Spektator. Jaargang 12
(1982-1983)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Nederlandse bewerking van de ‘Chevalier de La Tour’ in de Rosenwald-collectie: ‘Den Spieghel der Duecht’ van 1515
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hulp. Hij zal haar steeds beschrijvingen sturen, met het verzoek om deze dan gecorrigeerd en aangevuld aan hem terug te zenden. Op die manier kan zij dan ook over de gewenste informatie beschikken. Maar hij wil nog veel meer. Wat denkt zij van zijn voornemen om de verzameling ten toon te stellen in Nederland en België? Als het haar een goed idee lijkt, kan de verzameling na de tentoonstelling nog enige tijd voor bibliografische beschrijvingen en nadere bestudering in de beide landen blijven. En het is typerend voor de verzamelaar Rosenwald om daar onmiddellijk het volgende aan toe te voegen: I am exceedingly anxious not to be misunderstood in making this proposal, as I do not wish to convey the impression of an American collector boasting of his acquisition by parading it before public of the Nations where these important books originated. My sole purpose is to enable the public in these countries to see the great books which were printed there (and which they have not, in many instances, been able to see before) and to enable bibliographers, such as you are, to properly study and record them. Er groeit een warm schriftelijk contact tussen Rosenwald en Kronenberg. Ze wisselen driftig informatie aan elkaar uit, in toenemende mate voorzien van vragen naar en opmerkingen over elkaars gezondheid, vakantietrips en dergelijke. Tussen de regels door komen ook lichte irritaties naar boven. Het voorbereiden en organiseren van de tentoonstelling blijkt heel wat voeten in de aarde te hebben, omdat het geheel onder auspiciën van de Nederlandse en Belgische regering moet geschieden. Daarom ontraadt Kronenberg vooralsnog de bedoelde tentoonstelling, immers wie weet of de Belgische regering niet opnieuw haar aanspraken op de voormalige Arenberg-collectie zal doen gelden door de collectie alsnog in beslag te nemen?Ga naar eind4 En het leveren van grote hoeveelheden kopieën, waar Kronenberg zo dringend om verlegen zit, is organisatorisch lastig voor Rosenwald vanuit zijn privé-museum in Jenkintown bij Philadelphia. Eigenlijk wil Kronenberg een aantal boeken overgezonden hebben naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Maar hiervoor schrikt Rosenwald terug, ‘as I am not particularly anxious under the circumstances to send these books abroad’. Die omstandigheden betreffen dan de opstand in Hongarije, de brief is van 29 oktober 1956. Waarom komt ze zèlf niet naar Amerika? Hij heeft Fred. Goff van de Library of Congress al aan het werk gezet voor een studiebeurs, schrijft hij in diezelfde brief. Kronenberg reageert bijna furieus, per kerende post (1 november 1956). Laat Goff alsjeblieft onmiddellijk ophouden met zijn pogingen. Om te beginnen voelt ze zich te oud voor zo'n lange reis (ze is dan 75 jaar). Maar eigenlijk doet dat er niet toe. Ze behoort tot een ‘independent generation’, en dat wil zeggen dat wanneer er gereisd moet worden dat uitsluitend op eigen kosten zal gebeuren. Wijlen haar vriend Ph.E. Goldschmidt te Londen had haar ook al eens gesuggereerd om een lezingentrip door Amerika te houden. Ze peinsde er niet over. En nu evenmin! Of Rosenwald dan toch maar kopieën wil sturen. Rosenwald lijkt nu wat in zijn wiek geschoten. Hij antwoordt niet. Pas na herhaald verzoek komt de correspondentie weer op gang. En eind februari 1957 zijn de verlangde kopieën eindelijk in haar bezit. In 1960 komen de boeken dan toch naar Nederland en België. Rosenwald en Kronenberg ontmoeten elkaar op een feest in Brussel. In een gesprek dat wij (Resoort en Pleij) in 1975 met hem voerden in Jenkintown was hij nog vol vuur | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij de gedachten aan het contact met haar. Hij had haar spontaan op beide wangen gekust, als een oude vriend, want zo voelde hij dat. En zij ook, voegde hij eraan toe. Ze was voor hem de belichaming van de oude, Europese cultuur, waarvan hij een bescheiden erfgenaam wilde zijn. ‘Imagine’, zei hij, vol van de bewondering en afgunst die zoveel Amerikanen kenmerken wanneer ze over het oude Europa spreken, ‘elke vrijdag las ze met een vriendin (Rena Pennink) hardop Griekse en Latijnse verzen!’ Lessing J. Rosenwald en Marie E. Kronenberg zijn inmiddels overleden, de eerste nog niet zo lang geleden (24 juni 1979). De collectie was al bij zijn leven vermaakt aan de Library of Congress in Washington, maar tot zijn dood voerde hij er het beheer over in zijn eigen Alverthorpe Gallery in Jenkintown. Nu zijn de boeken in Washington, nog bijeen als verzameling en met signaturen die de eenheid van deze collectie ongeschonden laten. Een unieke verzameling, die haar weerga niet kent voor de bestudering van de laatmiddeleeuwse volks- en triviaalliteratuur, aangelegd en beheerd door een voorbeeldig verzamelaar. Dat mag, niet in de laatste plaats, nog blijken uit het prachtige bindwerk dat Rosenwald heeft laten uitvoeren, uiteraard onder handhaving van al het historische materiaal voor zover nog aanwezig. As long as the Library of Congress exists, the Rosenwald Collection, the brightest star in its crown, will continue to dazzle with its brilliance, schrijft Goff in 1977 in het voorwoord van de definitieve catalogus van de gehele collectie oude boeken van Rosenwald.Ga naar eind5 En zo is het. De Nederlandse drukken worden kort beschreven in de genoemde tentoonstellingscatalogus van 1960, onder verantwoordelijkheid van Post, Pennink en Indestege. De postincunabelen staan geregistreerd in Nijhoff-Kronenberg, echter in deel III. 2, 1958, waarvoor Kronenberg de beschrijvingen met behulp van de genoemde correspondentie maakte. Verschillende bibliografen en literatuurhistorici hebben de collectie in 1960 en 1961 nader bestudeerd, hetgeen uit diverse publikaties blijkt. Uiteraard trekken daarbij de unica de voornaamste aandacht. Van de op het oog interessantste maakt de Koninklijke Bibliotheek van Brussel microfilms. Dat materiaal zal later benut worden voor enkele afzonderlijke publikaties.Ga naar eind6 Maar ondanks al deze vormen van aandacht en bestudering is de betekenis van menig nummer niet voldoende tot haar recht gekomen. Of om het eenvoudiger te zeggen: er staan nummers in de tentoonstellingscatalogus van 1960, die niet of niet voldoende geïdentificeerd zijn. En daarbij gaat het om teksten die van groot belang zijn voor de cultuurgeschiedenis van de Nederlanden in de eerste helft van de 16e eeuw. Over één zo'n nummer gaat de rest van dit artikel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den spieghel der duechtVoor ons ligt: DEN SPIEGHEL DER ❘ duecht ende der eerbaerheyt vol schoone historien 1 ende exempelen. Het omvangrijke boek, in kwartoformaat, is gedrukt door Thomas van der Noot te Brussel, op 15 augustus 1515. Dit exemplaar, het enig bekende, heeft blijkens aantekeningen op de schutbladen deel uitgemaakt van de bibliotheek van het Jezuïtencollege te Mechelen (vanaf de 17e eeuw?), om vervolgens via de verzamelingen van Borluut de Noortdonck, Arenberg en Rosenwald in de Library of Congress te belanden.Ga naar eind7 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Den spieghel der duecht. Brussel, Th. van der Noot, 1515; titelpagina; ex.: Washington, Library of Congress.
