volgens een versie van de regel in (5) te geven ter verantwoording ervan (zie bijvoorbeeld Booij (1981: 156), Trommelen (1983: 78)).
Als we hier voor het gemak het drielagige model van Clements en Keyser (1983) aannemen, kunnen we duidelijk zien waarom regel (5) inderdaad in (4a) wel een schwa kan invoegen, maar in (4b) niet.
Het is echter wel bekend dat schwa-invoeging tussen liquida en niet-coronale consonanten niet zo beperkt is als de taalfeiten in (4) suggereren. Ook woordintern kan er invoeging plaats vinden zoals de voorbeelden in (7) en (8) zowel voor gelede als ongelede woorden laten zien.
(7) |
zilver/zil∂ver |
rabarber/rabar∂ber |
|
Alphen/Al∂phen |
varken/var∂ken |
|
Gulpen/Gul∂pen |
orgel/or∂gel |
|
kermis/ker∂mis |
|
|
purper/pur∂per |
|
(8) |
Belg-en/Bel∂g-en |
|
erg-er/er∂g-er |
|
kelk-en/kel∂k-en |
|
werk-en/wer∂k-en |
|
halv-e/hal∂v-e |
|
turv-en/tur∂v-en |
|
Alp-en/Al∂p-en |
|
harp-en/har∂p-en |
|
verfilm-ing/verfil∂m-ing |
verwarm-ing/verwar∂m-ing |
De structuur van de voorbeelden in (7) en (8) komt overeen met die van Armada en hij is bovendien niet te onderscheiden van die van bijvoorbeeld halv-éren, Alp-íne, en harp-íst, zodat regel (5) in (7) en (8) geen schwa zou kunnen invoegen.
Als we de voorbeelden in (7) en (8) echter nog eens onder de loep nemen, blijkt dat de vocaal na het relevante consonant-cluster iedere keer een schwa is, inclusief de vocaal van het suffix -ing, die een fonologische schwa is zoals Trommelen (1983) op onafhankelijke gronden heeft aangetoond. Deze informatie kan natuurlijk in regel (5) ingebouwd worden, maar dat heeft de tamelijk oninzichtelijke regel in (10) als resultaat.