werelt aen leyt
| |
[pagina 248]
| |
A.
wie sydy ghy her cuenync
Ed.
die cuenync der edelheyt
verheffende muegentheyt van aerde
Scy.
en wane comdy
Ed.
wt Herculus bogaerde
daer ic die gulden appelen yn vynde
en daer sag ic een sterre met eenen kynde
en eenen guldene lybaert mynlyc
die verhyef tkynt tusschen syn clauwen synlyc
40[regelnummer]
en doen was ic den kynde seer goederande
genegen te doene myn offerande
dat ynt huys van vruegden sou syn geboren
Scy.
dyts ymmers bequamelyc om horen
het verlycht duegt der liefden claerheyts
Ed.
en wie sydy ghy heere
A.
die cuenync des aerbeyts
die slans welvaert exaltere en pryse
Scy.
en wanen comdy
A.
wtten eertsschen paradyse
daer den boom des levens staet in syn groysele
verchyert met blommen bequaem int bloysele
50[regelnummer]
en daer ic alsulken luyt vernam
dat ic herweert met eenen presente quam
god geve dat duegdelyc moet vergaen
Ed.
en wat voert u hier toe
A.
yc hebbe verstaen
dat marya die god den heere bewaert heeft
| |
[pagina 249]
| |
met vruegden een lieffelyc kynt gebaer heeft
dat ic hertelyc met goeder yonst begychte
Scy.
en wat maryen meendy
A.
Marya Davyds nychte
Scy.
Davyds nychte
Ed.
wat horic u verclaren
en Marya es lange ten hemel gevaren
60[regelnummer]
en syt ter rechter hant gecroent
van hueren suene
Scy.
ghy syt seere gehoent
oft moet abuyselyc om aenhoren syn
en soude die heere willen herboren syn
om die menschelyke kettyvychede
op eerde te lydene
Ed.
hola hier mede
sou die vermaledyde yoderye
confoermeren dat huer prophesye
nu comen ware die wy lange hebben vernomen
waer die gesontmaker ter werelt tomen
70[regelnummer]
Messyas soe ghy ons hier verclaert
Scy.
en waer heeft Marye haer kynt gebaert
A.
yn betleem
Ed.
yn betleem waer heb dyt tverstant gecregen
A.
die herderen daer ontrent gelegen
die hebbenGa naar voetnoot1 die wete hier af gedaen
| |
[pagina 250]
| |
Scy.
sou dyt onser materyen slaen
dat waer vremde want wy geraken tsamen
soe die conyngen wt oryenten quamen
die ihesum huer offerande deden
A.
waer wyldy wesen
Ed.
ynt huys van vreden
A.
en ic in bethieem
Scy.
80[regelnummer]
en ic ynthuys van mynnen
om den kynde met verhuegden synnen
eerlyc te doene my sacrafijcije
Ed.
yc wyl oic den kindeGa naar voetnoot2 van soeter condijcije
met blyder herten doen myn offerande
A.
yc wyl met duegdelyken onderstande
wt rechter mynnen doen presentacye
Scy.
hy eest weerdych
Ed.
stkynts nacye
verwect nu elexanders muegentheyt
A.
Octavyanus vrientscap
Scy.
ya en die verhuegentheyt
90[regelnummer]
van salamoen die synder moeder croneerde
Ed.
en die groote blyscap die men hanteerde
doen Dabyd golyas bracht int gequel
| |
[pagina 251]
| |
A.
ya en die verlossynge van ysrahel
wort noch by desen kynde ontfaen
Scy.
ya en dlant van beloften open gedaen
en alle bedructe herten verblyt worden
Ed.
die werelt salder af bevryt worden
van trybelacyen en van plagen
A.
tdunct my een dync dat wy yagen
100[regelnummer]
dies verhuegt my therte syn en memorye
Scy.
yc laet my dunken
Ed.
dyts een glorye
A.
twort segt van wonderlycke offertorye
na dat wy met vruegden byeen vergaderen
Scy.