Het ziet er weinig attractief uit. Voor Rosenwald moet het iets ‘op de koop toe’ zijn geweest, want er is voornamelijk tekst. Naast houtsneden met Van der Noots drukkersmerk en het wapen van Maximiliaan van Oostenrijk komt slechts één andere houtsnede voor, en wel op de titelpagina: een klerk, met één arm steunend op zijn lessenaar, terwijl aan zijn voeten een luit en een rol perkament zwerven. Een melancholieke peinzer, in de steek gelaten door de Muzen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afbeelding correspondeert maar oppervlakkig met de auteur die in de proloog het woord begint te voeren ((a 2) recto - a 3 recto). We worden meteen naar een verder verleden gevoerd, en naar de wereld van de hoofse liefdesallegorieën: In den iaer ons heeren duysent drie hondert ende een en tseventich als ick in dat inde van aprile met swaermoedicheden beladen sijnde gync in eenen boomghaert spaceren om die selve mine swaermoedicheyt te verghetene. Zo begint het, in een tot hoofdzin verheven bijzin. De ‘ik’ is in de lente melancholiek en gaat in een boomgaard wandelen. Dat helpt meteen, want door het genoeglijk gezang van vogels valt de druk voor een deel van hem af, en hij moet aan zijn jeugd denken. En natuurlijk aan de rol van Venus daarin, maar dat moet voor een middeleeuws lezer vanzelf volgen uit de beschreven entourage. Als de auteur later een voornaam, wereldlijk heer blijkt te zijn, raken we wel erg ver verwijderd van die suffende klerk in zijn kantoor. De houtsnede op de titelpagina is dan ook niet speciaal voor dit werk bestemd, Van der Noot had hem liggen uit het illustratiemateriaal voor Jan van den Dale's De uure van der doot, eveneens door hem geproduceerd. Daar sluit de afbeelding direct aan bij de opening van de tekst, waar de auteur zit te rusten in zijn studeervertrek, Noch slapende noch wacker maer op mijn hant
Ontswijmelt, tusschen droom en goet verstantGa naar eind8
En de bruikbaarheid van het plaatje voor de Spieghel moet gelegen hebben in de uitbeelding van melancholie in meer algemene zin, een illustratietechniek overigens die niet ongewoon was in de late middeleeuwen. In zijn jeugd nu heeft de auteur als verliefde jongeling allerlei teksten geschreven, geïnspireerd door de liefde van zijn vriendin die hem helaas door de dood ontnomen is. Lange tijd heeft hij om haar gerouwd. En daar moet hij nu aan denken in de boomgaard, de ideale liefde die hij met zijn vriendin van vroeger mocht beleven en die ondanks haar voortijdige dood eeuwig zal blijven bestaan. Dan ziet hij zijn beide dochters naderen ‘die noch ionck ende onbedacht van sinne waren’. En opeens krijgt hij een idee. Hij wil ze wapenen tegen de gevaren van het leven, in de hoop dat ze tot een eer- en deugdzaam leven mogen komen. Hij gaat een boek voor ze maken. En dat boek ligt nu voor ons. Vervolgens vertelt de auteur over de inhoud van dit werk en over zijn werkwijze bij de samenstelling ervan. Hij zal schrijven over het gedrag van goede en van kwade vrouwen, uit heden en verleden, aangevuld ‘met meer andere exempelen ende historien’. Daaruit zullen zijn dochters dan gemotiveerd de weg naar de deugd kunnen afleiden. Om zijn voornemen te realiseren neemt hij een paar klerken in dienst, die exempelen op het genoemde terrein moeten verzamelen uit de bijbel, uit kronieken en uit andere geschiedverhalen. Zelf treedt hij als compilator op van het materiaal dat zij gevonden hebben. Ter wille van de kortheid en de duidelijkheid staat alles in proza, en niet in rijm. Terloops laat hij nog weten uit het materiaal ook een boek voor zijn zonen gemaakt te hebben, met dezelfde doelstelling. En dan begint hij te vertellen, waarbij hij zich steeds rechtstreeks tot zijn dochters blijft richten. Een ellenlange tekst, maar wel zeer afwisselend. Het stramien wordt gevormd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door het op het oog complete pakket deugden en ondeugden dat naar middeleeuwse opvattingen met vrouwen in verband gebracht kan worden. Die bespreekt de auteur voor zijn dochters in theorie, om vervolgens de praktijk te demonstreren aan talloze exempelen van sterk uiteenlopende lengte. Ze komen uit de bijbel, uit de klassieke oudheid, uit heiligenlevens, maar de auteur put ook uit zijn eigen ervaring of uit die van anderen uit zijn omgeving. Die omgeving is een adellijk milieu in Frankrijk ten tijde van de Honderdjarige Oorlog.Ga naar eind9 De auteur is voortdurend aanwezig om een bepaalde structuur te suggereren, getuige de vele samenvattende en vooruitwijzende opmerkingen die hij maakt. Die opmerkingen markeren tevens de overgangen tussen de verschillende onderdelen van de tekst: Hier met latick de materie van ons eerste moeder eva. Ende wil nu scriven hoe gheen wijse verstandighe vrouwe gheensins ten eersten eenighe nieuwe manieren van cleederen oft van anderen dinghen aen haer nemen en sal. Ghelijck een heilich bisscop cortelinghe daeraf ghepredickt heeft. Als ick u oock een exempel segghen wille van eenen riddere die drie huysvrouwen deen na dander hadde. Dairna willic wederom ter materien comen van den quaden vrouwen na inhout der biblen wat quade si doer hen boosheyt ontfanghen hebben, teenen exempel u daer voer te hoeden. Ende u dairna segghen van den goeden vrouwen hoe die doer de heylighe scrift gheloeft ende verheven worden. (h 1 recto) Maar de voornaamste structurering volgt uit de relatering van deugden en ondeugden met bijbehorende exempelen en hun bron. Zo kunnen we bijvoorbeeld constateren dat van (b 3) verso tot e 3 recto de exempelen ontleend zijn aan het ‘dagelijks leven’. We zien historische figuren optreden die, zoals straks zal blijken, tot de kennissenkring van de auteur hebben behoord. Er is zelfs een exempel waarin hij zichzelf ten voorbeeld stelt: ‘Van den welcken ick u een exempel segghen wille dat mi selve ghebuert es’ (c 1 recto). Andere spelen zich af in het milieu van ‘borghers’ en ‘huysvrouwen’. En ook thematisch hangen deze exempelen samen. Ze dienen allemaal ter illustratie bij de instructie hoe een meisje zich in het openbare leven dient te gedragen. Het grootste deel van het boek wordt gevormd door de instructie van zonden en deugden aan de hand van exempelen uit de bijbel. De zonden worden toegelicht door verwijzing naar de slechte vrouwen uit het Oude Testament, te beginnen bij Eva. Na Eva volgen vrouwen uit de diverse bijbelboeken, min of meer in de bijbelse volgorde. Op (m 5) recto zien we een overgang naar de instructie van deugden, begeleid door de opmerking van de auteur: Nu hebbic u genoech gheseyt van den quaden vrouwen na inhout der bibelen, om dat ghi u daer voer sout weten te hueden. Daerom willic u oock vertellen van den goeden welcke de ghene sijn die de heylighe scrifte loeft, opdat ghi dier teenen exemple ghedachtich sijn sout.’ In de reeks goede vrouwen wordt wederom de bijbel doorlopen, te beginnen bij Sara uit het boek Genesis. Maria vervolmaakt de reeks goede vrouwen, een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spiegelbeeld van Eva, waarmee de reeks slechte vrouwen opende.Ga naar eind10 Het werk wordt afgesloten met een lange dialoog tussen de auteur en zijn vrouw, waarbij de auteur zichzelf nu voor het eerst aanduidt als ‘de riddere’, een kwalificatie die uit het voorgaande al viel af te leiden. Het is een gesprek over de liefde, tussen de ouders van de dochters voor wie het gehele werk bestemd is. De ridder pleit voor de liefde, zijn vrouw wijst zeer rigide alle liefde van de hand, ook die tussen man en vrouw, want het is immers het meest favoriete wapen van de duivel om de mens naar de eeuwige verdoemenis te helpen. Dan is het uit. Met een laatste vermanend woord reikt de ridder het werk over aan zijn dochters. Mogen zij gesterkt hierdoor eer en lof verwerven op aarde, om in de eeuwigheid het goddelijk loon daarvoor te ontvangen. Amen. En de drukker doet er in het adres nog een schepje bovenop ((u 4) recto): Dit boeck es ter eeren gods ende tot salicheit van alle menschen, uut de overlantsche tale ghetranslateert ende gheprint in de princelijcke stat van Bruesele, bi mi thomaes van der noot. Op onser liever Vrouwen avont half ooscht Jnt iaer ons Heeren duysent vijfhondert ende vijfthiene Van der Noot is niet alleen de drukker, maar ook de vertaler van het werk, merkwaardigerwijze niet uit het Frans (waar de inhoud toch op wijst) maar uit het Duits. Overigens is Van der Noot ons in deze hoedanigheid al goed bekend. Hij is een echte ‘editor’, die teksten verzamelt, vertaalt, bewerkt en via de drukpers op de markt brengt.Ga naar eind11 Verschillende (de meeste?) drukkers vatten het nog jonge bedrijf in die zin op (Leeu, Van Doesborch), maar Van der Noot maakt er een gewoonte van zijn bemoeienissen met het produkt expliciet te vermelden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Le livre du Chevalier de La Tour LandryWelke tekst heeft hij nu vertaald, hoe, waarom en met welk effect? De tekst zelf geeft, zoals vermeld, gevarieerde informatie over de intentie en de wijze van samenstellen. Maar duidelijk is, dat deze ‘informatie’ geregeerd wordt door een modieuze literaire vormgeving. Er wordt een beeld gegeven van wat een auteur doet en beoogt. En dit beeld staat in principe op gespannen voet met de feitelijke gang van zaken. De beschreven werkelijkheid is op effect uit. Daarom is er in de proloog een boomgaard voor een melancholieke ridder, waar vogeltjes Venus aankondigen die de ridder met nieuwe zorg vervult over de toekomst van zijn nog ongerepte dochters. Die komen er toevallig juist aanlopen. Meteen besluit hij een instructiewerk voor ze te maken, de klerken staan al klaar om hem te helpen. Van der Noot doet mee aan dit literaire effectbejag. Hij produceert de tekst op Maria Hemelvaart, 15 augustus van het jaar 1515. Dat kan geen toeval zijn. Maria is het model voor ideaal vrouwelijk gedrag. In die zin wordt ze ook in de proloog al genoemd. Op haar feestdag kan de tekst met meer gezag aangeboden worden. En bovendien nog op de 15de van 1515, drie keer driemaal vijf, het getal van de Goddelijke volmaaktheid maal het getal van Maria. Zelfs wanneer de zetter toevallig deze regels op die dag in de vorm brengt, moet hij getroffen zijn door wat God ongetwijfeld zo gestuurd heeft. In ieder geval zullen de lezers het zeker zo opvatten.Ga naar eind12 Er is dus van alles mogelijk met deze tekst, van een compleet fictieve ridder tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan een wel degelijk historische figuur die zich van literaire middelen bedient om inderdaad zijn eigen dochters te instrueren. En dat alles dan al of niet vertaald door Thomas van der Noot. Met dat laatste hoeven we overigens minder moeite te hebben. De tekst is blijkens het materiaal inderdaad door hem gedrukt, en zijn atelier was in Brussel gevestigd. En veel van zijn andere produkties bestaan daadwerkelijk uit vertalingen, uit het Latijn, Frans, Duits en Spaans, door hemzelf vervaardigd hetgeen op overeenkomstige wijze als hier in het adres wordt vermeld.Ga naar eind13 Welke tekst heeft hij dan in dit geval vertaald? Het gaat om een zeer bekend en ruim verspreid instructiewerk in de Franse, Duitse en Engelse letterkunde van de 14de tot de 17de eeuw. Als enige heeft Van der Noot er echter alles aan gedaan om directe herkenbaarheid voor zijn publiek in de presentatie te vermijden. Daardoor zijn ook in onze tijd de bibliografen misleid, al zal blijken dat Van der Noot de tekst zelf tamelijk getrouw volgt. Die tekst is Le livre du Chevalier de La Tour Landry pour l'enseignement de ses filles, in het Duits bekend als Der Ritter vom Turn, in het Engels als The Knight of the Tower. Zoals Van der Noot zelf zegt, volgt hij de Duitse versie. De oorspronkelijke tekst in het Frans, geschreven in 1371-1372, is bewaard in 21 handschriften, voornamelijk uit de 15de eeuw, en ook nog in twee drukken, respectievelijk uit 1514 en 1517.Ga naar eind14 Omstreeks het midden van de 15de eeuw werd de tekst in het Engels vertaald door een anonymus, welke vertaling bewaard is in één onvolledig handschrift. Daarnaast is er een vertaling in het Engels door William Caxton, begonnen in 1483 en in 1484 door hem gedrukt.Ga naar eind15 Een Duitse versie, vervaardigd door de edelman Marquart von Stein, is alleen in druk bekend, maar dat was wel een produktie met veel succes. De editio princeps is van 1493, waarna herdrukken verschijnen in 1495, 1498 en 1513, en daarna nog omwerkingen tot aan het eind van de 17de eeuw.Ga naar eind16 De relatie tussen de verschillende versies en drukken kan als volgt worden weergegeven: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Le livre du Chevalier de La Tour Landry; Brussel Kon. Bibl., hs. 9308, fol. 5 recto.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Franse tekstDe ‘Chevalier de la Tour Landry’ die zich aandient in de Franse tekst, kan geïdentificeerd worden met de historische figuur Geoffroy IV de La Tour Landry. Buiten de naam stemt ook het milieu overeen, waaraan in de tekst steeds gerefereerd wordt. Naast zijn vader noemt hij nog vele ridders, die inderdaad als vrienden van deze Geoffroy IV bekend staan: Boucicaut, Beaumanoir, Foulques de Laval. Geoffroy heeft meer teksten gemaakt. Ook dat staat vast. Van zijn hand is in ieder geval de Guidon des guerres, een militair instructiewerk voor de adel. Zeer waarschijnlijk is hij eveneens de auteur van de prozaroman Ponthus et Sidoine, waarin hij één van zijn voorvaderen laat optreden. Tenslotte staat vast dat hij tenminste twee zonen had en drie dochters.Ga naar eind17 Het is derhalve zeer aannemelijk dat Geoffroy zelf aan het woord is in de proloog van de Franse tekst, die dezelfde informatie biedt als de, indirecte, Nederlandse vertaling. Hij heeft een instructiewerk voor zijn dochters willen maken, en hij vertelt waarom en hoe, met behulp van de courante vormgevingsprincipes van literatuur in zijn tijd. De lyrische teksten die hij in zijn jeugd geschreven zou hebben blijkens de proloog zijn niet bekend, evenmin als het boek voor zijn zonen waaraan hij hier maar ook elders in de tekst refereert.Ga naar eind18 Ook de aangegeven werkwijze lijkt in grote trekken