Spektator. Jaargang 16
(1986-1987)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Ter inleidingIn het studiejaar 1985-1986 organiseerden de gezamenlijke vakgroepen voor algemene literatuurwetenschap een postacademiale cursus over ‘Literatuur en Geschiedenis’. De cursus had in Groningen plaats op twee zaterdagen, nl. op 2 november en 1 maart, en bestond uit zes lezingen. Van de deelnemers was het merendeel werkzaam als docent in het voortgezet onderwijs. Even tevoren, op 12 oktober 1985, had de Nederlandse Vereniging voor Algemene Literatuurwetenschap een themadag georganiseerd over een verwant onderwerp, ‘Geschiedenis-Literatuurgeschiedenis’. Op deze themadag werden vier inleidingen gehouden; één daarvan was min of meer gelijk aan één van de inleidingen op de P.A.O.-cursus. Gezien de verwantschap tussen de beide thema's lag een gezamenlijke publicatie voor de hand. Wij stellen het bijzonder op prijs, dat de redactie van Spektator bereid was hiertoe een volledig nummer ter beschikking te stellen. Een positieve bijzonderheid daarbij was, dat een jaar geleden (sept.1985) in Spektator ook de lezingen van de vorige landelijke postacademiale cursus voor A.L.W. zijn verschenen. Deze waren gewijd aan het thema ‘Literatuurgeschiedenis en canonvorming’. Tussen dit thema en de beide thema's van de bijeenkomsten in 1985/86 bestaan er uiteraard interessante relaties, zodat het goed is de bijdragen in één tijdschrift bij elkaar te hebben. In deze nieuwe speciale aflevering vindt U allereerst vijf van de zes lezingen van de P.A.O.-cursus. De tekst van de voordracht van B.P. van Heusden was helaas niet beschikbaar. Daarna volgen de bewerkingen van drie lezingen van de V.A.L.-bijeenkomst; de lezing van P.W.M. de Meijer werd in beide series gehouden. Het eerste artikel (van Elrud Ibsch) bevat een uiteenzetting over historiciteit, met een karakteristiek van vier fundamentele houdingen daar tegenover. Eenzelfde probleem keert, in ander verband, ook later terug, o.m. in het artikel van Horst Steinmetz. Richt men zijn aandacht in het bijzonder op de relaties tussen geschiedenis en literatuurgeschiedenis, dan is er reden speciale aandacht te schenken aan de mentaliteitsgeschiedenis: niet slechts vanwege de hedendaagse belangstelling daarvoor, maar ook om intrinsieke redenen. A.A. van den Braembussche geeft een overzicht van dit gebied, en gaat daarbij ook in op de relatie van mentaliteit en ideologie. Steinmetz onderzoekt de betekenis ervan voor de literatuurgeschiedenis, in het licht van de problemen, die uit het structuralisme voortkwamen. In welke opzichten kan de mentaliteitsgeschiedenis daarvoor een oplossing bieden? Nieuwe ontwikkelingen in de literatuurgeschiedenis in een wat meer concrete zin worden beschreven en met voorbeelden toegelicht door W. van den Berg en Rien T. Segers. De eerste beklemtoont de sociale en culturele context van de literatuur, onder andere de betekenis van genootschappen en leesgezelschappen, de laatste bespreekt de complementaire rol van de synchrone en diachrone as in de literatuurgeschiedschrijving. In zijn overzicht van de betrekkingen tussen literatuur- en cultuurgeschiedenis knoopt Van den Berg trouwens ook bij de mentaliteitsgeschiedenis aan. | |
[pagina 4]
| |
Een groot deel van het hierboven genoemde betreft de geschiedenis van de literatuur, een begripsverbinding die zich onmiddellijk opdringt wanneer er van geschiedenis en literatuur sprake is. Daarnaast is er echter ook (omgekeerd) de ‘literatuur van de geschiedenis’, oftewel de vraag naar het literaire karakter van de geschiedschrijving. Welke literaire middelen gebruikt de historicus? Daarover schrijft vooral P.W.M. de Meijer. Trekt men de genre-vergelijking door, dan dringen zich vragen op in de trant van: Welke beelden geven de literatuur en de geschiedschrijving van de wereld? Wat zijn daarin de overeenkomsten en verschillen? En vooral: wat zijn hun beider mogelijkheden om waarheid uit te drukken? Over zulke kwesties handelt het artikel van F.R. Ankersmit. Bij dit alles mochten de didactische problemen en consequenties niet vergeten worden. Zij komen in het eerste artikel al even ter sprake. Het artikel van K.F. Flippo is er geheel aan gewijd. Hij schetst een algemeen kader, maar doet ook eigen voorstellen voor de behandeling van de literatuurgeschiedenis op school. Dit zijn, kortom, enkele hoofdmomenten in de navolgende artikelen. Zij weerspiegelen niet alleen de levendige belangstelling, die er op het ogenblik weer voor deze problemen bestaat (zowel in een meer principiële als in een meer toegepaste zin), zij willen ook een bijdrage tot de opheldering en, waar mogelijk, de beantwoording ervan geven. Als lezing gaven zij aanleiding tot geanimeerde gedachtenwisselingen. Wij hopen, dat zij ook in geschreven vorm actuele behoeften vervullen, en behalve informatief ook stimulerend zullen blijken te zijn.Ga naar voetnoot* J.J.A. Mooij
|
|