Spektator. Jaargang 15
(1985-1986)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coördinatieverschillen tussen het Nederlands en het Engels
|
(1) | *Jan en danste en zong |
(2) | dat Jan en danste en zong |
(3) | *Jan of wint of verliest |
(4) | dat Jan of wint of verliest |
De verklaring die de schrijfster geeft, is onder meer gebaseerd op de gedachte dat het Nederlands in de basisstructuur een SOV-volgorde heeft. Het Nederlands bezit een regel die finiete werkwoorden, in de basis achteraan gegenereerd, in de hoofdzin op de tweede plaats zet (Neijt 1979:10):
Aangezien Verb Fronting (ook wel V-plaatsing of V-Second genoemd) verplicht is en verplaatsing ‘across-the-board’ alleen mogelijk is als de finiete werkwoorden identiek zijn (Williams 1978), missen de zinnen (2) en (4) een hoofdzinsvariant in de vorm van (1) en (3), aldus Neijt (1979:11).
Voorts probeert Neijt aan te tonen, dat (2) en (4) welgevormd zijn, omdat het hier zou gaan om coördinatie van VP's. Een VP is een ‘major category’ en dat is de enige categorie waarbij initiële coördinatie is toegestaan, d.w.z. coördinatie met behulp van zogenaamde reeksvormers als en...en, zowel...als, of...of etc. In (1) en (3) zou het volgens Neijt gaan om initiële coördinatie van V's, lexicale categorieën dus, en zij laat zien dat zulks doorgaans onmogelijk is:
(6) | N: *een kleine of bus of auto
P.: *vlak of boven of onder dat kleine kastje A: *erg zowel rood als blauw V: *dat hij zal en eten en drinken |
In haar discussie met Manaster-Ramer gaat Neijt (blz. 68) nog wat dieper in op de structuur van nevenschikkingen als en lacht en huilt. Zij brengt nogmaals naar voren, dat het hier niet kan gaan om een nevenschikking van V's en wijst daarbij op het feit dat VP-adverbia als hard niet buiten de initiële coördinatie geplaatst kunnen worden:
(7) | *omdat Jan hard en lacht en huilt |
Neijt vervolgt dan: ‘On the other hand, if en lacht en huilt is a coordination of VPs, the pattern of grammaticalness cited by Manaster-Ramer follows quite naturally. Verb Preposing is impossible in Jan en lacht en huilt, which is structured roughly as (8):
En lacht and en huilt do not form one V-node together and therefore cannot be fronted in one swoop (Verb Fronting fronts verbs, not VPs). Across-theboard movement is not possible either: the V-nodes are different.’
Hoewel ik veel waardering voor Neijts poging tot verklaring van deze feiten heb, geloof ik toch, dat er enkele problemen, met name moeilijkheden rond werkwoorden met partikels (zie paragraaf 1) over het hoofd zijn gezien. Dat initiële coördinatie van V's wel mogelijk is, blijkt uit het feit dat (9) een keurige Nederlandse zin is:
(9) | (Karel zei) dat Jan de plaat zowel opzette als afdraaide |
De onwelgevormdheid van (7), als daar al sprake van is, hoeft niet in verband te staan met de status van hard als VP-adverbium. Een zin als (10), met een adverbium dat niet bekend staat als een typische VP-constituent, klinkt voor mij niet veel beter of slechter dan (7):
(10) | omdat Jan gisteren en lachte en huilde |
In wat hier volgt zal ik laten zien, dat (1) en (3) fout zijn om dezelfde reden waarom (11) fout is:
(11) | *Jan en danste en hij zongGa naar eindnoot1 |
De analyse die ik hier zal verdedigen, geeft ook een verklaring voor het feit dat
op coördinatief gebied in het Engels in hoofdzinnen en in bijzinnen mogelijk is wat in het Nederlands eigenlijk alleen in bijzinnen mogelijk is:
(12) | John both danced and sang |
(13) | that John both danced and sang |
(14) | John either wins or looses |
(15) | that John either wins or looses |
Men vergelijke (12)-(15) met (1)-(4).
