Spektator. Jaargang 14
(1984-1985)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conjunctiereductie of nevenschikking in gelede woordenGa naar eind*
|
(1) | (a) | binnen- en buitenland | (b) | kat-en-muisspelletje |
linker- en rechterkant | gooi-en-smijtfilm | |||
maans- en zonsverduistering | klok-en-hamerspel | |||
wespe- en bijesteken | woon-en-werkafstanden |
Ten aanzien van de data in (1a) claimt Booij dat zij ontstaan zijn na deletie van het rechterlid van de samenstelling op grond van een identieke tegenhanger in de rechtersamenstelling. De data in (1b) laat hij verder buiten beschouwing, maar hij merkt op dat deze composita gevormd zijn op basis van een linkerdeel dat bestaat uit een nevenschikking van twee woorden. In het vervolg zal ik resp. spreken van een reductie-analyse versus een nevenschikking-analyse. Structureel is het verschil te representeren als onder (2):
(2) | (a) | [[[binnen][] [en [[buiten][land]]]] | (reductie) |
(b) | [[[kat] [en [muis]]] [spel]] | (nevenschikking) |
Ter verantwoording van de data in (a) formuleert Booij een conjunctiereductieregel (3) die het identieke deel deleert:
(3) | Conjunctiereductie (optioneel) | |||
Deleer Y | Conditie: | (i) | Y = Mm ⩾ 0 (M = fonologisch woord) | |
(ii) | Y grenst aan conj | |||
(iii) | er is een rest die, evenals zijn pendant, als focusconstituent kan fungeren |
Het eerste argument voor het onderscheid tussen (1a) en (1b) is dat data als kat-en-muisspelletje niet opgevat kunnen worden als ‘een katspelletje en een muisspelletje’, maar opgevat moeten worden als ‘een spelletje tussen kat en muis’. Binnen- en buitenland daarentegen moet wel opgevat worden als ‘binnenland en buitenland’.
Het tweede argument betreft de aanwezigheid van het bindfoneem -e in bv.
wespe- en bijesteken. Als de structuur [[[wesp] [en [bij]]] [steken]] zou worden toegekend dan blijft onverklaard waarom hier een morfologisch element binnen de conjunctie mag worden ingevoegd, terwijl dit in de regel verboden is, gezien *derdeënzestigste naast drieënzestigste.
Het eerste argument laat ik verder buiten beschouwing, aangezien er veel te weinig bekend is over de preciese relatie tussen de morfologische en de semantische component. In Williams (1981:247) wordt een eerste poging gedaan om morfologisch gemotiveerde structuren via een notie ‘lexically related’ geschikt te maken voor hun semantische interpretatie. Belangwekkend aan het standpunt van Williams is dat morfologische structuren los van semantische argumenten gemotiveerd moeten worden.
Op Booijs tweede argument is wel wat af te dingen. Allereerst dient opgemerkt te worden dat de problematiek rond de notie ‘bindfoneem’ in gelede woorden nog een vrijwel onontgonnen gebied is (zie Van den Toorn (1981-82)). In Booij (1983:11-12) wordt ten aanzien van de notie ‘bindfoneem’ opgemerkt: ‘Hoewel vanuit morfologisch gezichtspunt een bindfoneem niet bij één van de leden van een compositum hoort, maar bij allebei, smelt het fonologisch samen met het eerste lid. Er wordt...dan ook correct voorspeld, dat bij deletie van het tweede lid het bindfoneem aanwezig blijft’. De vorm wespe- en bijesteken kan op deze wijze verklaard worden als het afgeleid wordt van wespesteken en bijesteken. Problematisch zijn nu echter de data onder (4), waar het bindfoneem juist afwezig dient te zijn:
(4) | goddeloosheid en zedeloosheid | → god- en zedeloosheid |
smakeloos en reukloos | → smaak- en reukloos |
In het vervolg zal ik sets van Nederlandse data presenteren die ogenschijnlijk gevormd zijn door toepassing van regel (3), maar die eigenschappen vertonen die daarmee onverenigbaar zijn. Ik zal betogen dat een deel van deze data met betrekking tot deze eigenschappen overeenkomen met de data in (1b).
De probleemgevallen hangen voor een deel samen met de opmerking uit Booij (1983:9) dat de te deleren constituent een indentieke tegenhanger moet hebben op grond waarvan deze constituent terugvindbaar is.