Wat seldy ghy offeren
A.
ycke heere
Scy.
ya
A.
die soete bladeren
vanden boeme des levens die ic hyer bracht hebben
wtten eersschen paradyse
Ed.
bladeren
Scy.
synt bladeren die macht hebben
A.
tsyn bladeren die alsoe verre strecken selen
dat sy dlant van beloften geheel bedecken sellen
tsyn die bladeren die tverstant verwerft
| |
[pagina 252]
| |
110[regelnummer]
daer fernynege corupcye onder sterft
tsyn die bladeren die men loven en nygen sal
daer die siecke gesontheyt onder crygen sal
tsyn sulke bladeren dat daer mede
adam en ieve huer scamelhede
gedect hebben voert alle tsondich berueren
tsyn bladeren die sulc syn van natueren
dat sy cruyen en bloemkens menegerande
bevryden selen voer scade en scande
voer ongerustegen hagel blyxeme oft dondere
120[regelnummer]
tsyn sulken bladeren dat daer ondere
menschen en beesten bevryt wel scuylen mach
soe nabugodonosor in drome aensag
eenen boem daer alle menschen en dieren
onder scuylen mochten
Scy.
noyt wonderlycke(r) manyeren
van bladeren soe ons hier mach geleert worden
A.
onder dese bladeren soe sal geeert worden
hectors vromycheyt en hercules cracht
gedeons fectorye voersienycheyt en macht
peys ruste en duegdelyke hanterynge mede
130[regelnummer]
yosephs liefde en goedertierenhede
trouwe mynne en genadicheyt
en van eraclytus die gestadicheyt
en moyses duegdelyke carytate
en van trayanus die rechtverdige mate
sal onder dese bladeren staen in subiecteyen
met grooter eeren
Ed.
wat vremder sexcyen
van bladeren naer uus woorts wtgevens
soe bryngdy hier nu
A.
van den boeme des levens
hebbic dese soete bladeren ontfaen
yc en caens nyet verstaen
Scy.
140[regelnummer]
yc hebbe wel verstaen
dat die cuenync astrages in drome aen sach
| |
[pagina 253]
| |
wt synder dochter lychame daer sy lach
eenen wygaert groeyen groot van vyrtuyten
vrucht bryngende daer die telgeren die spruyten
daer die telgeren en bladeren soe af bedauden
dat die bladeren al cuenync ryke bescauden
muegent die bladeren syn dat ghy meent
muegende cuenync
A.
trouwen eer neent
ten syn geen bladeren gesien in droeme
Ed.
150[regelnummer]
ten syn oic die bladeren nyet van den vyg boeme
die voer marya neeg totter eerden
die in egypten trac
A.
neent heer cuenync van weerden
syn bladeren die wy eerwerdich noemen
Ed.
wat bryngdy ghy her cuenync
Scy.
boven alle bloemen
die soetste bloem daer ic op glose
A.
wat bloeme eest
Scy.
het es een rose
Ed.
een rose
Scy.
ya die hebbic hier bracht
A.
wat rosen eest
Scy.
van wonderlyke macht
soe schoen van verwen / soe soet van guere
160[regelnummer]
dat hueren rueck gaet alle die werelt duere
huer schoenheyt es tsmenschen yubelerynge
| |
[pagina 254]
| |
hueren rueck der herten confoorterynge
want die veltbloemen die achter velde staen
hueren sueten rueck dat sy ontfaen
van deser rosen soe sy meest connen
soe die sterren huer lycht doen vander sonnen
en om die soetheyt van desen rosen bladeren
sullen die bien alle by een vergaderen
om huenych van deser rosen tontfaene
170[regelnummer]
wt rechter liefden
Ed.
dyts vremt te verstaene
wat rosen maegt syn
A.