1. Coördinaties van werkwoorden met partikels
Het Nederlands is dieptestructureel een SOV-taal; daaraan wordt in linguïstische kringen sinds Kosters ‘Dutch as an SOV-language’ (Koster 1975; 1980) nauwelijks meer getwijfeld. Kosters argumentatie daarvoor is vooral gebaseerd op observaties rond de distributie van partikels zoals in:
(16) | dat Jan Marie gisteren opbelde |
(17) | Jan |
Verb Fronting, een verplichte transformatieGa naar eindnoot2 volgens Neijt (1979:11), plaatst het finiete werkwoord op de tweede plaats in de zin (zie (5)) en het partikel blijft staan op de plaats waar het eens met het werkwoord één geheel vormde. In samenwerking met PP-over-V kunnen nu alle distributies van het partikel in het Nederlands verklaard worden. Een verplaatsingsregel als Particle Movement, voorgesteld voor het Engels, is in de grammatica van het Nederlands niet aanwezig, aldus Koster (1975;1980).
Als dit juist is, dan volgt daaruit, dat op een structuur als (18) tweemaal Verb Fronting moet worden toegepast om de hoofdzinsvolgorde als in (19) af te leiden:
(18) | (dat) Jan instapte en wegreed |
(19) | Jan en |
Aan de partikels in en weg in (19) kan men zien, dat Verb Fronting inderdaad tweemaal moet zijn toegepast. Aangezien het finiete werkwoord verplaatst wordt naar de tweede plaats in S (zie nogmaals (5)) en niet onder VP aangehecht moet worden, wijzen deze observaties erop, dat (18) in structureel opzicht op twee wijzen te interpreteren is:
(20) | (dat) Jan [v instapte] en [v wegreed] |
(21) | (dat) [s Jan instapte] en [s Jan wegreed] |
Alleen (21) voldoet aan de voorwaarden die Verb Fronting stelt. De afleiding van zin (19) Jan stapte in en reed weg gaat nu als volgt:
(22) | [s Jan instapte] en [s Jan wegreed] (basisstructuur)
[s Jan stapte in] en [s Jan reed weg] (Verb Fronting 2x) [s Jan stapte in] en [s Jan reed weg] (Voorwaartse samentrekking) |
Dat het juiste is zin (19) Jan stapte in en reed weg te analyseren als een neven-
schikking van twee S'en, blijkt ook uit het volgende argument, dat gebaseerd is op Kerstens' theorie over samentrekkingen in het Nederlands (Kerstens 1980). Het hart van deze theorie wordt gevormd door twee condities, één op achterwaartse samentrekking en één op voorwaartse samentrekking. De conditie op achterwaartse samentrekking houdt in, dat in het linkerconjunct alleen een lege plaats of lege plaatsen kan c.q. kunnen voorkomen direct links van het nevenschikkend voegwoord. Kerstens formuleert deze conditie als volgt:
(23) | *pro ψ]s als ψ = fonologisch gespecificeerd |
Met deze conditie verklaart Kerstens het contrast tussen bijvoorbeeld (24) en (25):
(24) | Hij geeft haar een plat s] en zij geeft mij een plaat |
(25) | *Hij geeft haar een plaat s] en zij geeft haar een plaat |
In (24) verschijnt de lege plaats (pro) direct links van het nevenschikkend voegwoord en dat verhindert conditie (23) niet. In (25) verschijnt de lege plaats niet direct links van het nevenschikkend voegwoord, maar wordt daarvan gescheiden door de (fonologisch gespecificeerde) NP een plaat, en dat is iets dat (23) wel verbiedt.
De conditie op voorwaartse samentrekking is in wezen gelijk aan (23), maar verschilt daarvan wat de richting betreft:
(26) | *[s ψ pro als ψ = fonologisch gespecificeerd |
(26) houdt dus in, dat de lege plaats of plaatsen (pro) direct rechts van het nevenschikkend voegwoord dienen te verschijnen en niet van dat voegwoord gescheiden mogen worden door fonologisch gespecificeerde taalelementen. Zo verklaart Kerstens het verschil tussen (27) en (28):
(27) | Hij geeft haar een boek en hij leent mij een plaat |
(28) | *Hij geeft haar een boek en hij leent mij een boek |
In (27) verschijnt de lege plaats direcht rechts van het nevenschikkend voegwoord, wat toegestaan wordt door (26); in (28) staat hij leent mij tussen het nevenschikkend voegwoord en de lege plaatsen, wat verboden wordt door (26)Ga naar eindnoot3Ga naar eindnoot4. Beschouw nu de volgende zinnen:
(29) | Jan danste en Jan zong |
(30) | *Danste Jan en zong Jan |
Wissing van het subject Jan in beide zinnen levert een verschillend resultaat op, iets wat echter geheel door Kerstens' theorie voorspeld wordt: in (29) staat Jan direct rechts van het nevenschikkend voegwoord en, in (30) staat zong nog tussen en en Jan in.
