Spiegel der Letteren. Jaargang 6
(1962-1963)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 3]De Middelnederlandse Parthenopeusfragmenten en het Oudfranse origineelWie kennis wil nemen van de nog steeds te weinig bekende, onvolledig overgeleverde Middelnederlandse roman van Parthenopeus, ziet zich geplaatst voor grote moeilijkheden. Dit werk is namelijk slechts gedeeltelijk bewaard gebleven en bovendien zijn de fragmenten tot op heden zeer onvoldoende uitgegeven. De meer dan twintig tot heden ontdekte brokstukken liggen in verschillende bibliotheken over West-Europa verspreid. Ze behoren, volgens Van Berkum, wiens aanduiding van de handschriften hier en verderop door mij wordt gevolgd, tot vier verschillende manuscriptenGa naar voetnoot1. Deze bevinden zich tegenwoordig op de volgende plaatsen: Van hs. N 1:
Van hs. N 2:
Van hs. N 3:
Van hs. N 4:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu bevindt zich ook een fotocopie daarvan in de Universiteitsbibliotheek te LeidenGa naar voetnoot2. Deze fragmenten zijn, merendeels in de loop van de vorige eeuw, door meer dan tien Nederlandse en Duitse geleerden in druk uitgegevenGa naar voetnoot3. Een moderne volledige uitgave daarvan bestaat echter nog steeds niet. Een verdienstelijke oudere uitgave was vooral die van de Berlijnse hoogleraar Maszmann, die in 1847 de toenmaals bekende Middelnederlandse brokstukken, samen met de Middelhoogduitse, nauwkeurig publiceerde en daar een bruikbaar uittreksel van het Oudfranse origineel en een leerzame ‘Nachrede’ aan toevoegdeGa naar voetnoot4. Minder bruikbaar was echter de eerste gezamenlijke uitgave van àlle destijds bekende Middelnederlandse fragmenten door de Luikse oudhoogleraar Bormans in 1871Ga naar voetnoot5. Zeventien fragmenten zijn daarin eenvoudig achter elkaar afgedrukt. De vele kleine hiaten in de tekst, ontstaan door het afsnijden van de bladen, zijn niet op de een of andere wijze aangevuld. De grote lacunes, door het ontbreken van vele bladen, zijn overbrugd door een al te korte samenvatting in het Nederlands van de Oudfranse tekst. Daardoor is het voor de lezer moeilijk om de draad van het verhaal te volgen, laat staan om dit te waarderen. Bormans bracht bovendien vele ‘tekstverbeteringen’ aan, waardoor hij trachtte de Middelnederlandse taal en spelling te normaliseren. Daardoor is zijn uitgave ook taalkundig bezien onbetrouwbaar. Na deze weinig geslaagde uitgave van Bormans, publiceerden alleen nog Verwijs, Seelmann en Menne enkele kleine nieuwe fragmenten, allen op wetenschappelijk verantwoorde wijze, maar in tijdschriftvormGa naar voetnoot6. Inmiddels was Van Berkum in 1898 begonnen aan een nieuwe volledige uitgave van de Middelnederlandse Parthonopeus, waaraan zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