segt ons die glose
dat wyt verstaen mogen
Scy.
het es die rose
daer die cuenyngynne van saba als donbedroefde
Salamons wysheyt perfect met proefde
die sy twee roosen toende fyguerlyc
deen van consten gemaect en dande(r) natuerlyc
die welke wt synder syencyen vant
dat hy die bien om tsyngement wtsant
van den twee rosen getoont te samen
180[regelnummer]
en die rose daer sy huer voetsel aen namen
die bryngic daer Salamon aen bekynde
die natuerlyke rose
Ed.
yc ben ten ynde
van mynder verstannesse doert dabuys
van deser rosen
A.
yc sta al confuys
ynt verwonderen van deser rosen ynlyc
Scy.
doert tvertuyt van deser rosen mynlyc
sal ons crassus giericheyt ontspryngen
en conync die gulden cruyken bryngen
die nabugodonosor hadde genomen
190[regelnummer]
en davydt oetmoedicheyt sal oic comen
| |
[pagina 255]
| |
te lande met gemeynen proffyte
doert tvyrtuyt der rosen loeft met yolyte
God van der rosen / sy sal ons troost werden
wy selen wt phahrons handen verloost werden
gelyc die kynderen van Ysrael
by deser rosen
Ed.
noyt wonderlycker voerstel
yc en can vander rosen nyet begrypen
A.
tmoet wat anders bedieden
Scy.
tsyn woorden die nypen
al en connen wy tverstant nyet wt geleggen
A.
wat bryngdy ghy her cuenync
Ed.
ycke
Scy.
ya
Ed.
200[regelnummer]
dat salic v seggen
tes een vrucht die ic eerweerdich houwe
A.
ya wat vruchten eest
Ed.
eenen appel van gouwe
daer wonderlyke vertuyten in syn gelegen
Scy.
eenen appel van gouwe
Ed.
ya en die bryngic gedregen
wt hercules bogaert die verre vermert es
tes vry eenen appel die seer begeert es
want hy doet den priencelyken staet verchieren
hie doet alle edelheyt hantieren
steken torneren voer die blosende lieren
210[regelnummer]
en wympels banyeren te velde stieren
| |
[pagina 256]
| |
om batayllieren / en om scoffieren
die vyanden als fenynegen dieren
die tvelt pylieren en dlant bederven
desen appel doet prys en eere verwerven
die serpenten achter lande sterven
die wolven doerkerven als gebroken scerven
die donnosel scapen des lants onterven
en tonderbryngen
desen appel elc macher wel na verlyngen
220[regelnummer]
dede alyxandere die werelt dwyngen
en hercules die groote ruesen bespryngen
die den boogaert om gyngen daer dappelen stonden
van fynen gouwe
A.
wat horic u vermonden
dyt es noch dmeeste abuys van al
van desen appele
Scy.
wie weet wat werden sal
yc en weet te seggene bue noch ba
A.
yc en versta den syn nyet
Scy.
yc ben tende ra
dwerck te gronderen
Ed.
dat elc versta
men mach desen appel wel exalteren
230[regelnummer]
hy doet landen en steden obederen
tvolc acoerderen / en leven in vreden
hy verdryft eruer in dorpen in steden
boven en beneden met synder cracht
doer desen appel van grooter macht
woude octavyanus die keyser getrouwe
datten elkerlyc aenbeden souwe
als een levende god hier op der eerden
A.
wat sulken appele soumen aenveerden
Scy.
ya en houwen in weerden
| |
[pagina 257]
| |
A.