Nu zou men kunnen stellen, dat de zin Jan danste en zong ook een onderliggende structuur kan hebben, waarin danste en zong een nevenschikking van VP's
en dat Verb Fronting alleen de linker V naar voren plaatst, onder de S. Dit is evenwel onjuist, iets wat zichtbaar wordt als we aan de werkwoorden partikels toevoegen:
(32) | *Jan danste rond en meezong |
(33) | Jan danste rond en zong mee |
Voor zin (33) geldt hetzelfde als wat hierboven opgemerkt is ten aanzien van zin (19) Jan stapte in en reed weg: de partikels geven de plaats aan waar zij eens met het werkwoord een geheel vormden. De beide werkwoorden kunnen nooit te zamen naar voren zijn geplaatst, want zo'n verplaatsing zou de onwelgevormde zin (34) opleveren:
(34) | *Jan instapte en wegreed |
Hoofdzinnen als (29) Jan danste en zong zijn dus uitsluitend te begrijpen als een nevenschikking van twee S'en:
(35) | [s Jan danste] en [s Jan zong] |
omdat het Nederlands een SOV-basisvolgorde heeft en ook Verb Fronting. Bijzinnen kunnen wel op twee wijzen gestructureerd zijn:
(36) | dat Jan de plaat [v opzette] en [v afdraaide] |
(37) | [s dat Jan de plaat opzette] en [s dat Jan deze afdraaide] |
Dat (36) ook mogelijk is, blijkt uit het feit dat initiële coördinatie van opzette en afdraaide mogelijk is:
(38) | dat Jan de plaat zowel [v opzette] als [v afdraaide] |
Voor de hoofdzinsvolgorde kan echter alleen een structuur als (37) dienst doen, omdat Verb Fronting tweemaal toegepast moet worden en deze regel ook twee S'en vooronderstelt. Zouden we toch uitgaan van een structuur als (36), dan levert dat altijd, hoe we de regel ook toepassen, een onwelgevormd resultaat op
(39) | *Jan zette op en afdraaide de plaat |
(40) | *Jan zette op en draaide af de plaat |
(41) | *Jan zette op en draaide de plaat af |
(42) | *Jan zette en draaide de plaat op af |
Toepassing van Verb Fronting (tweemaal) op een structuur als (37) levert op: Jan zette de plaat op en hij draaide deze af, wat na Voorwaartse samentrekking resulteert in de correcte zin:
(43) | Jan zette de plaat op en Jan draaide deze af |
2. Het contrast Nederlands/Engels ten aanzien van coördinatie
In Klein (1985a) heb ik laten zien, dat in het Nederlands behalve, in plaats van en dan nevenschikkende voegwoorden zijn. Nevenschikkende voegwoorden zijn verbindingswoorden die uit hun aard een contrast oproepen en geen casus uitdelen, maar, als zij NP's verbinden, de casus van de eerste NP veeleer doorgeven aan de tweede. Deze voegwoorden hebben als eigenaardigheid dat zij te zamen met het onderschikkend voegwoord dat een combinatie kunnen vormen: behalve dat, in plaats van dat, dan dat. Deze combinatiemogelijkheid hebben deze voegwoorden gemeen met een aantal voorzetsels en bijwoorden: voor dat, na dat, sinds dat, niettegenstaande dat, nu dat. Het is mij onduidelijk waarom behalve, in plaats van en dan, die anderszins echte nevenschikkende voegwoorden zijn (Klein 1985a) deze eigenschap delen met voorzetsels en bijwoorden en waarom andere nevenschikkende voegwoorden dat niet doen (*en dat, *maar dat etc.)
