Spiegel der Letteren. Jaargang 4
(1960)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd‘Wie eenmaal u aanschouwt, leefde genoeg’: Perk en PlatenDr. R. Lievens (Spiegel der Letteren III, 3-4, blz. 292) denkt bij de laatste regels van Perks Δεινὴ Θεός aan Hölderlin. Mij doen zij veel eerder aan Platen dan aan Hölderlin denken, en wel aan de eerste strofe van zijn
Tristan:
Wer die Schönheit angeschaut mit Augen,
Ist dem Tode schon anheimgegeben,
Wird für keinen Dienst auf Erden taugen,
Und doch wird er vor dem Tode beben,
Wer die Schönheit angeschaut mit AugenGa naar voetnoot1!
Dat Perk Platen zou hebben gekend is a priori waarschijnlijker, daar Hölderlin ook in Duitsland toen nog weinig bekend was. (Waarom hij tot de lektuur van Perk en Joanna Blancke moet behoord hebben begrijp ik niet; omdat zij met elkaar Goethe lazen? De ‘ontdekking’ van Hölderlin voor Duitsland en voor Europa door de ‘Georgekreis’ gebeurde eerst na de dood van Perk). Bovendien weten wij, dat Perk Platen gelezen heeft: hij schreef naar aanleiding van zijn sonnetten aan Vosmaer: ‘Voor den sonnettenvorm bestudeerde ik de Duitschen van Goethe, Heine, Platen, Rückert, Körner en in Duitsche vertaling die van Petrarca en Mickiewicz’Ga naar voetnoot2. Wie Platens sonnetten bestudeert zal toch wel ook diens andere lyrische gedichten even goed kennen. Trouwens Perk transponeert Platens regels in het positieve: ‘Und doch wird er vor dem Tode beben’ heeft geen plaats in Perks zalige verrukking: ‘Zoo hem de dood in deze stond’ versloeg... Wat nood?’ Londen Leonard Forster |