240[regelnummer]
die presenten syn wonderlyc die wy noemen
Scy.
ghy bryngt bladeren
A.
en ghy bloemen
Scy.
en ghy die vruchten na dat ic glose
A.
myn present syn bladeren
Scy.
en myn present een rose
Ed.
en myn present es eenen appel van gouwe
A.
experencye die ic voer duegdelyc houwe
gaf my den last
Scy.
en my oic mede
Ed.
en sy was die my aenverden dede
den guldenen appele
Scy.
en my die bloemen
A.
en my die bladeren
Ed.
beyt sou sy versoemen
250[regelnummer]
te comene daer wy deere verwaren
Scy.
sou sy oic achter blyven
A.
neen dat sou my varen
want myn verstannesse es seer ruyt
| |
[pagina 258]
| |
Ed.
myn yonstich herte crygt nu vyrtuyt
dat ic exprencye aen schouwe
Experyencye
God gruet u ghy Heeren
A.
syt wellecome vrouwe
exprencye gedessenteert
dat ghy ons bryngt tot fayteeren
met ouwer syencye
Exp.
yc doet geerne ghy heeren
goyds gracye geve tvyrtuyt van boven
A.
yc mach den heere wel dancken en loven
yc sie tbethleem
Scy.
260[regelnummer]
en ic thuys van mynnen
Ed.
en ic thuys des vreets
A.
dat om dat wy kynnen
expreyencye hier staende voor ons oogen
Exp.
thuys van bethleem wylt u verhoogen
es tpaleys van mynnen en thuys van vreden
en bethleem vol duegdelyker seden
daer vrede en mynne es in beloken
dats bruesel na den verstande gesproken
die God met gracyen wil syn verhuegende
Ed.
nu segt ons eerweerdich conync muegende
270[regelnummer]
heeft marya soe ghy ons hebt verclaert
bynnen bruesele een lieffelyc kynt gebaert
dit verstant maect my verdoelt van synne
A.
yaes marya ons edel hertogynne
heeft een lieffelyc kynt soet int gesychte
met vruegden gebaert
| |
[pagina 259]
| |
Scy.
ghy seyt twas Davydts nychte
Exp.
soe eest oic neempt mynder talen goom
want die bysscop van Wtrecht dat es haer oom
dus moet syn nychte syn diet wel grondeert
Ed.
wie soude dat peysen
A.
tes wel gefantaseert
280[regelnummer]
al en costic den syn nyet wel verstaen
Scy.
ya hebben die herden die wete gedaen
van deser geboorten
A.
yaes in veel manyeren
Exp.
die herden die heeren diet dlant regyeren
hebben waerachtighe kynnesse gegeven
dat marya ons edel priencersse verheven
van eender schoonder dochter gelegen es
lof heb den heere
Ed.
alst al verswegen es
yc meendet een sone sou hebben geweest
A.
neent tes een dochtere
Scy.
serteyn dat eest
Exp.
290[regelnummer]
die een dochter heeft talder duegt gewoene
die vercrygt wel eenen yongen soene
en die den boom der natueren heeft
die groote vruchtbarycheyt die daeraen cleeft
verhuegt wel tsoete pryeel van bynnen
en men macht die vruchten soe duegdelyc kynnen
dat men met mynnen die vruegt beseffen wylt
en vrucht in alle pryelen verheffen wylt
| |
[pagina 260]
| |
en sonderlynge vrucht dat wy wel prysen muegen
daer die vruchten der edelheyt wt rysen muegen
300[regelnummer]
want die die vrucht bemynt van tpryeel
die bemynt thoefken oic int geheele
met cruyekens die daer bynnen groyen
Ed.
sy seyt waerheyt
Exp.
en laet u nyet vernoyen
dat een dochter es die wy loven en nygen
dese dochter mocht sulken prience gecrygen
alle landen die souwender by verstercken
yn peyse en in mynnen
Scy.
die godlycke vlerken
moet die vrucht met alle vruegt omryngen
Exp.
nu die presenten
Ed.
die selen wy voertbryngen
310[regelnummer]
om den kynde offerande te doene
Scy.
nu eerweerdich muegende conync coene
omtdect de bladeren
A.
neen bryngt voert die rose
die elken behoeden mach voer nose
want u die weerdicheyt toe behoort
Scy.