We vinden in het Nederlands dus drie soorten woorden die bijzinnen kunnen inleiden. In schema:We treffen dus op één lijn aan:
(45) | dat Jan de plaat afgedraaid had [p na [ s dat hij deze opgezet had]] |
(46) | dat Jan de plaat afgedraaid had [c in plaats van [s dat hij deze opgeborgen had]] |
Laten we nu nog eens kijken naar zin (32) dat Jan de plaat opzette en afdraaide. Zoals gezegd zijn er bij bijzinnen twee structuren mogelijk: één waarin sprake is van een coördinatie van V's en één waarin sprake is van een coördinatie van S'en, waarop Voorwaartse samentrekking toegepast kan worden. In het laatste geval luidt de onderliggende structuur dat Jan de plaat opzette en dat Jan deze afdraaide. Deze zelfde mogelijkheden treffen we ook aan bij bijzinnen die ingeleid worden door behalve, dan en in plaats van:
(47)a | dat Jan de plaat behalve [v opzette] ook [vafdraaide] |
b | dat Jan de plaat [c behalve [s̄ dat hij hem opzette]] ook afdraaide |
(48)a | dat Jan de plaat vaker [v opzette] dan [v afdraaide] |
b | dat Jan de plaat vaker opzette [c dan [s̄ (dat) hij hem afdraaide]] |
(49)a | dat Jan de plaat [v opzette] in plaats van [v afdraaide] |
b | dat Jan de plaat opzette [c in plaats van [s̄ dat hij hem afdraaide]] |
Evenmin als (36) kennen de a-zinnen van (47)-(49) hoofdzinspendanten (Klein 1984):
(47)c | *Behalve opzette/zette - op, draaide Jan de plaat af |
(48)c | *Jan zette de plaat vaker op dan afdraaide/draaide - af |
(49)c | *Jan zette de plaat op in plaats van afdraaide/draaide - af |
Alleen de b-zinnen hebben hoofdzinspendanten:
(47)d | Jan draaide de plaat, behalve dat hij hem opzette, ook af |
(48)d | Jan zette de plaat vaker op dan (dat) hij hem afdraaide |
(49)d | Jan zette de plaat op in plaats van dat hij hem afdraaide |
De oorzaak van de ongrammaticaliteit van de czinnen is dezelfde als die van (39)-(42): het Nederlands is een SOV-taal, heeft Verb Fronting en deze regel vooronderstelt de aanwezigheid van twee S'en. Er is in de a-zinnen van (47)-(49) maar één S.
Voorwaartse samentrekking toepassen op de d-zinnen van (47)-(49) is niet mogelijk, omdat deze regel niet toegepast kan worden, als er niet twee zinnen nevengeschikt verbonden zijn met dezelfde plaatsing van V's. Is er dus een zin met hoofdzinsvolgorde verbonden met een zin met bijzinsvolgorde, dan levert samentrekking een onwelgevormde zin op:
(50) | Als je naar school toegaat en langs de bakker komt, neem dan een krentebol voor me mee |
(51) | *Als je naar school toegaat en komt langs de bakker, neem dan een krentebol voor me mee |
Dit geldt ook voor Terugwaartse samentrekking:
(52) | *Als je naar school en je gaat naar de bakker toe, neem dan een krentebol voor me mee |
En nu het Engels. Deze taal heeft in hoofd- en bijzinnen de SVO-volgorde en kent dus ook geen Verb Fronting. Bovendien kunnen we op goede gronden aannemen, dat het finiete werkwoord in het Engels onder de VP zit (Neijt 1979:12). We verwachten derhalve niet; dat de hoofdzinsproblemen die wij hierboven voor het Nederlands constateerden zich in het Engels ook zullen voordoen. Dit blijkt juist te zijn: in het Engels is coördinatie van V's mogelijk in alle gevallenGa naar eindnoot5:
(53)a | *Jan danste in plaats van zong |
b | dat Jan danste in plaats van zong |
(54)a | John danced instead of sang |
b | that John danced instead of sang |
(55)a | *Jan danste liever dan zong |
b | dat Jan liever danste dan zong |
(56)a | John danced rather than sang |
b | that John danced rather than sang |
De Nederlandse bijzinnen zijn correct, maar de hoofdzinnen zijn ongrammaticaal. De Engelse bij- en hoofdzinnen zijn beide welgevormd.