proefschrift van 1897 als inleiding werd toegevoegdGa naar voetnoot7. Deze breed opgezette, hoewel nu óók alweer verouderde uitgave in de Bibliotheek van Middelnederlandse Letterkunde werd echter, nadat ruim duizend regels van de tekst waren afgedrukt, om mij onbekende redenen gestaakt. De kleine hiaten in de tekst vulde Van Berkum aan door letterlijke citaten uit het Oudfrans, de grote lacunes door een Nederlandse prozaweergave van de Oudfranse tekst. In zijn inleiding verstrekte Van Berkum vele gegevens over de Nederlandse en Franse handschriften, de vroegere uitgaven enz. Daarna gaf hij een zeer gedetailleerde literaire vergelijking van het Middelnederlandse werk met het Oudfranse, een onderzoek, dat Van Berkum ook al in zijn dissertatie had gepubliceerd. Zo is men, om deze Middelnederlanse roman te leren kennen, dus nog steeds hoofdzakelijk aangewezen op de onvolledige uitgave-Maszmann, de onvolmaakte uitgave-Bormans en de onvoltooide uitgave-Van Berkum. In Frankrijk is de toestand niet veel beter. Van de Oudfranse roman Partonopeus de Blois bestaan zes volledige of bijna volledige handschriften en twee zéér onvolledige, die berusten in de volgende bibliothekenGa naar voetnoot8:
Naar het bijna volledige handschrift in de Bibliothèque de 1'Arsenal (hs. A) is het werk reeds in 1834 uitgegeven door Crapelet en Ro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bertGa naar voetnoot10. Hoe verdienstelijk deze uitgave voor de tijd van ontstaan ook was, het is toch jammer, dat daarop nooit een moderne uitgave is gevolgd. Van Berkum heeft omstreeks 1898 óók een nieuwe uitgave van het Oudfranse werk in voorbereiding gehad, in samenwerking met de Duitse romanist Stengel, maar ook daar is toen niets meer van gekomenGa naar voetnoot11. In de Verenigde Staten werden omstreeks 1934 en 1941 ook pogingen gedaan om tot een nieuwe uitgave van de Oudfranse Partonopeus te geraken, maar die bleven eveneens zonder resultaatGa naar voetnoot12. In de inleiding bij zijn onvoltooide uitgave heeft Van Berkum de Middelnederlandse roman op vele punten vergeleken met de Oudfranse. Hij kwam daarbij tot de conclusie, dat de Nederlandse vertaler een ander handschrift moet hebben gebruikt dan het door Crapelet uitgegeven hs. A, en wel een handschrift dat zeer dicht gestaan moet hebben bij het niet uitgegeven hs. G.Ga naar voetnoot13. Sneyders de Vogel achtte enige jaren later deze conclusie onjuist. Van Berkum maakte namelijk, zoals hijzelf meedeelde, géén gebruik van het eveneens volledige hs. TGa naar voetnoot14. Hij kon ook nog niet het volledige hs. L gebruiken, omdat dit zich in zijn tijd in de voor ieder ontoegankelijke bibliotheek van Lord Ashburnham in Engeland bevond, waaruit het pas in 1898 voor de Bibliothèque Nationale is aangekochtGa naar voetnoot15. Wat de beoordeling van de Nederlandse vertaling betreft, kwam Van Berkum tot de wel erg voor de hand liggende conclusies, dat de Nederlander in kennis van het ridderwezen, van geschiedenis, van aardrijkskunde enz. vèr achterstond bij de Fransman en dat de Nederlander ook in literaire begaafdheid over het algemeen moest onderdoen voor de dichter van het origineel. Hij voegde hier echter aan toe, dat dit gedeeltelijk te wijten kàn zijn aan onduidelijkheid van het handschrift dat de bewerker onder ogen heeft gehadGa naar voetnoot16. Over het geheel wijzen echter m.i. onze Middelnederlandse fragmenten op een goede, vrij letterlijke, vertaling van het Oudfranse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesterwerk, die doen betreuren dat wij deze tekst niet meer in zijn geheel bezitten. Dat deze roman in het Middelnederlands omstreeks het midden