bryngt hier den gulden appel voort
ghy conync der edelheyt
Ed.
by ouwer weerden
Exp.
neen ghy moet deere voel al aenveerden
het betaemt u na dat ic versynnen can
A.
wy begerens oic alle
| |
[pagina 261]
| |
Ed.
soe salic begynnen dan
320[regelnummer]
dexpryencye die ic aenschouwe
desen schoonen mynnelyke appel van gouwe
yn hercules bogaert gepluyct seer vromelyc
es die muegentheyt van deser vrucht bequomelyc
die nu geboren es / en seer verheven wort
daer menych edel feyt om bedreven wort
want soe tgout verlycht des menschen synnen
sal huer muegenticheyt sulken name gewynnen
dat hy alle priencerssen te boven slaen sal
Exp.
die de muegentheyt van deser vrucht verstaen sal
350[regelnummer]
men moet hem met redene plat bewysen
hoge in geboorten machtych int oprysen
muegende boven die muegende muegende
alle muegentheyt onder huer macht veryuegende
wort dese vrucht die lieffelyc es en schoone
boven serinamis van babylone
yn muegenthede geexalteert
oft panthaselya
Ed.
diet wel grondeert
dese muegende vrucht groot van perfectyen
sal landen en steden doen in subiectyen
340[regelnummer]
van huerder liefden verbonden blyven
en alle die onruste des lands verdryven
soec ic vore vercleert hebbe
A.
tes wel genomen
Exp.
nu die mynlyke rose
Scy.
die sal oic voercomen
by experencyen verhaelt seer synlyc
die edelheyt van der bloemen mynlyc
die nu geboren es dats dmynlyc ruesken
boven alle rosen treyn presyeuskenGa naar voetnoot3
dat ic hier brynge
| |
[pagina 262]
| |
Ed.
och dyts soet om horen
Exp.
die edelheyt van deser bloemen vercoren
350[regelnummer]
yn vertuyten van duegden soe hoge rysen sal
dat men in alle prysen sal
den guer van deser bloemen bequame
want de excelencye van hueren name
sal die bien wtter locht doen dalen
op dese rose daer sy huenich in halen
welc bien dat wy gelyken muegen
voert gemeyn puepele
Scy.
wylt v verhuegen
yn dese mynlyke rose vol alder goetheyt
om die eerweerdege duegt van hue(r)der soetheyt
360[regelnummer]
sal die edel prience(rs) vol der rechtverdicheyt
eerweerdich houwen met grooter weerdicheyt
en giericheyt wtten lande veryagen
en myltheyt van herten ter feesten dagen
oetmoedelyc met gemeynen proffyte
boven alle priencerssen
A.
och by desen yolyte
vat ic veel duegdelycx in gevens
Ed.
nu die bladeren van den boeme des levens
A.
die bryng ic set alle droefheyt op dynde
Scy.
wat eest
A.
die getrouwicheyt van desen yongen kynde
Ed.
die getrouwicheyt
A.
ya
Scy.
370[regelnummer]
diet wel verstaet
syn getrouwicheyt bladeren
| |
[pagina 263]
| |
A.
trouwen eere yaet
sy verchieren den boem daer sy gegroyt syn
en alst die bloemen die schoon gebloyt syn
soe sal dyt meegdeken sonder flouwicheyt
verchieren met huerder getrouwicheyt
den boem des levens huerder weerdeger modere
en die bloeme der edelheyt hue(rs?) yongen broedere
die god gesontheyt geve en lanc leven
Exp.
en goyds gracye wille onser priencerssen geven
enen salegen ker(c)ganc
Ed.