Deze feiten bevestigen dus deze analyse, die uitgaat van het Nederlands als SOV-taal + Verb Fronting. Het Engels heeft de mogelijkheid in hoofd- én bijzinnen finiete werkwoorden te coördineren, iets wat in het Nederlands alleen in bijzinnen kan. De partikelproblemen die het Nederlands kent in hoofdzinnen (*Jan zette op en draaide af de plaat; *Jan draaide aan en draaide uit de radio) kent het Engels niet:
(57) | John turned on and turned off the radio |
(58) | John sat down instead of got up |
(59) | John sat down rather than got up |
Het verschil tussen het Engels en het Nederlands ten aanzien van reeksvormers, een van de problemen die Neijt in haar proefschrift behandeld heeft(zie de inleiding van dit artikel), kan nu op dezelfde wijze verklaard worden. De feiten waar het om gaat, zijn als volgt:
(60) | bijzin Nederlands: dat Jan zowel danste als zong
hoofdzin Nederlands: *Jan zowel danste als zong |
(61) | bijzin Engels: that John both danced and sang
hoofdzin Engels: John both danced and sang |
De initiële coördinatie zowel danste als zong is alleen mogelijk in Nederlandse bijzinnen. In het Engels is both danced and sang mogelijk in hoofd- en bijzinnen.
Ook deze feiten volgen uit de hier voorgestelde analyse. In Nederlandse bijzinnen is nevenschikking van V's mogelijk. In hoofdzinnen is altijd Verb Fronting toegepast en dus bevat *Jan zowel danste als zong twee S'en:
(62) | * [s Jan [zowel danste]] als [s - zong] |
Dat ook zong de verplichte regel Verb Fronting ondergaan heeft, is natuurlijk niet zichtbaar. Maar als we aan dit werkwoord een partikel toevoegen, zien we dat dit wel degelijk het geval moet zijn:
(63) | * [s Jan [zowel danste]] als [s - ] |
Duidelijk is nu, dat de initiële coördinator in deze zin niet twee V's (zoals in de bijzin), of twee S'en verbindt, maar een V (danste) en een S (- zong mee). Dat zijn ongelijkwaardige constituenten en die kunnen niet nevengeschikt verbonden worden! (62) en (63) zijn dus om dezelfde reden ongrammaticaal als (64):
(64) | *Jan [v zowel danste] als [s hij zong] |
3. Conclusie
In dit artikel heb ik proberen aan te tonen, dat een eenvoudige hoofdzin in het Nederlands als Jan danste en zong uitsluitend een structuur toegekend mag worden met twee nevengeschikte S'en, waarbij in het rechterconjunct het onderwerp onder identiteit met dat van het linkerconjunct is samengetrokken: (29) Jan danste en zong. Het bedrieglijke van het zinnetje Jan danste en zong is, dat men niet kan zien, dat ook zong Verb Fronting ondergaan heeft, iets wat wel zichtbaar is in bijvoorbeeld (33) Jan danste rond en zong mee. In deze zin geven de partikels rond en mee de plaats aan waarvandaan danste c.q. zong verplaatst zijn op een wijze zoals aangegeven in (5).
Door Nederlandse feiten rond nevenschikking te vergelijken met equivalente constructies in het Engels kwamen enkele interessante verschillen aan het licht (53)-(56). In het Engels, een SVO-taal, blijken coördinaties van V's ook in hoofdzinnen mogelijk te zijn, iets wat in het Nederlands (SOV) onmogelijk is. Dit geldt ook voor de nevenschikkingen waarbij gebruik gemaakt is van coördinatoren als in plaats van (instead of) en dan (rather than)Ga naar eindnoot6.