van de 13e eeuw in de Nederlanden zeer bekend was, blijkt uit enkele plaatsen in de werken van Jacob van Maerlant. Deze vermeldde in Alexanders Geesten (V, 1212), geschreven circa 1260, een boek ‘van Partonopeuse, van Sornagure’ en bij een opsomming van schone vrouwen in ditzelfde werk (VIII, 111) ook ‘Melioer van Ciefdore’. In zijn iets later geschreven Spieghel Historiael (VI, 1, 66, vs 10 vlg.) trok Maerlant te velde tegen het onhistorische van romanfiguren als Partonopeus. Later nam Jan van Boendale deze plaats over in zijn Brabantsche Yeesten (II, vs. 5404 vlg), van het begin van de 14e eeuw. Ook werd de Partonopeus vermeld in de in 1329 geschreven roman Sidrac ende Bottus (proloog, vs 35) en in het gedicht Van der Feesten (vs 193), van de 14e eeuwGa naar voetnoot17. Om onze zwaar verminkte Middelnederlandse roman te kunnen waarderen, moet men zich telkens wenden tot het Oudfranse origineel, dat ongetwijfeld een meesterwerk is in zijn soort. De proloog van de Partonopeus luidt in het Oudfrans ongeveer als volgt:
God zij geloofd voor al het goede, dat hij mij geschonken heeft. De lente breekt aan en de hele natuur verjongt zich. De leeuwerik, de nachtegaal en de merel zingen van liefde. Ook ik ben jong en levenlustig en daarom wil ik een verhaal schrijven, dat mooi en wonderlijk is. Er zijn ‘clerken’ die zeggen, dat het schrijven van een oud verhaal in een andere taal dan het Latijn tijdverspilling is; maar zij die hun tijd doorbrengen met het schaak- en tafelspel verkwisten die. St.-Paulus zegt, dat men uit alle boeken iets goeds kan leren en zo is het ook met mijn geschrift. De Griekse en Latijnse boeken verdelen de wereld in drie delen: Europa, Afrika en Azië, welk laatste werelddeel even groot is als de beide eerste te zamen. In Azië lag vroeger het rijke Troje, de stad van koning Priamus. Deze had vijf zonen: Hector, Paris, Troïlus, Helenus en Marcomiris. Toen Paris de schone Helena, de vrouw van koning Menelaus, geschaakt had, werd Troje belegerd door de Grieken. Hector verdedigde de stad tien jaar, maar toen hij gesneuveld was, werd de stad verraden door Anchises, een vondeling van lage afkomst, die door de oud geworden Priamus verheven was boven zijn hoge baronnen. Troje werd daarop ingenomen en verwoest. Priamus en zijn zonen werden gedood, behalve Helenus en Marcomiris. Deze laatste, die nog een zuigeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was, werd door zijn voedster uit de wieg gehaald en op de schepen gebracht, waarmee Anchises en zijn stiefzoon Eneas de ramp ontvluchtten. Na lange omzwervingen kwamen ze terecht in Romenië (Italië). Toen Marcomoris vijftien jaar was, ontvluchtte hij de boze Anchises en trok naar Gallië (Frankrijk), dat toen nog een woest land was. Hij bracht daar de beschaving en van hem stammen de latere Franse koningen af, o.a. Faramond, Ludon, Maroveus, Childeris en Clovis, de eerste Christenkoning. Tot diens uitgestrekte gebied behoorde ook het woud der Ardennen, dat toen nog tot aan de zee reikte en vol was van wilde dieren en monsters. In dit toverwoud ging Clovis eenmaal jagen, vergezeld van zijn jonge en schone neef, Partonopeus, graaf van Angers en Blois, de dertienjarige zoon van zijn zuster Lucretia.
