wijzen: de Universiteitsbibliotheek te Gent, een geheel gaaf exemplaar met keurig kaft... Wie er dus ééntje op de kop tikt, 't zij privé, 't zij officieel, in Noord of Zuid houde zich voor verwittigd: hij bezit of bekijkt een zeldzaamheid.
Ter zake: defect is katern 3, blz. 33-49. Maar dan op een heel bijzondere wijze. Het komt meer voor, dat een vel bij 't doorglijden in de pers - voor de weerdruk - aan zijn voorganger kleeft, en dat aldus van een octavo de blz. 34, 35, 38, 39, 42, 43, 46 en 47 volkomen blank in de boekhandel en thuis of in de bibliotheek belanden.
Maar dit was, dit is hier niet het geval! Katern 3 telt in stee van 16, 8 bladzijden, doch alle acht netjes recto én verso bedrukt, en wel met deze paginering: recto 33, verso 36; recto 37, verso 40; recto 41, verso 44; recto 45, verso 48. Geen enkel zijdje blanco. En het gaat om een 8o, althans uiterlijk, want de voetcijfers of custodes volgen elkaar normaal als octavoaanduidingen op.
Wat is geschied in de zo vlijtige Buschmann-officine?
De twaalf vellen van levering 82 vormend Mijnheer Luchtervelde zijn niet gedrukt als 8o, maar op een kleine pers in 4o! De halve vellen 33, 40, 41, 48; 34, 39, 42, 47; en 35, 38, 43, 46; 36, 37, 44, 45 werden los op elkander gelegd, en samen gevouwen tot ogenschijnlijk een 8o. Maar... op zeker ogenblik is een pak (of geschiedde het maar één enkele keer, precies met het exemplaar dat terecht kwam in de Antwerpse Stadsbibliotheek, doch dat is moeilijk te aanvaarden), zekere keer dus lag een pak halve octavo, recto-blz. 33, 40, 41 en 48 klaar, d.w.z. afgedrukt te drogen om normaliter de weerdruk 34, 39, 42 en 47 te krijgen, toen de drukkersgezel zich vergiste, afgeleid waardoor?, en hij legde fluks op, ‘mondéke’, de vorm met blz. 36, 37, 44 en 45, de vorm, die - ware het een werkelijke 8o geweest - links naast 33, 40, 41 en 48 zou gelegen hebben. Tot overmaat van ramp vergat men bij 't vergaren nog het tweede halve vel, dat de man ook moeilijk zou hebben kunnen bedrukken, tenzij verkeerd!, aan het corpus toe te voegen. Aldus na katern 2, kwam een defect half vel 3 en het noodlot was niet te ontgaan: de blz. 34, 39, 42, 47 en 35, 38, 43 en 46, moesten ontbreken. Indien op deze wijze een aantal inschrijvers door het verminkt exemplaar zal gedupeerd geworden zijn, dan zal de zo door het fatum vervolgde Zetternam wel in een ‘colère à grande orchestre’ zijn uitgebarsten.
Zaak is te weten óf ergens nog defecte exemplaren verscholen zitten om ons een gedachte te kunnen vormen van wat geschied is.
Of is het exemplaar S.B. Antwerpen een z.z.z. boekje?
Ger Schmook