overeen te stemmen met de feitelijke gang van zaken. Hij praat exempelen aan elkaar over goede en kwade vrouwen, en over vrouwelijke deugdzaamheid in het algemeen. Maar het is duidelijk dat hij ze lang niet allemaal door de genoemde klerken heeft laten verzamelen. Soms refereert hij aan voorvallen uit zijn jeugd of uit die van zijn vader, terwijl hij ook als bron ‘van horen zeggen’ noemt of preken die hij heeft bijgewoond.Ga naar eind19 De klerken, die hem al bij het verlaten van de boomgaard tegemoet zouden komen om hun opdracht in ontvangst te nemen, behoren tot de literaire fictie. Ze moeten autoriteit verlenen aan het gefundeerde van zijn werk. Deze geleerden hebben voor hem de voor dit soort werk vereiste bronnen doorgenomen, laat hij weten. Maar dat is niet waar. De exempelen over goede en kwade vrouwen, die het grootste deel van het gehele werk uitmaken, ontleende hij, met lichte aanpassingen maar in dezelfde volgorde, aan een ouder instructiewerk, de Miroir des bonnes femmes, geschreven tussen 1270 en 1290.Ga naar eind20 Geoffroy ging dus anders te werk dan de ridder in de proloog die hemzelf verbeeldt. Hij nam een bestaand werk als uitgangspunt voor een instructie van zijn dochters. Dat laatste bepaalt het door hemzelf opgezette stramien van een bezorgde vader, die zijn dochters voor schande wil bewaren. In dat stramien vlecht hij de exempelen uit de Miroir, met lichte aanpassingen vanwege zijn eigen doelstelling. Zo maakt hij bijvoorbeeld de slechte vrouwen nog slechter, en de goede nog beter, ongeacht of de verhalen nu uit de bijbel komen of niet.Ga naar eind21 Dit geheel vult hij aan met anekdoten uit eigen ervaring, alsook met een dialoog tussen hem en zijn vrouw. Die dialoog doet zeer geconstrueerd aan, zeker wanneer de vrouw zich ook rechtstreeks tot haar dochters begint te wenden met gelijksoortige aanbevelingen als die welke in de rest van het werk uit de mond van de ridder komen. De Franse tekst heeft een ongehoord succes. Daar wijzen de vele bewaarde handschriften op. Ze zien er over het algemeen chique uit: een groot formaat, rubricatie, één of meer miniaturen. Het werk blijft in ieder geval circuleren in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hogere kringen, tot aan het eind van de 15de eeuw. De twee drukken die dan nog verschijnen in de 16de eeuw (1514 en 1517) lijken geïnspireerd door het succes van de Duitse drukken wier presentatie op de voet gevolgd wordt, hetgeen vooral blijkt uit de nagesneden houtblokken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Engelse en Duitse versiesOver de beide Engelse bewerkingen kunnen we kort zijn. Ze hebben geen directe relatie met de Nederlandse tekst van 1515. Die gaat immers terug op de Duitse versie van de tekst. De anonieme bewerking van omstreeks 1450 is slechts bewaard in één onvolledig handschrift. Onafhankelijk daarvan maakt Caxton een nieuwe vertaling, die hij in 1484 op de drukpers legt. Hij vertaalt zeer letterlijk, zodat hem zelfs allerlei gallicismen voor de voeten geworpen zijn. Een enkele redactionele ingreep heeft betrekking op onaardige opmerkingen over Engeland (die laat hij weg), en op wat ellenlange moraliseringen die hij inkort. Het werk is opgedragen aan een niet met naam genoemde voorname dame, die later geïdentificeerd is als ex-koningin Elizabeth Woodville, de weduwe van Edward IV. In ieder geval handhaaft Caxton het karakter van een opvoedkundig werk voor dochters uit adellijke milieus. Er zijn geen herdrukken van de tekst bekend.Ga naar eind22 In 1493 verschijnt de eerste druk van de Duitse bewerking. Deze is vervaardigd door Marquart von Stein, een Duits edelman uit een wijdvertakt adellijk geslacht uit Württemberg, geboren tussen 1425 en 1430. Een deel van zijn jeugd bracht hij door aan het Hof van Bourgondië. Vanaf 1460 is hij landvoogd van het graafschap Montbéliard (Mömpelgart), dat in 1474 werd opgenomen in de vrije Zwitserse federatie. In zijn latere levensjaren verkeerde hij veel te Bazel, dat vlakbij zijn woonoord gelegen was. Hij overleed in 1495 of 1496.Ga naar eind23 In Bazel verzorgt Michael Furter de uitgave van Marquarts Ritter vom Turn. Het is zonder meer een prachtwerk, in folioformaat met talloze houtsneden. Vooral deze laatste hebben het boek beroemd gemaakt, in de eigen tijd maar ook later. Zeer waarschijnlijk zijn ze van de hand van de jonge Albrecht Dürer.Ga naar eind24 Deze kostbare produktie is zeker niet alleen door Furter gefinancierd. Mogelijk droeg Marquart zelf bij, maar zeker is dat Johann Bergmann von Olpe bij de produktie betrokken was: zijn initialen en motto zijn in het colofon opgenomen. Deze Bergmann speelde wel meer de rol van financieel en artistiek deskundige, die drukkers tot bepaalde produkties aanzette. In de genoemde hoedanigheid trad hij eveneens op bij de eerste druk van Brants Narrenschiff in 1494, een werk dat in uitvoering sterk verwant is aan de Ritter vom Turn.Ga naar eind25 De bewerking van Marquart is niet van ingrijpende aard. Hij bekort enigszins, vooral in de moraliserende uitweidingen, waardoor er meer accent op het verhalende gedeelte komt te liggen. Verder is er natuurlijk een probleem met persoonsnamen en locaties. Geoffroy schrijft vanuit een, deels voorgewende, actualiteit, waarin de ridderschap van zijn tijd met naam en toenaam optreedt. Men zou kunnen zeggen dat de Honderdjarige Oorlog de bedding is van waaruit hij werkt. Aan een Duits publiek van ruim honderd jaar later is deze situatie moeilijk over te dragen.Ga naar eind26 Marquart heeft dit probleem niet volledig willen onderkennen. Hij neemt ad-hoc-beslissingen, die tezamen genomen van een grote willekeur getuigen. Soms vertaalt hij een Franse plaats- of persoonsnaam in het Duits (Schonstatt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Der Ritter vom Turn. Bazel, M. Furter, 1493; fol. A 3 recto: ex.: München, Bayerische Staatsbibl.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor Beaulieu), waarmee hij de tekst in een sprookjeslandschap plaatst. Ook laat hij wel namen weg en vervangt ze door een type-aanduiding van persoon of plaats. Maar meestal laat hij de Franse namen gewoon staan of verbastert ze. Zelfs geeft hij wel geheel nieuwe namen. Het is een bewerkersgedrag dat we zo vaak ontmoeten in de middeleeuwen. Ter plaatse wordt tijdens het werk een beslissing genomen die niet voortvloeit uit een vooropgezet plan. Daardoor ontstaan inconsequenties. Misschien laat Marquart staan wat hij begrijpelijk achtte voor zijn publiek, en misschien grijpt hij in, op verschillende manieren, waar de verwijzing hem onduidelijk voorkomt. En het besluit om de Franse naam te vertalen, te vervangen door een andere naam dan wel te vervangen door een typeaanduiding kan dan het gevolg zijn van de eisen die de bewuste context stelt. Het exempel ontleend aan de eigen tijd vereist immers de suggestie van een concrete locatie en handeling. Buiten die situatie kan men echter vrijer met naamsaanduidingen omspringen. Maar het voornaamste van Marquarts bewerking is toch dat er nu van de tekst een gedrukt boek is gemaakt. Daarbij