Alle Franse handschriften beginnen met deze lange proloog van de dichter over het nut van boeken, welke gedeeltelijk ontleend schijnt te zijn aan die van Benoît de Sainte-Maure bij diens Roman de Troie (circa 1165). In alle Franse handschriften komt dus een uitvoerige inleiding voor over de Trojaanse afstamming van de Franse koningen en de held van de roman. Dit gedeelte schijnt een vrije bewerking te zijn van de z.g.n. ‘Troja-sage’, die het eerst voorkomt bij de Frankische kroniekschrijver Fredegarius van de 7e eeuwGa naar voetnoot18. Daarop begint pas de eigenlijke roman met het verhaal van de jachtpartij in de Ardennen. Onze Middelnederlandse vertaling van omstreeks 1250, de Middelhoogduitse bewerking door Konrad von Würzburg van circa 1275, de volledige Middelengelse vertalingen van de 14e en 15e eeuw en zelfs het Italiaanse volksgedicht van de 14e eeuw, dat vrij naar het Oudfrans is bewerkt, bezitten ook alle deze z.g.n. lange vorm. De 14e-eeuwse IJslandse saga echter, het 15e-eeuwse Deense volksgedicht, één klein fragment van een 15e-eeuwse Middelengelse bewerking, de 16e en 17e-eeuwse Spaanse en Catalaanse prozabewerkingen en ons Nederlandse volksboek van 1644, vertonen alle een z.g.n. korte vorm. Deze meer populaire werken beginnen namelijk met de voorgeschiedenis van de vrouwelijke hoofdpersoon Melior, welke in de z.g.n. lange vorm pas later, door Melior zelf bij verschillende nachtelijke gesprekken aan Partonopeus wordt verteld. Het is moeilijk uit te maken welke vorm van het werk de oorspronkelijke is. Vroeger geloofde men veelal, dat de korte vorm, die logischer en natuurlijker scheen, ook die was van het oudere en ‘oor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spronkelijke’ gedicht, dat verloren was gegaan. Verscheidene geleerden hebben dan ook stambomen opgesteld, waarin de onderlinge verwantschap van de Franse handschriften en de buitenlandse vertalingen en bewerkingen daarvan schematisch werd voorgesteld, met gebruikmaking van één of zelfs meer hypothetische verloren gegane redactiesGa naar voetnoot19. Later hield men zich liever aan de bewaard gebleven teksten en nam men meestal aan, dat juist de lange vorm de oorspronkelijke is en de korte vorm dus door latere omwerking ontstaan. Belangrijk is in dit verband het fragment van ruim 300 versregels van een korte versie in het Middelengels, dat bewaard is gebleven in een handschrift van omstreeks 1450. Dit begint ook met de geboorte van Melior en het lijkt mij verreweg het waarschijnlijkst, dat dergelijke verkorte omwerkingen in versmaat ten grondslag hebben gelegen aan alle latere populaire prozabewerkingen, waartoe ook ons Nederlandse volksboek behoortGa naar voetnoot20. De lange Oudfranse roman, zoals wij die kennen uit 13e en 14e-eeuwse handschriften, was waarschijnlijk het werk van een dichter uit Blois, die schreef in het laatste kwart van de 12e eeuw, en die behoorde tot de ‘school’ van Chrestien de TroyesGa naar voetnoot21. Deze al in zijn eigen tijd vermaarde dichter paste in zijn romans ook vaak de kunstgreep toe, om pas later te vertellen wat veel eerder was gebeurd. De dichter van de Partonopeus maakte op mesterlijke wijze gebruik van deze geraffineerde techniek. Daardoor bracht hij meer spanning in het verhaal en schiep hij een sfeer van geheimzinnigheid en droom, die direct opvalt in het eerste gedeelte van zijn roman. De inhoud van de eigenlijke roman komt in het kort hierop neer:
Partonopeus, de jonge graaf van Blois, neemt deel aan een jachtpartij in de Ardennen. Bij de achtervolging van een everzwijn verdwaalt hij in het wilde woud. De volgende dag vindt hij aan het strand een prachtig schip zeilree liggen, maar hij ziet geen mens aan boord. Dit schijnbaar uit-zichzelf-varend schip brengt hem over de zee naar een grote stad. Hij ziet echter ook daar niets van de inwoners. Hij gaat het mooiste kasteel binnen, eet en drinkt en gaat slapen, bediend door onzichtbare handen. In het donker komt daarop een jonkvrouw bij hem, die vertoornd is hem in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haar bed te vinden. Partonopeus vertelt haar hoe hij daar gekomen is en dan staat ze hem toe te blijven en geeft ze zich zelfs aan hem over. Ze vertelt hem nu, dat ze Melior heet en keizerin is van Byzantium. Haar baronnen wilden, dat ze zou trouwen. Ze heeft daarom boden uitgezonden om de meest geschikte echtgenoot voor haar te zoeken. Dit bleek Partonopeus te zijn, de schone neef van de Franse koning. Doordat ze de toverkunst verstaat en iedereen onzichtbaar kan maken, heeft ze hem door tovenarij naar haar kasteel Chiefdore gelokt. Het was echter niet haar bedoeling, dat hij rechtstreeks naar haar bed zou komen. Haar baronnen hadden het huwelijk bepaald over twee en een half jaar, omdat Partonopeus nog erg jong was. Nu hij eenmaal daar is, zal ze iedere nacht in het donker bij hem komen. Ze verbiedt hem echter nadrukkelijk te trachten haar te zien. Al de tijd dat ze zo met elkaar leven, zal hij onzichtbaar zijn voor iedereen en zal hij ook zelf niemand zien. Hij kan zich overdag bezig houden met de jacht en andere ridderlijke vermaken. Partonopeus belooft haar dit alles.