380[regelnummer]
amen in trouwen
A.
die grouwicheyt die wy voer bladeren houwen
van deser vrucht ser goederande
sal ons voer trybelacye en schande
bedecken daer duegt verwect hebben
soe die bladeren adams mesval bedect hebben
want onder die trouwe van deser maegt
soe maegt al scuylen dat liefde draegt
peys vruegt en onderdanychede
want coreuptcye en wederspanychede
390[regelnummer]
wort onder dees bladeren te nyente gedaen
getrouwicheyt heeten
Scy.
tes wel verstaen
hy waer plomp dies nyet verstaen en souwe
Ed.
yc brynge den soeten appel van gouwe
voer die vrucht van alder muegentheyt
Scy.
en ic brynge die rose der duegentheytGa naar voetnoot4
die ons bescermen sal voor rouwicheyt
A.
en ic brynge die bladerkens der getrouwicheyt
die af werende syn alle meskief en ducht
| |
[pagina 264]
| |
Egp.
die bladeren die rose en oic die vrucht
400[regelnummer]
die muegen wel op een cleyn taxken staen,
van den boeme der natueren gedaen
vereenych(t) in eenen telg te samen
alsoe mach dese edel vrucht van namen
hoogheyt edelheyt en getrouwicheyt reene
wel besluyten in hueren persone alleene
want den soeten boom der natuerlychede
mach bladeren en bloemen en vruchten mede
alle yare vernyeuwen
Ed.
dats emmers waer
Exp.
alsoe mach ons edel priencersse eerbaer
410[regelnummer]
ons yaerlycx met eender vrucht verblyen
Scy.
God geefts huer gracye
A.
wat melodyen
soe vatic in dese moralysacye
Ed.
nu laet ons doen presentacye
den weerden kynde soet int beschouwen
Exp.
langt die presenten
Ed.
geerne in trouwen
yc sou tkynt soe geerne aensien met ogen
och noyt dus beschaempt
Scy.
yc ben plats tynden
A.
en ic soe erre
Ed.
myn present es gout
Scy.
en dmyne wieroeck
| |
[pagina 265]
| |
A.
en myn present es merre
wy muegent met schanden wel laten staen
Exp.
420[regelnummer]
neen trouwen ghy hebbet noch wel gedaen
en dat sal sy oec lyden die bevroetsel heeft
soe den appel natuerlyc voetsel geeft
soe crygtmen met gouwe daer wy na wenschen
al dat behoefelyc es alle menschen
dus mach ment by den appel wel compa(r)eren
en die roose die wy seer exalteeren
kynnen wieroock dat te hemel wert slaet
aen die lucht die den soeten rueck ontfaet
en vander roosen daer groote cracht aen leyt
430[regelnummer]
en die bladeren betekene oic bytterheyt
gelyc die merre daer ic op gome
wan sy dragen die bytterheyt van den bome
alweest vrolyc sonder verdriet oft clage
Ed.
yc en hoorde noyt scoender bewys myn dage
dan expryencye hier bryngt voer oogen
Scy.
doet open bethlem -
Exp.
Wylt u verhoogen
hier es die moeder met hueren kynde
Ed.
o vrucht der muegentheyt reyn wel gemynde
soete gesynde
440[regelnummer]
doer die hoecheyt die ic in v bevynde
bryngic u desen appel ter eeren
machtichste priencersse die ic noyt kynde
blust ons alynde
met ouwen duegdelyken bewynde
soe muegen blyscap en vruegt vermeeren
alle priencen en heeren hem tuwers keeren
doer die hoogheyt uus wesens die u aen gaet
reyn toeverlaet
myn hoge gyfte in dancke ontfaet
| |
[pagina 266]
| |
Scy.