zijn alle mogelijkheden die de typografie in de incunabelperiode bood ruimschoots uitgebuit. Er is een nieuwe eenheid geschapen van kapittelopschrift met bijbehorende houtsnede, soms met moeite, omdat de grote blokken niet altijd precies op de gewenste plaats konden komen. Maar men kan bewondering hebben voor het zettersvernuft, dat dit zo vaak nauwkeurig wist te realiseren. Het is bijgevolg een duur boek, en het publiek moet gezocht worden in de hogere kringen van adel en patriciaat. In 1495 en 1498 verschijnen twee niet-geautoriseerde drukken van de tekst in Augsburg, zeer waarschijnlijk roofdrukken. Er is nadrukkelijk een poging gedaan om de editio princeps te imiteren. De houtblokken zijn nagesneden, maar er ontstaan allerlei moeilijkheden met de mise-en-page doordat men niet kon beschikken over hetzelfde lettercorps, terwijl men toch een page-for-page reprint blijft nastreven. Dat lukt dus niet helemaal, ook niet wanneer steeds stukjes tekst toegevoegd of weggelaten worden (zelfs in de kapittelopschriften) om het ideaal te kunnen blijven volgen. Verder is de taal aangepast aan een Augsburgs dialect, terwijl een enkele keer het bewuste streven aanwezig is om een sterkere Mariaverering aan te brengen door lichte toevoegingen.Ga naar eind27 In 1513 maakt Michael Furter in Bazel zelf een herdruk. Deze verschilt weinig met de editio princeps. Er zijn enige zetfouten uit de editie 1493 verbeterd, maar helaas zijn er meer nieuwe bijgekomen. Van redactionele ingrepen is geen sprake. Via een herdruk van 1519 ondergaat de tekst dan in 1538 een ingrijpende wijziging, bij Jacob Cammerlander te Straatsburg. De oorspronkelijke opzet van een instructiewerk voor adellijke dochters komt geheel op de achtergrond te liggen. Het wordt vooreerst een vrolijke verhalenverzameling uit het verre verleden, licht reformatorisch ingekleurd. De geëncadreerde exempelverzameling wordt in de traditie gebracht van de novelle en van de ‘Schwank’ (de min of meer komische vertelling waarbij de moraal vervaagt). In die nieuwe presentatie maakt de tekst een tweede populariteitsgolf door, die zal voortduren tot het eind van de 17de eeuw.Ga naar eind28 Dan is het definitief afgelopen. Tot de 19de eeuw zal de ridder blijven zwijgen in alle talen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het succes van de tekstDe tekst heeft in zijn oorspronkelijke vorm een enorm succes in de 15de eeuw, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijkens de vele bewaarde handschriften. De uitvoering van die handschriften wijst op een hof-circuit. Nu zal men aan die hoven niet ondersteboven zijn geweest van de moraal die de ridder zijn dochters dicteert. Deze is zeer traditioneel en loopt in de pas met talloze vooral oudere instructiewerken, biechtboeken, zonden- en deugdenleren.Ga naar eind29 De vrouw is een uitvoerend orgaan, in elk opzicht. Alles wat zij doet dient gericht te zijn op de taak en de positie van haar echtgenoot. Daarbij moet ze vooral leren om zich te wapenen tegen de ingeboren zwakte van haar vlees. Op dit punt scoort de ridder uitvoerig, door zijn dochters te confronteren met de talloze vrouwen uit heden en verleden die zulks niet gelukt is. Alleen ascese en godsvrucht bieden een mogelijkheid om te ontsnappen aan de vuile adem van de duivel. Driemaal per dag naar de mis gaan is nog het minste. Als je niet kunt slapen moet je onafgebroken bidden voor de gestorvenen. Het beste is nog vasten, voortdurend vasten, want dat biedt naar middeleeuwse opvatting een biochemisch antwoord op de heetheid van het bloed. En steeds geeft de ridder overvloedig bewijs met zijn exempelen.Ga naar eind30 Niets nieuws dus, noch in 1372 noch in de daaropvolgende eeuw. Nieuwe geluiden over de positie en de taak van de gehuwde vrouw komen in die tijd van Christine de Pisan en van de Parijse burger die in 1393 een gedragsboekje voor zijn jonge echtgenote ontwerpt. De eerste bepleit een eigen positie van de vrouw, die niet steeds meer gedefinieerd is in absolute afhankelijkheid van haar man. De laatste belicht de taak van de huisvrouw in een burgerlijk milieu. Ook dat is nieuw.Ga naar eind31 Nu behoeft een werk het succes niet te ontlenen aan iets nieuws. Juist in de bevestiging van het oude en vertrouwde kan voor een bepaalde groep een aangename attractie liggen. Die groep moet bestaan uit de hofadel en zij die zich met hen willen identificeren, in de 15de eeuw te vinden in Parijs en Brussel rond de Franse koningen en de Bourgondische hertogen. Daar cultiveerde men de oude glorie van de stervende ridderschap, door deze in verhevigde vormen te recreëren in spelvormen die het contact met de werkelijkheid dreigen te verliezen.Ga naar eind32 De bewaarde handschriften wijzen in deze richting, niet alleen door hun uitvoering maar ook door provenance-gegevens. Twee komen er zeker uit de verzamelingen van de hertogen van Bourgondië. In de inventarissen wordt ook een derde handschrift met de tekst genoemd, maar dit is niet bewaard.Ga naar eind33 Waarom past de ridder met zijn belegen moraal en oude verhalen nu zo goed in dat milieu? Juist omdat hij ridder is. En juist omdat hij zich nadrukkelijk zó, vanuit zíjn milieu, presenteert. Het is de beroemde Geoffroy de La Tour Landry, die als vooraanstaand ridder (chevalier banneret) deelnam aan de grote gebeurtenissen van de Honderdjarige Oorlog. Zijn oudste zoon Charles was nog omgekomen bij de slag van Agincourt in 1415.Ga naar eind34 Deze schrijvende ridder kan een aantrekkelijk model zijn voor de stervende ridderschap in de 15de eeuw. Hij spreekt hen toe vanuit een roemrucht milieu. En dat milieu speelt een actieve rol in zijn tekst. Hij noemt vermaarde ridders, en hij refereert aan spannende gebeurtenissen. Hij is één van hen, niet een geestelijke, klerk of burger die dicteert hoe ze moeten leven. In dat opzicht biedt de tekst wel iets nieuws. De oude moraal wordt in een nieuw kader geplaatst, hetgeen een attractie vormt voor de 15de-eeuwse erfgenamen van een opnieuw te propageren ridderschap. Op de houtsneden in de drukken heeft hij dan ook zijn harnas nog aan: een schrijvende vechtjas. Toch is het succes van de Duitse drukken moeilijker te verklaren. Identificatie-mogelijkheden met een herkenbaar milieu en verleden zijn in hoge mate wegge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen. Daarvan getuigen Marquarts problemen met de vertaling van plaats- en persoonsnamen. Ook de lang uitgesponnen moraliseringen beginnen problemen op te leveren, want juist daar gaat hij inkorten. De kracht van het werk komt te liggen in het verhalen over een min of meer tijdloos geworden sprookjeswereld van ridders, op een voor tijdgenoten ongetwijfeld aantrekkelijke wijze, door het ruime formaat, de superieure typografie en de talloze houtsneden. Zulke boeken zijn in 1493 zeker nog geen gemeengoed. In Bazel en Augsburg zal het boek een stedelijk publiek gevonden hebben onder hen die over geld beschikken en glamour zoeken in het imiteren van of wegdromen in een voorbije ridderwereld, zoals die kennelijk eens in Frankrijk bestaan moet hebben. De