Bibliografie
Bakker, D.M., 1983. ‘Coördinatie en major constituents’, in Glot 6, 183-227. |
Booij, G.E., 1983. ‘Conjunctiereductie in gelede woorden, een terreinverkenning’, in Spektator 13 (1983-84) 3-19. |
Booij, G.E., 1985. ‘Conjunctiereductie én nevenschikking in gelede woorden’, in Spektator 14 (1984-85), 471-473. |
Evers, Am., 1982. ‘Twee functionele principes voor de regel ‘Verschuif het werkwoord’, in Glot 5, 11-30. |
Haas, W. de, 1984. ‘Conjunctiereductie of nevenschikking in gelede woorden’, in Spektator 14 (1984-85), 216-220. |
Kerstens, J., 1980.. ‘Over samentrekking’, in De nieuwe taalgids 73, 375-394. |
Klein, M., 1984. ‘De persoonsvorm in focus’, in: Breekveldt, W.F.G. en J. Noordegraaf (eds.) Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek V. Vrije Universiteit Amsterdam 1984. |
Klein, M., 1985a. ‘Behalve: voorzetsel of voegwoord?’, in De nieuwe taalgids 78, 363-368. |
Klein, M., 1985b. ‘Koordination oder Gapping?’ in Kürschner, W. und R. Vogt (eds.) Grammatik, Semantik, Textlinguistik. Akten des 19. Linguistischen Kolloquiums Vechta 1984. Band I. Tübingen 1985: Max Niemeyer Verlag. |
Klein, M., 1985a. ‘Behalve: voorzetsel of voegwoord?’, in De nieuwe taalgids 78, 363-368. |
Klein, M., 1985b. ‘Koordination oder Gapping?’ in: Kürschner, W. und R. Vogt (eds.) Grammatik, Semantik, Textlinguistik. Akten des 19. Linguistischen Kolloquiums Vechta 1984. Band I. Tübingen 1985: Max Niemeyer Verlag. |
Koster, J., 1975. ‘Dutch as an SOV-language’, in Linguistic AnalysisI, 111-136. Ook als: ‘Het Nederlands als SOV-taal’ in: Klein, M. (1980) Taal kundig beschouwd. Den Haag 1980: Martinus Nijhoff. |
Neijt, A.H., 1979. Gapping. A contribution to sentence grammar. Dordrecht: Foris Publications. |
Thompson, S.A., 1972. ‘Instead of and rather than in English’ in Journal of Linguistics 8, 237-249. |
Williams, E., 1978. ‘Across-the-board rule application’, in Linguistic Inquiry 9, 31-43. |
- eindnoot1
- Bakker (1983) heeft erop gewezen, dat Neijts standpunt dat in het Nederlands V's niet door middel van initiële coördinatie verbonden kunnen worden, onhoudbaar is. Op blz. 191 en 200 suggereert hij een oplossing die, voorzover ik zie, identiek is aan de mijne. Het is jammer, dat hij deze suggestie niet uitgewerkt heeft. In het tweede deel van zijn artikel heeft Bakker een oplossing uitgewerkt die zich moeilijk laat vergelijken met de door mij voorgestelde analyse.
- eindnoot2
- De verplichtheid van Verb Fronting zou kunnen volgen uit het functionele principe van ‘Auxindex attractie’, zoals voorgesteld in Evers (1982). Een hoofdzin waarin een finiete V niet verplaatst is naar de tweede plaats in de zin moet derhalve als onwelgevormd gelden.
- eindnoot3
- Zie voor soortgelijke observaties op het gebied van de morfologie Booij (1983; 1985) en De Haas (1984).
- eindnoot4
- Samentrekking in de zin van Kerstens (1980) moet niet verward worden met ‘Gapping’. Gapping-verschijnselen (Jan kuste Marie en Peter Truus)vallen buiten het bestek van dit artikel. Voor discussie over Gapping verwijs ik naar Kerstens (1980) en Klein (1985b).
- eindnoot5
- De Engelse voorbeelden zijn ontleend aan een artikel van Thompson (1972).
- eindnoot6
- Graag wil ik in deze laatste noot bedanken: F. Jansen, W. de Haas, M. Haverkort, M.C. van den Toorn, de redactie van Spektator en de studenten van het doctoraalcollege Syntaxis van het Nederlands 1984-85. Natuurlijk ben ik alleen verantwoordelijk voor dwalingen en vergissingen.