Na een jaar echter van ongestoord geluk, krijgt Partonopeus heimwee. Melior staat hem dan toe tijdelijk naar huis terug te keren, maar ze herinnert hem aan zijn belofte. Het toverschip voert hem weer over de zee en hij ziet zijn kasteel en zijn moeder terug. Als hij hoort dat de koning van Frankrijk in gevaar is, werft hij troepen aan met het geld dat Melior hem had nagezonden en voegt hij zich bij het Franse leger. Zo neemt hij deel aan de oorlog tegen de heidense Noormannenkoning Sornegur. Partonopeus overwint deze dappere en edele vorst in een beslissend tweegevecht. Tot beloning krijgt hij een nicht van de koning als verloofde. Als deze jonkvrouw echter een toespeling maakt op de schone fee, die hij tevoren liefhad, verlaat hij haar hals over kop en keert hij terug naar Chiefdore. Daar komt Melior weer bij hem en ze vergeeft hem zijn tijdelijke afdwaling.
Een half jaar later keert Partonopeus opnieuw terug naar Frankrijk. Deze keer bekent hij zijn moeder, dat hij een jonkvrouw liefheeft, die hij nog nooit heeft gezien. De moeder raadpleegt de bisschop van Parijs. Deze waarschuwt Partonopeus, dat zijn onzichtbare geliefde een boze geest kan zijn. Hij weet Partonopeus over te halen om zijn belofte aan Melior te breken. Zijn moeder geeft hem bij zijn terugkeer een onblusbare lantaren mee. Als Melior dan weer in het donker bij hem komt, belicht hij haar plotseling met die lamp en... ziet, dat zij geen lelijke oude duivelin is, maar een schone jonge vrouw. Zij verwijt hem dan heftig, dat hij zijn belofte heeft geschonden en verjaagt hem smadelijk van haar hof. Daar de betovering is verbroken, beschimpen en bedreigen haar baronnen de vreemde indringer. Meliors jongere zuster, Urake, voert hem met moeite uit het paleis en naar het schip. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terug in Blois wordt Partonopeus half gek van verdriet en spijt. Tenslotte trekt hij naar de Ardennen om een eind aan zijn leven te maken. Daar wordt hij ‘levend als een dier’ gevonden door Urake en haar nichtje Persewis, die hem meenemen naar het eiland Salence, dat Urake bezit. Melior blijkt nog steeds boos op haar minnaar, of veinst dit te zijn. Urake verzorgt inmiddels Partonopeus en zorgt er ook voor, dat deze door Melior tot ridder wordt geslagen, zonder dat hij door haar wordt herkend. Als de jaren van het uitstel zijn verstreken, wordt bij Chiefdore een groot toernooi uitgeschreven, waarvan de winnaar de keizerin zal huwen. Na nog vele ‘retarderende’ avonturen neemt Partonopeus als een onbekend ridder deel aan dit driedaagse steekspel. Natuurllijk overwint hij al zijn tegenstanders, zelfs zijn meest geduchte tegenstander en medeminnaar, de sultan van Perzië, die sneuvelt in een laatste tweegevecht. Partonopeus huwt dan Melior, de Franse koning Urake en Partonopeus' wapenbroeder bij het toernooi, Gaudin, de kleine PersewisGa naar voetnoot22.