In (5) staan een aantal data die deze eis overtreden, aangezien in al deze gevallen informatie over de lidwoordkeuze niet meer terugvindbaar is. Zowel in (5a) als (5b) zien we uiterlijk indentieke suffixen die toch een verschillend bepaald lidwoord hebben. Bij deletie gaat deze informatie verloren en dit verklaart waarom al deze gevallen onwelgevormd zijn:
(5) | (a) | de zwangerschap en het moederschap | - | *zwanger- en moederschap |
de gevangenschap en het meesterschap | - | *gevangen- en meesterschap | ||
(b) | het bisdom en de rijkdom | - | *bis- en rijkdom | |
het mensdom en de ouderdom | - | *mens- en ouderdom |
Booij echter beschouwt zwanger- en moederschap als welgevormd. De eis op terugvindbaarheid voorkomt een reductieanalyse en de enige mogelijkheid om deze conjunctie af te leiden lijkt om dit datum exeptioneel op te vatten als een kat-en-muisspelletje.
De tweede set van data hangt samen met Booijs omstreden aanname dat im- en export welgevormd is. Booij wijst er op dat dit datum onderliggend [[in-port]
[en [ex-port]]] is en dat de [m] een allomorf is van de [n] voor een labiaal. Nu kent het [-native]-prefix in- nog een aantal andere realisaties in het Nederlands. Deze staan onder (6) en er valt uit op te maken dat reductie in alle gevallen uitgesloten is:
(6) | (a) | il-liberaal en anti-liberaal | (b) | *il- antiliberaal |
im-migreren en e-migreren | *im- en emigreren | |||
ing-clusief of ex-clusief | *ing- of exclusief | |||
ir-rationeel en super-rationeel | *ir- en superrationeel |
In al deze gevallen voorspelt een reductie-analyse ten onrechte dat deze data welgevormd zijn. Evenals in Kerstens (1981) sta ik op het standpunt dat im-en export onwelgevormd is en dat in-en-export een exceptionele nevenschikking is. De tot dusver behandelde data vormen slechts een marginaal probleem voor een reductie-analyse à la Booij (1983). Echter het belang van deze squib ligt niet in deze data, maar in het bestaan van een set data die ik tot slot wil presenteren en die naar mijn weten nog niet eerder zijn gesignaleerd.
De data in (7a) en (7b) vormen telkens een paar. In (7a) staan volledige, geconjugeerde NP's en in (7b) staan gereduceerde, geconjugeerde NP's. Als we deze data met elkaar vergelijken dan valt op dat het inflexie-feature [α plural] systematisch verschillend is. In (7a) moet het telkens [+ plural] zijn en in (7b) moet het telkens [-plural] zijn:
(7) | (a) | De landbouwmachine en tuinbouwmachine gerepareerd. |
De binnenlandpagina en buitenlandpagina gereed. | ||
De invoerbeperking en uitvoerbeperking opgeheven. | ||
Het maansverduisteringstijdstip en zonsverduisteringstijdstip samen. | ||
(b) | De land- en tuinbouwmachine gerepareerd. | |
De binnen- en buitenlandpagina gereed. | ||
De in- en uitvoerbeperking opgeheven. | ||
Het maans- en zonsverduisteringstijdstip samen |
De systematische wisseling van het inflexie-feature is problematisch voor elke reductie-analyse, aangezien er tijdens het deletieproces informatie verloren gaat over het getal. De eis op terugvindbaarheid staat niet toe dat land- en tuinbouwmachine van landbouwmachine en tuinbouwmachine wordt afgeleid. Het lijkt er dus op dat de data in (7b) een andere oorsprong hebben.
Laten we de data in (7b) eens vergelijken met data à 1a (1b) wat betreft het inflexie-feature [α plural]:
(8) | Het kat-en-muisspelletje nog steeds door. |
Het klok-en-hamerspel uit de kerk verwijderd. | |
De keel-, neus-, en oorarts waar mogelijk. | |
De post-, cheque-, en girodienst naar het noorden. |
Een vergelijking tussen de data in (7b) en (8) brengt aan het licht dat in beide gevallen het inflexie-feature [-plural] moet zijn. Booij neemt aan dat de data in (1b) en (8) vormen zijn van nevenschikking binnen composita. Het [-plural] in (7b) zou nu op soortgelijke wijze verklaard kunnen worden. Als er in (7b) sprake is van nevenschikking binnen composita, dat wil zeggen dat deze data gegenereerd worden via een speciale woordformatieregel, dan kan verklaard worden waarom ze op dit punt overeenkomen met data van het type (1b).
Dat het inflexie-feature [-plural] is kan verklaard worden als de notie ‘hoofd’ (zie o.a. Williams (1981) en Trommelen en Zonneveld (1984a-c)) relevant is in de morfologie van het Nederlands. Als we aannemen dat het hoofd de parameter van het feature [α plural] bepaalt dan volgt zondermeer dat het finiete verbum in (7b) en (8) [-plural] is, aangezien ook het hoofd van de NP telkens [- plural] is.
