Het speel-schuytje met vrolyke naay-meysjes zingende en queelende de aldernieuwste gezangen
(1751)–Anoniem Het speel-schuytje met vrolyke naay-meysjes zingende en queelende de aldernieuwste gezangen– AuteursrechtvrijOp een schoone Voys.
SChoone Zilvia mijn overschoone maegd,
Gy zijt de geen die mijn jonkhert behaegt
Om u schoonheid so treur ik dag en nagt,
| |
[pagina 21]
| |
Schoonste Godin,
Toon mijn dog wedermin,
Eer dat ik heel versmagt.
Wat voor Monsieur, hoor ik hier in de nagt,
Al voor mijn deur,
Met suchten en getreur?
Minnaer vertrek van hier en laet mijn in de rust,
Gaet na een Maegd,
Die meer liefde tot u draegt,
Daer gy u vlam aen blust.
Schoone Zilvia ag ag mijn waerde pand,
Gy zijt de Perel al uit ons heele Land,
Want u schoonheid die is my veel te schoon
Segt soete susje mijn,
Mogt ik u dienaer zijn,
In Vrouw Venus Throon.
Sus zus minnaer en prijst niet al te zeer,
Al u flattatie dat is maer om mijn Eer,
Praet gy van Venus lonken,
Het is om de Schoonheid,
Het is maer om de blom,
Van mijn fiere magedom.
Daer gy mijn om vryd.
Heel ongetroost soo blijft een minnaers hert.
Moet u derven zoo leef ik in de smert,
So komt klijn Cupidootje soet,
Zoontje van de min,
Schiet met u jeugdig hert,
Met een Pijl vol van smert,
Mijn alderschoonste Godin.
|
|