Wat de wijze van vertaling van deze Oudfranse roman in het Middelnederlands betreft, het is mij vooral opgevallen, dat de Nederlander de vaak luchthartige en wufte toon, die de Fransman in de erotische passages aanslaat, sterk heeft getemperd. Men vergelijke b.v. het volgende fragment uit de uitvoerige beschrijving van de eerste liefdesnacht tussen Partonopeus en Melior. De jonkvrouw verzet zich eerst tegen de schuchtere toenaderingspogingen van de knaap en zegt: ‘Laissiés; grans folie est que vos caciés,’ door Van Berkum vertaald met: ‘Doet dit niet! het is dwaasheid, wat ge najaagt’. Daarop volgt onderstaande zéér realistische beschrijving:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Berkum wees er bij deze plaats op, dat de Franse dichter hier ‘met meesterhand op dramatische wijze en met enkele trekken de jonkvrouw tekent, die zich verzet tegen het schuchter geweld van haar geliefde’Ga naar voetnoot23. Maar hij voegt er aan toe: ‘In de Mnl. bewerking treedt daarvoor in de plaats een hoogst onnatuurlijk niet onderbroken sermoen.’ Van Berkum citeerde echter maar een klein gedeelte van deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
passage, terwijl uit een langer fragment, als het bovenstaande, blijkt, dat dit ‘sermoen’ óók in het Oudfrans aanwezig is, zij het in veel korter vorm en met een veel geestiger en cynischer inhoud dan in het Middelnederlands. Van Berkum vergeleek dus, volgens de gewoonte in zijn tijd, over het algemeen veel te kleine fragmenten. Even gecompliceerd als de kwestie van het begin van deze roman is die van het einde. Het slot van het door Crapelet uitgegeven hs A wordt gevormd door het drievoudig huwelijk van Partonopeus met Melior, van de Franse koning met Urake en van Gaudin met Persewis. In alle andere volledige Franse handschriften wordt echter, na het verhaal van het huwelijk van Partonopeus en Melior, dat kort verteld wordt, de roman verder voortgezetGa naar voetnoot24. De sultan van Perzië is daarin namelijk niet gedood bij het toernooi. Hij legt zich niet neer bij de uitspraak van de kamprechters en begint een oorlog tegen Partonopeus, om deze Melior te ontnemen. Deze vervolgen, die in de handschriften G, P en T sterk van elkaar verschillen en alle onvoltooid zijn, zijn bovendien grotendeels geschreven in een andere versmaat. De gewone octosyllabische versregels van het eerste gedeelte zijn in deze vervolgen namelijk vervangen door Alexandrijnen ingedeeld in laisses met monorime. De Middelnederlandse roman bezit ook een vervolg in de gewone versmaat, en dit is zelfs verder voortgezet dan in enig van de bewaard gebleven Franse handschriften. De korte inhoud van deze Middelnederlandse voortzetting, waarvan toevallig grote fragmenten èn het slot volledig zijn bewaard gebleven, komt in het kort hier op neer:
Op het bericht dat de sultan met een groot leger dichtbij de burcht van de oude graaf Ernout van Marberoen is aangekomen, roept Partonopeus een krijgsraad bijeen. Daarin wordt besloten, dat Ernout met zijn vijf zonen zijn burcht zal versterken. Zijn zoon Suplices zal inmiddels met Anselet, Partonopeus' vroegere schildknaap, naar de sultan gaan, om door onderhandelingen tijd te winnen. Intussen rukt koning Marcabers met tweeduizend man tegen Marberoen op. Daar beraadslaagt nu Ernout met zijn zonen. Vooral de reeds gewond geraakte Gautier raadt aan tot krachtig optreden. Ernout zendt nu eerst zijn vrouw Beatrijs met zijn jonge kinderen naar Chiefdore en voegt zich daarna bij zijn zoons, die de brug over de Oire hebben afgebroken. Een hevige strijd met de ‘Turken’ volgt... De sultan, hier Margarijs geheten, schrijft de volgende nacht een brief aan Melior, waarin hij spreekt over zijn liefde en dreigt wraak te nemen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op Ernout, die in het gevecht om Marberoen is gevangen genomen. De sultan beschouwt Ernout namelijk als de hoofdschuldige aan de onrechtvaardige uitspraak van de kamprechters bij het toernooi. De volgende ochtend laat hij Ernout voor zich brengen. Zijn raadgevers geraken in twist over de vraag of deze ter dood gebracht moet worden. Eindelijk geeft Lucius, ‘der minnen bode’, de raad om Ernout ongedeerd aan Melior terug te zenden. De sultan zal daardoor stellig haar gunst winnen, omdat ze erg op haar oude raadgever gesteld is. De sultan geeft verheugd zijn toestemming en zo vertrekken Lucius en Ernout de volgende dag naar Chiefdore, waar ze vol vreugde worden ontvangen. Lucius moet die nacht blijven logeren en hij wordt 's avonds in het gezelschap van de dames gelaten, die zijn fraaie kleding bewonderen. Hij krijgt ook gelegenheid om Melior onder vier ogen te spreken over de liefde van zijn heer. Zij wil daar niet op ingaan, maar belooft tenslotte de sultan wel alleen te willen ontvangen, als hij komt om een wapenstilstand te sluiten. Lucius haast zich deze verheugende boodschap over te brengen. De sultan is in de wolken van blijdschap en laat direct een bestand van veertig dagen sluiten. Daarop rijdt hij met groot gevolg naar Chiefdore, waar hij zeer eervol wordt ontvangen. Zijn gevolg bewondert het kasteel, terwijl de sultan wordt toegelaten tot de vrouwenvertrekken. Als Urake dan binnentreedt, om Melior even te verontschuldigen, ziet de sultan haar voor haar zuster aan en ontvlamt direct in hevige liefde voor haar. Urake laat dit misverstand listig voortduren. Ze gaat met hem op Meliors bed zitten, waar hij haar in gloeiende bewoordingen zijn liefde verklaart, in tranen uitbarst en tenslotte bezwijmt, met zijn hoofd in haar schoot. Als hij weer bijkomt, bekeert hij zich ter plaatse tot het Christendom, terwille van zo'n schone vrouw!Ga naar voetnoot25
Zo eindigt dit merkwaardige Middelnederlandse vervolg met een humoristisch slot. Men zou geneigd zijn althans deze slotscène voor eigen vinding van de Nederlandse dichter te houden, als niet vaststond, dat verscheiden passages van dit vervolg vrij letterlijk uit het Oudfrans zijn vertaald. Bovendien lezen we aan het slot: Hier indet in walsche: vondics meere,
Ic dichtet in mijn lieves ere,
Diet mi wel verghelden sal.
God gheve haer ere ende goet gheval,
Ende na dit leven hemelrike
Ende mi met hare al die ghelike!