De vraag die onmiddellijk rijst als data à la (7b) en (8) via een speciale woordformatieregel worden gegenereerd is wat nu precies het domein is van de woordformatiecomponent en met name de compoundformatieregel. Normaliter werkt deze regel op basis van lexicale categorieën van het type X0 (X= N, A, V, P). In bovenstaande gevallen is een conjunctie van het type [X0 en Y0] input. In De Haas (1984) worden nog een aantal data genoemd die een bevredigend antwoord op bovengestelde vraag noodzakelijk maken. Deze data staan onder (9):
(9) | (a) | oudemannenhuis | (b) | buitenboordmotor | (c) | maag-darmkanaal |
vrijesectorwoning | onderwatercamera | oost-westverkeer | ||||
hardebollenstraat | openluchtmuseum | amsterdam-rijnkanaal | ||||
tweedegraadsverbranding | tussenwervelschijf | haat-liefdeverhouding |
Het lijkt erop of de data in (9) een gelexicaliseerde woordgroep als linkerdeel van het compositum hebben. Ik zal hier niet verder op dit theoretisch interessante punt ingaan.
De weerbarstigheid van het Nederlands blijkt pas echt als we kleine veranderingen aanbrengen in de data onder (7b). In (10) is telkens het bepaald lidwoord toegevoegd na het conjunctie-element en in (11) is sprake van minder complexe samenstellingen:
(10) | De land- en de tuinbouwmachine gerepareerd. |
De binnen- en de buitenlandpagina gereed. | |
Het maans- en het zonsverduisteringstijdstip samen |
(11) | De tassen- en passencontrole voorspoedig |
De land- en tuinbouw in Nederland een marginale plaats in. | |
De kerst- en nieuwjaarsverkoop al jaren terug. |
De data onder (10) vormen geen probleem voor een reductie-analyse, maar wel voor een nevenschikkingsanalyse. De data in (11) zijn ambigu en deze ambiguïteit is zowel voor een reductie- als een nevenschikkingsanalyse problematisch. Het doel van deze squib was om een beeld te geven van de problemen rond conjunctie in gelede woorden van het Nederlands. Bovendien hoop ik aannemelijk te hebben gemaakt dat conjunctie nog niet geschrapt kan worden van de (imaginaire) lijst van onopgeloste problemen.
Bibliografie
Booij, G.E. (1977), Dutch Morphology. A Study of Word Formation in Generative Grammar. Peter de Ridder Press, Lisse. |
Booij, G.E. (1983), ‘Conjunctiereductie in gelede woorden, een terreinverkenning’. In: Spektator 13, p. 3-19. |
Haas, W.G. de (1984), Een theoretische accentverschuiving; het aantrekkelijke van het oplossen van aantrekking in oplosbaar. Ongepubl. Doctoraal scriptie RUU. |
Kerstens, J. (1981), ‘Bestaat Gapping eigenlijk wel’. Spektator 11, p. 61-79. |
Neijt, A. (1979), Gapping, A Contribution to sentence Grammar. Foris, Dordrecht. |
Selkirk, E.O. (1982). The Syntax of Words. MIT Press, Cambridge, Mass. |
Toorn, M.C. van den (1981), ‘De tussenklank in samenstellingen waarvan het eerste lid een afleiding is’. In: De Nieuwe Taalgids 74, p. 197-295 en 574-552. |
Toorn, M.C. van den (1982), ‘Tendenzen bij de beregeling van de verbindingsklank in samenstellingen!’ In: De Nieuwe Taalgids 75, p. 24-33 en 153-160. |
Trommelen, M. en W. Zonneveld (1984a) ‘Hoofd- en bijzaken’. In: De Nieuwe Taalgids 77, p. 136-147. |
Trommelen, M. en W. Zonneveld (1984b), ‘Hoe halen die kinderen het in hun hoofd’. In: G.J. de Haan, M. Trommelen en W. Zonneveld (ed), Van Periferie naar kern, p. 191-200, Foris, Dordrecht. |
Trommelen, M. en W. Zonneveld (1984c), ‘The right side won, the right side won...’. In: H. Bennis en W.U.S. van Lessen Kloeke (ed), Linguistics in the Netherlands 1984, Foris, Dordrecht |
Williams, E. (1981). ‘On the Notions “lexically Related” and “Head of a word”’. In: Linguistic Inquiry 12, p. 245-274. |
- eind*
- Deze squib kwam tot stand tijdens mijn verblijf op ATW aan Rijksuniversiteit Utrecht. Dank ben ik verschuldigd aan Mieke Trommelen en Jan Odijk voor het aanreiken van relevante data, en het meedenken over bepaalde problemen.