450[regelnummer]
o rose der edelheyt excelente
meegdelyke prente
dese rose soe bryngic u teenen presente
die de weerdicheyt uus persoon bewysen sal
waer wy hopen als die obediente
rose yente
als dat noch wt ouwen regemente
die welvaert van alle landen rysen sal
dies peys en nerynge ons veryolysen sal
reyn edel rose die nu ontploken staet
460[regelnummer]
schoon duegdelyc saet
myn hooge giefte in dancke ontfaet
A.
o bladerkens van trouwen menegertiere
maget fiere
yc brynge u dies ic solaes hantiere
dese bladeren ouwer getrouwicheyt te baten
hopende dat ghy reyn balsemyere
yn geenen dengiere
met ouwen duegdelyken bestiere
ons nemmermeer ongetroo(s)ten sult laten
470[regelnummer]
maer alle die serpenten die ons haten
holpen vernyelen met ouwer daet
o meegdelyc beraet
myn hooge giefte in danche ontfaet
Ed.
ouwen oorlof moedere der edelhede
ouwen oorlof lieffelyc kynt van machte
Scy.
ouwen oorlof roesboem soet van seden
ouwen oorlof moeder der edelhede
A.
ouwen oorlof priencersse des huys vol vreden
die ons die vrucht der muegentheyt brachte
Exp.
480[regelnummer]
ouwen oorlot moeder der edelhede
ouwen oorlof lieffelyc kynt van machte
boven alle meegden hoogst van geslachte
| |
[pagina 267]
| |
Ed.
elc mach hem int lieffelyc kynt verblyen
dat ons solaes en (vruegt)Ga naar voetnoot5 vercregen heeft
Scy.
maect nu genuechte aen alle syen
elc mach hem in dyt lieffelyc kynt verblyen
A.
den soeten lychaem wyl god gebenendyen
die de vrucht der edelheyt gedregen heeft
Exp.
elc mach hem in dyt lieffelyc kynt verblyen
490[regelnummer]
dat ons solaes en vruegt vercregen heeft
dies men droefheyt wter herte geslegen heeft
Ed.
nu gaen wy met eenen verhuegden synne
ter eeren van onser hertogynne
God loven van deser hoger gracyen
Scy.
myn synnen ontpluyken van yubelacyen
doer die cracht van deser vrucht voerseyt
Ed.
ghy syt cuenync de(r) syencyen
Scy.
en ghy conync der edelheyt
A.
en ic conync des aerbeyt
Ed.
dat syn ons namen
Exp.
laet u namen perfect luyen
Scy.
ya sout wel betamen
Exp.
500[regelnummer]
yaet tverdryft der fantasyen smerte
Scy.
soe ben ic thoot dan
| |
[pagina 268]
| |
Ed.
en ic ben therte
Exp.
wat syde ghy
A.
die gemeyn beden
Scy.
nu weetty al vrouwe
Exp.
ic ben te vreden
alst wel tot onser materyen slaet
A.
elc es een conync in synen staet
soe salment nemen
Exp.
tmoet soe genomen syn -
Ed.
wt blyder herten wy hier comen synGa naar voetnoot6
onsen hertoge en onser priencerssen ter eeren
en der yonger vrucht
Scy.
wylt ten besten keeren
510[regelnummer]
dat wy met goeder herten meenen
A.
eenen salegen kercganc wil god verleenen
onser hertogynne
Exp.
en welvaert en gesontheyt
huerder yonger vrucht
Ed.
der mysteryen rontheyt
wylt danckelyc nemen aen alle syen
wy bevelen u der reynder maegt maryen
Ed.
yc hebbe dyt medeken goedertieren
groeyende in duegdelyke manyeren
den appel der muegentheyt gegeven
om met te spelene
| |
[pagina 269]
| |
Scy.
vruegt moeter aencleven
520[regelnummer]
want myn rose der edelhey(t) esser bleven
om huer meegdelyc wesen hoge verheven
met te verchieren soe meegdekens toebehoort
A.
en ic hebbe dat meegdelyc confoort
myn bladeren van(?) trouwen met eeren
om dat se alle prie(n)chen en heeren
sub(y)ectGa naar voetnoot7 levende onder huer genade
bescudden souwen van alle quade
nota
E. De Bock |