Amen
(Uitgave Bormans vs 8401-8407)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook het slot van de Middelnederlandse Partonopeus is dus vertaald naar een Oudfranse tekst, die verloren is gegaan, maar die dicht gestaan moet hebben bij hs T, zoals ook Sneyders de Vogel aannamGa naar voetnoot26. Het is alweer niet uit te maken, welke vorm het slot van de oorspronkelijke Oudfranse roman bezat. Robert meende, dat het fraaie slot met de brede schildering van het drievoudig huwelijk van hs A het werk was van de oorspronkelijke dichter. Robert noemde zelfs de voortzetting in de andere Franse handschriften ‘une prolongation qui offre peu d'intérêt, qui ne produit rien et qui ne se termine pas’Ga naar voetnoot27. De meeste latere Franse geleerden zagen ook in de Oudfranse vervolgen over het algemeen waardeloos werk van latere afschrijvers. Paulin Paris echter noemde de Franse voortzetting in hs. G. wel ‘assez grossièrement débauchée’, maar hij meende toch, dat deze het werk was van de oorspronkelijke dichterGa naar voetnoot28. Hij wees er namelijk op, dat deze voortzetting in de tekst van hs A duidelijk is aangekondigd. We lezen daarin, hoe Partonopeus, in zijn wanhoop over het verlies van Melior en op weg naar de Ardennen om daar zelfmoord te plegen, zijn schildknaap Anselet, toen deze 's nachts lag te slapen, alleen achterliet. Deze was wanhopig toen hij ontwaakte en ging zijn meester overal zoeken. De dichter zegt dan op die plaats (uitgave Crapelet vs 5731 vlg), dat hij Anselets avonturen later zal vertellen. Hij deed dit dan, in het begin van het vervolg, een passage die in het Middelnederlands toevallig niet bewaard is gebleven, maar wel in het Franse hs G. Verder wees Paulin Paris op de plaats in hs G (vs 10678 vlg, volgens de telling bij Van Berkum) waar de dichter zelf zegt, dat hij zijn werk op verzoek van zijn geliefde in een andere versmaat zal voortzetten, hoewel zij hem ook toen weinig hoop gaf. De Nederlandse vertaler, die beter dan de Fransman begreep, dat deze voortzetting de lezers wel eens kon gaan vervelen, gaf deze plaats m.i. vrij weer. Hij moest dit ook doen, omdat hij niet van versmaat veranderde, of... omdat hij een term als ‘lons vers’ (Alexandrijnen) in de Oudfranse tekst niet goed begreep! Ich wane, u van derre ieesten
Verlinghen mach; conste ict gheleesten,
Ic soude corten dese woort...
(Uitgave Bormans, vs 6380 vlg)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paulin Paris achtte het nu, op grond van deze gegevens, het waarschijnlijkst, dat de oorspronkelijke dichter zijn roman eerst voltooide tot en met de bekering van de sultan; maar dat hij later, hetzij omdat dit slot hem niet bevredigde, hetzij omdat hij daarmee zijn doel bij zijn geliefde niet had bereikt, daarnaast ook de tekst schreef van hs. A, met het drievoudig huwelijk als slot. Jonckbloet en Sneyders de Vogel deelden deze mening van de Franse geleerde. Sneyders de Vogel vond zelfs, dat het slot van het ‘oorspronkelijke’ werk, dus mèt de bekering, dat alleen volledig in het Middelnederlands is bewaard gebleven, niet minder hoog staat op literair gebied dan de kortere roman (!?)Ga naar voetnoot29. Hij wees er bovendien op, dat deze voortzetting óók is aangekondigd in hs. A (uitgave Crapelet vs. 1741 vlg), waar Melior, bij haar gesprek met Partonopeus tijdens de tweede nacht, opvallend uitweidt over graaf Ernols van Marberon, zijn vrouw Beatris en zijn vijf zonen, die net als de schildknaap Anselet pas een grote rol spelen in het vervolg. Op grond van vele Noordfranse taalvormen meende Sneyders de Vogel echter, dat het slot van hs. A, met de uitvoerige beschrijving van de drievoudige bruiloft, het werk was van een latere Picardische dichter. Zo is er nog veel onzeker betreffende de Oudfranse Partonopeus. Nader onderzoek van de handschriften, die onvoldoende zijn gepubliceerd, zou hier stellig nog veel nieuws aan het licht kunnen brengen. Dit geldt ook voor de fragmenten van de Middelnederlandse Partonopeus. Over één ding zijn echter allen die deze roman meer dan oppervlakkig kennen het eens, namelijk, dat de Partonopeus van Blois ‘een van de aantrekkelijkste werken van de Middeleeuwse letterkunde’ is, zoals Gaston Paris het vroeger eens uitdrukteGa naar voetnoot30. De grote bekoring, die van het origineel uitgaat, bezitten óók de omvangrijke fragmenten van onze Middelnederlandse vertaling in verzen en bezit zelfs ook nog ons Nederlands proza-volksboek, dat ik, naar het enig bekende exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, kortgeleden heb uitgegevenGa naar voetnoot31.
Scheveningen S.P. Uri |
|