reformatorische bewerking in de meer entertainende zin van een anekdotenverzameling vindt blijkens de vele drukken in de loop van de 16de eeuw een breed publiek. Daarvan getuigt ook een opmerking uit 1543, waarin gesteld wordt dat de Ritter vom Turn één van de meest gelezen boeken van die tijd is. Bekend is ook hoe Hans Sachs bij herhaling dit werk benut voor zijn berijmde vertellingen en spelen.Ga naar eind35 Over een succes van de Engelse versies is weinig bekend. Caxton handhaaft nadrukkelijk het instructiekarakter voor adellijke dochters. Hij maakt er geen prachtboek van, want elke illustratie ontbreekt. De produktie lijkt weinig succes gehad te hebben. Er verschijnen geen herdrukken.Ga naar eind36 Een indicatie daarvoor ligt ook in een reactie op het werk in het begin van de 16de eeuw. In 1523 verschijnt bij Richard Pynson in Londen Fitzherberts Book of Husbandry, alweer een instructie voor onder meer huisvrouwen maar wel geënt op de actuele situaties van de tijd waarin het werk uitgebracht wordt. Fitzherbert zet zich nadrukkelijk af tegen de manier waarop La Tour zijn raadgevingen meende te moeten geven. Het is overigens niet duidelijk of hij de tekst in het oorspronkelijk kende dan wel in de vertaling van Caxton. In ieder geval veronderstelt hij het werk niet bekend, want hij begint met het geven van informatie over de aard en de inhoud ervan.Ga naar eind37 In het hoofdstuk ‘What warkes a wyfe shoulde do in generall’ komt hij op het punt dat mannen en vrouwen elkaar in het huwelijk op de meest subtiele wijzen weten te bedriegen. Maar hij kijkt wel uit om daarvan voorbeelden te geven, immers dan zou hij kwaadwillenden op de hoogte stellen van allerlei trucs die hem bekend zijn. Hij is niet zo onverstandig als die ‘knyght of the toure’ die om zijn dochters te beschermen voor het kwaad een eindeloze hoeveelheid voorbeelden daarvan gaf. Het lijkt hem vrijwel uitgesloten dat kennisname daarvan niet zou leiden tot een groot verlangen om ook eens zo'n zonde te beproeven. Vandaar dat hij, in tegenstelling tot de ridder, zwijgt: And by the sayd boke hath made bothe the men and the women to knowe more vyces, subtyltye, and crafte, than ever they shulde have knowen, if the boke had not ben made.Ga naar eind38 Cultuurhistorici uit de 20ste eeuw benutten de tekst graag als bron voor een schets van het dagelijks leven en de courante moraal onder de ridderschap. Dat gebeurt soms erg onzorgvuldig. La Tour geeft een visie, die kennelijk aansluiting vindt bij een gewenste wereld naar de optiek van de hofadel in de 15de eeuw. Juist doordat hij zijn eigen wereld concreet opvoert, is de verleiding groot om er feitelijke berichten uit een samenleving in te zien. Namen en jaartallen kloppen (meestal), maar de beschreven handelingen en gedragsvormen zijn in overeenstemming gebracht met zijn intentie om verwerpelijk en gewenst gedrag te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adverteren. Dat strekt zich zelfs uit tot de wijze waarop hij bijbelse figuren hanteert, via de Miroir des bonnes femmes: hij maakt ze beter of slechter in het kader van zijn demonstratiedrift.Ga naar eind39 Voor Huizinga vormt dit geen probleem. Painter daarentegen hanteert de tekst eenvoudig als krantenbericht, in die zin dat hij geweld tegen vrouwen onder de adel in de 14de eeuw geattesteerd acht door verschillende exempelen van La Tour waarin vrouwen afgerost worden en verminkt. Terwijl de ridder nu juist wenselijkheden propageert, onder nostalgische verwijzingen naar vroeger toen alles beter geregeld zou zijn. Ook Barbara Tuchman ontkomt niet helemaal aan het probleem van La Tours werk als bron voor de schets van 14de-eeuws ridderleven. Zij heeft soms te weinig oog voor de kloof tussen beeld en werkelijkheid in La Tours instructiewerk. Voor haar is hij het prototype van de Franse ridder ten tijde van de Honderdjarige Oorlog, en ze ontleent de bijzonderheden daarvoor uiteraard aan zijn werk. Dat kan niet zomaar. Bovendien is La Tour zeker niet representatief voor die ridderschap, door zijn overheersende neiging om te schrijven en te beleren naast en misschien wel boven het vechten en besturen.Ga naar eind40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse bewerkingVan der Noot vertaalt uit het Duits. Dat zegt hij zelf in het colofon. Voor zover ons bekend komen er vier edities in aanmerking om als voorbeeld gediend te hebben. De twee Augsburgse roofdrukken van 1495 en 1498 kunnen snel terzijde worden geschoven. Ze gaan terug op de eerste druk van 1493, maar onderscheiden zich daar op enkele punten van. Niet alleen is de taal anders, er wordt ook een sterkere nadruk gelegd op de verering van Maria. Zo worden achter de naam van God zinnetjes toegevoegd als auch die hochgelobten iungkfrawen Mariam (1495 J 3 recto), der hochgelobtne wirdigen muter gottes (1495 D 6 recto). In de Nederlandse tekst ontbreken dergelijke toevoegingen. Verder proberen de Augsburgse drukken in hun verdeling van de houtsneden zoveel mogelijk het voorbeeld van de eerste druk te volgen. Omdat er echter met een ander lettertype werd gedrukt, was het af en toe nodig de tekst in te korten of aan te vullen. Deze varianten vinden we evenmin terug in het Nederlands.Ga naar eind41 Daarmee blijven de twee edities bij Michael Furter over als mogelijke Vorlagen. De druk van 1513 is een getrouwe herdruk van de editio princeps uit 1493, maar er zijn wel wat slordigheden ingeslopen. Juist op die punten liggen er mogelijkheden om het directe voorbeeld van de Nederlandse tekst vast te stellen:
Dit voorbeeld wijst duidelijk in de richting van de editie 1513. Maar er is meer. Waar de druk van 1513 per ongeluk een regel overslaat, wordt deze niet in het Nederlands vertaald:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook aan een verschil in de mise-en-page tussen de edities 1493 en 1513 valt mogelijk een aanwijzing te ontlenen:
Het Duitse villicht wordt vertaald met licht. Dit is gemakkelijk te begrijpen: de druk van 1513 breekt midden in het woord af om een nieuwe regel te beginnen. Een laatste aanwijzing biedt het exempel over de negen dwaasheden van Eva, een van de langste exempelen van de bundel. In het Duits beslaat het bijna zes bladzijden, in het Nederlands ruim tien. De naam Eva komt in dit exempel vanzelfsprekend vaak voor en wordt overal, zowel in de Duitse drukken als in de Nederlandse, met de beginletter E gespeld. Behalve in het volgende zinnetje:
Waarschijnlijk heeft de druk van 1493 enen als zetfout voor euen, hetgeen in de editie 1513 als een pronomen wordt opgevat. De Nederlandse vertaler ziet er de eigennaam in, maar neemt wel de spelling met i over.Ga naar eind42 Van der Noot maakte dus gebruik van de editie 1513. Deze constatering is overigens van beperkt belang in het licht van de vraag naar de bewerkingstechniek, juist gezien de sterke overeenkomst tussen de edities 1493 en 1513. Over het algemeen is het streven aanwijsbaar om een nauwgezette vertaling te maken. Hier en daar wordt er ingekort. Zowel in de exempelen als in de moraliseringen verdwijnen herhalingen, overbodige uitweidingen of vergelijkingen, losse zinnen die de loop van het verhaal storen, aankondigingen van wat er in het volgende exempel gaat gebeuren. Dit varieert van enkele woorden tot hoogstens een paar regels.Ga naar eind43 Uitbreidingen ten opzichte van het Duits komen veel minder voor. Ook hier gaat het om kleine veranderingen, die vooral bedoeld lijken om mogelijke onduidelijkheden in de tekst te voorkomen. Wanneer het Duits een voornaamwoord gebruikt voor zaken of personen die al eerder in het verhaal met name genoemd zijn, zal het Nederlands vaak nog eens aangeven wie of wat er bedoeld wordt: der selb ((E 6) recto) wordt De selve balam ((i 4) verso); Die (F 1 recto) wordt de selve thamar sijn sustere ((i 5) verso); de heremiet die in een visioen ziet hoe duivels de ziel van een overleden vrouw pijnigen, wordt getroost door een engel: ze heeft het zelf verdiend.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet alleen op grammaticaal niveau worden eventuele misverstanden verhoed, ook de inhoud wordt indien nodig nader toegelicht:
Vertaalfouten komen weleens voor, maar zijn meestal aan slordigheid of haast te wijten. Soms levert dit een nieuwe redactie op: fürsprechen vnd ander die das gericht ubent (G 2 recto) wordt voerspraken ende ander die de ghiericheyt ghebruyckende sijn ((l 4) verso): gelijkenis tussen de woorden gericht en ghierich, en het traditionele beeld van de advocaat als corrupte uitzuiger zijn verantwoordelijk voor deze fout. Wat meer concentratie had ook voorkomen dat het lichtende voorbeeld van de hertzogin die da ouch vil erlitten vnd sich vor vnd nach heiligklichen gehalten hat (K 1 verso) in de Nederlandse tekst in zo'n vreemd daglicht komt te staan: een hertoghinne, die oock vele geleden heeft ende haer voer ende na heymelijcken ghehadt heeft ((q 6) verso). Een soort contaminatie is de vertaling van artzot (G 2 verso) met dwasen medecijn ((l 6) verso). Af en toe schiet de woordkennis te kort. Vetter wordt altijd vader, ook wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat dat niet juist is: jr vetter einer (L 2 verso) wordt haren vadere (u 2 verso). Vaak kiest Van der Noot in geval van twijfel voor een omschrijving: syn lyre vnd seytenspyl (K 2 verso) wordt sijn liere ende sijn ander spel ((r 2) verso); vnder flachs ynd hanffburdenen (H 2 recto) wordt onder vlas ende onder ander dinghen ((n 2) verso); melaatsheid, vssetzikeyt (G 1 recto) wordt sodanighen siect (L 3 recto). Het komt ook wel voor dat hij iets wat hij niet begreep gewoon maar heeft weggelaten. Zo bijvoorbeeld als Venus jn der welt was (L 2 recto), een Duitse vertaalfout voor quant il fu venuz au monde (het gaat over Jezus).Ga naar eind44 Een enkele keer heeft Van der Noot een fout in het voorbeeld verbeterd: de bronvermelding bij het exempel over de vrouwen die ten tijde van Nero de lijken van martelaren begroeven, man liset ouch in dem Canonick zu Rom (J 4 recto) wordt Men leest oock in den cronicken te rome ((q 2) recto). En wanneer van Priamus beweerd wordt dat hij dem künig Menelao syn dochter ontroofde ((K 6) recto), verbetert hij want hi de scoone helena wech vourde ((t 4) recto). Enkele exempelen zijn in hun geheel weggelaten. Hiervan horen er (waarschijnlijk) vier in het laatste gedeelte van de bundel thuis, waar Van der Noot de volgorde van de exempelen heeft veranderd. Maar daarover straks meer. Voor het weglaten van de overige zijn geen duidelijke redenen aan te geven. Het betreft de volgende vier exempelen: het verhaal over de vrouw die de door haar man voor gasten bewaarde aal opeet en door haar sprekende ekster wordt verraden (B 3 verso), de geschiedenis van de drie kooplieden die de gehoorzaamheid van hun vrouwen op de proef stellen ((B 5) verso - (B 6) recto), het exempel getiteld Von denen die da komen soellen in dem wesen vnd in der kleidung gegen jren guten fründen, wann sy jnen zu husze komen sy zu besehen als sy funden werdent (J 2 verso), en het exempel waarin een ridder die met een vrouw van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hogere stand getrouwd is door de heer van Orna wordt bespot (K 2 recto). Het laatste exempel is door de Duitse vertaler zo kort en cryptisch weergegeven dat Van der Noot het waarschijnlijk niet begreep. Misschien speelde bij het weglaten van de andere exempelen ook onbegrip of gebrek aan woordkennis (bijvoorbeeld atzel, ol) een rol. Het exempel over de drie kooplieden is eigenlijk alleen leuk in het Frans, de pointe ervan moet door Marquart von Stein omstandig worden uitgelegd: als dann saltz vnd springen in welscher sprach gar nahent eyn glich wortt zu reden ist, verstund die frow das sy ir man hette geheyssen vff den tisch springen ((B 6) recto); misschien liet Van der Noot het dan maar liever helemaal weg. Het verkrijgen van inzicht in de manier waarop de volgorde van de exempelen aan het eind van het boek is omgegooid wordt bemoeilijkt door het feit dat juist hier het exemplaar van de Nederlandse tekst een blad mist, namelijk (r 6). Op (r 5) verso staat nog het eind van het exempel met bijbelse gelijkenissen over deugdzame en eerloze vrouwen (1513: K 3 verso - K 4 recto), op s 1 recto zitten we ineens midden in het verhaal over de heremiet wiens kuisheid op de proef wordt gesteld (L 4 recto - (L 5) verso). Bij telling blijken er op een blad Nederlandse tekst gemiddeld zo'n veertig regels Duits vertaald te worden. Het nietovergeleverde eerste deel van het exempel over de heremiet beslaat in het Duits tweeënveertig regels. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het missende blad de vertaling van dit eerste deel heeft bevat. In het Duits staan er tussen de bijbelse gelijkenissen en het exempel over de heremiet, behalve de dialoog tussen de ridder en zijn vrouw ((K 5) verso - L 3 verso), nog drie andere exempelen: twee over mensen die zich uit ijdelheid te koud kleden en, aansluitend, voorbeelden van bedenkelijke gewoonten die sommige mensen onder invloed van de duivel hebben aangenomen (K 4 recto - (K 5) verso). De dialoog is in de Nederlandse bundel verschoven, de drie exempelen zijn echter nergens terug te vinden. Gezien onze conclusie over de inhoud van het missende blad nemen we aan dat deze drie exempelen bij het vertalen zijn overgeslagen. Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden aan het slot van het exempel met de gelijkenissen, waar over de hel wordt gesproken. Precies waar het Nederlandse exemplaar ons in de steek laat, heeft het Duits nog een laatste zin: Es spricht ouch eyn heiliger eynsidel jn dem leben der altuatter, das eyn hytz zu der andern gesetzt werde, dann es sy keyn übels es werd gestraffet. (K 4 recto). Het begin van het exempel over de heremiet luidt in het Duits als volgt: wie eyn einsydel in eyn statt in eyns richters husz gieng, vmb das er syn leben erfaren moecht, vnd wie in syn huszfrow so erlich vnd wol entpfieng. Waarschijnlijk is het ontbreken van de drie exempelen het gevolg van een soort ‘saut du même au même’: de ene eynsidel uit het leben der altuatter werd naast de andere gezet. Dit kan met opzet gebeurd zijn of bij vergissing, in ieder geval is Van der Noot zich er achteraf bewust van geweest dat hij iets had overgeslagen: de dialoog is alsnog aan het geheel toegevoegd. Naar de reden om de drie overige exempelen ook in tweede instantie weg te laten kunnen we slechts raden. De dialoog trekt de aandacht door opvallende typografie, waardoor de andere drie misschien over het hoofd zijn gezien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor alle duidelijkheid wordt hieronder het slot van de bundel in het Duits en in het Nederlands schematisch weergegeven. De drie weggelaten exempelen hebben we in dit schema de letters A, B en C gegeven:
De letter D staat voor het exempel over de gierige vrouw die zelfs op haar sterfbed alleen aan haar geld denkt ((L 6) recto - verso). Ook dit exempel werd niet vertaald. Omdat er geen enkele reden lijkt te zijn waarom Van der Noot het verhaal niet begrepen of inhoudelijk afgekeurd zou hebben, denken we ook hier aan een technische oorzaak voor het ontbreken ervan. Het exempel beslaat precies een blad, waarop verder alleen de titel van het Kathonet-verhaal staat; titels worden meestal niet vertaald. Het is niet onmogelijk dat Van der Noot als voorbeeld een exemplaar van de editie 1513 had waaraan juist dat blad ontbrak. Hoewel Van der Noot de tekst zelf dus tamelijk getrouw volgt, doet hij er aan de buitenkant van alles aan om de directe herkenbaarheid van de tekst weg te nemen voor zijn publiek. Hij verwijdert elke referentie aan de ridder op de titelpagina, in de proloog en in het colofon. Ook zijn directe voorbeeld, de Duitse versie in de editie van 1513, vaagt hij weg tot de algemene opmerking in het colofon dat de tekst vertaald is ‘uut de overlantsche tale’. De aparte proloog en epiloog die de Duitse bewerker Marquart von Stein toevoegt, met naam en toenaam, laat hij weg. Het meest ingrijpend is wellicht de wijziging van de titel. In de Duitse en Engelse bewerkingen blijft de oorspronkelijke titel in vertaling gehandhaafd, misschien voor ons op een wat eigenaardige manier omdat de familienaam van de ridder vertaald wordt (Ritter vom Turn, Knight of the Tower). Van der Noot maakt er als enige iets anders van, en kiest voor Den spieghel der duecht ende der eerbaerheyt vol schoone historien ende exempelen. Dat verzint hij niet zelf, want het is de vertaling van een soort kapittelopschrift waarmee de proloog in Marquarts bewerking opent (A 2 recto): Der spiegel der Tugenden vnd Ersamkeit durch den hochberümpten Ritter vom Turn: mit schonen vnd Kostlichen hystorien vnd Exempel (...) Nadrukkelijk laat Van der Noot ook hier de referentie aan de ridder weg. Van der Noot maakt er in de presentatie een ander boek van. Het grote formaat van de gedrukte versies van de tekst, de kostbare illustratie en de kapittel-opschriften zetten de vormgeving van de handschriften van de tekst voort. Het lijkt wel alsof Furter in Bazel wil demonstreren dat een gedrukt boek het handschrift ook in uitvoering kan evenaren zoniet overtreffen: zijn illustratiemateriaal is overdadiger dan dat in de handschriften. Hij maakt in ieder geval een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kostbaar boek, waarin de middeleeuwse ridderwereld nog eens voluit geëtaleerd wordt. Daar is kennelijk een markt voor, getuige de imitaties in Augsburg van 1495 en 1498, en zijn eigen herdruk in 1513. Van der Noot heeft andere bedoelingen. Hij reduceert het formaat tot een handzame kwarto. Hij ziet af van illustratie, een bewust besluit want veel van zijn produktie kenmerkt zich door illustraties op groot formaat. Bovendien laat hij de kapittelindeling met opschriften en al vervallen. Slechts een enkel spoor daarvan blijft aanwezig, niet meer in de vorm van opschriften doch nagenoeg geïntegreerd in de lopende tekst.Ga naar eind45 En op de titelpagina zet hij een plaatje van een peinzende klerk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van der Noot en zijn publiekDoor al die ingrepen in de presentatie van de tekst is het aanbod dat de Duitse drukken doen, wezenlijk veranderd. Van der Noot biedt zijn publiek niet meer een blik op de middeleeuwse ridderwereld. Juist dit aspect neemt hij uit de gebruikelijke presentatie van de tekst weg, door een aantal onderling samenhangende ingrepen. Hij biedt zijn publiek lessen aan in de exempeltraditie. Maar de tekst zelf laat hij in principe ongewijzigd. Uit een enkele variant ten opzichte van het Duits blijkt dat de beschreven ridderwereld van voorheen hemzelf totaal vreemd is. Dat geldt vooral voor rechtsgebruiken. In een exempel, gesitueerd in een Byzantijns verleden, wordt een ridder die een jonkvrouw verkracht gevild: lebendig geschunden staat er in het Duits, als vertaling van het Franse eschorchier. Van der Noot maakt er levendich delven van, levend begraven dus, kennelijk omdat hij geschunden niet herkent en in verwarring is gebracht door lebendig. Maar de straf van levend begraven is nooit van toepassing geweest in het riddermilieu op verkrachtende ridders. Het is een typische vrouwenstraf, vooral voor echtbreeksters, ook in het Brussel van de 15de eeuw. Verkrachters werden toen onthoofd.Ga naar eind46 Zeer incidenteel doet Van der Noot een poging om de tekst dichter bij zijn publiek te brengen, door de actualiteit die in het Duits uit het Frans is blijven staan te vervagen. Van ‘Engelse gevangenissen’, geïnspireerd door de Honderdjarige Oorlog, maakt hij ‘andere gevangenissen’. Een exempel uit de eigen ervaring van La Tour, gedateerd in het jaar 1372, laat hij plaats vinden ‘op een tijt’.Ga naar eind47 Maar van een bewust plan tot adaptatie van de tekst aan een Brussels publiek anno 1515 is geen sprake. Hij bruuskeert het verwachtingspatroon van dat publiek, door met zijn titelpagina een leerboek te suggereren in de bekende traditie van morele instructiewerken, opgesierd met exempelen, maar vervolgens in de proloog te openen met een melancholieke ridder die in 1371 in een boomgaard besluit om zijn adellijke dochters te gaan onderwijzen. De titel doet een werk veronderstellen als het Scaecspul, het Kaetsspel, Van den Echten Staete, Sielentroest, allemaal leerboeken over deugd en eerbaarheid, vol schone historiën en exempelen, en anno 1515 behorend tot de succesvolle produkten van de drukpers.Ga naar eind48 Maar wat er volgt is een onaangekondigd kaderverhaal van een eindeloos moraliserende ridder uit het Frankrijk van de 14de eeuw, die zijn dochters en de lezer zeer behoudende huwelijkslessen geeft, gesitueerd in het concrete milieu van de vechtadel van zijn tijd. Deze tweeslachtigheid in de presentatie van het werk, ontstaan door de ontbladering van de in de bestaande uitvoeringen dominant aanwezige ridderwereld, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet het gebrek aan succes van Van der Noots produktie verklaren. Dat laatste laat zich voor een gedrukte tekst als deze in de 16de eeuw wel met enige zekerheid vaststellen. Er zijn geen herdrukken bekend bij Van der Noot zelf of bij anderen. Voorzover na te gaan wordt er nooit aan gerefereerd in de literatuur van de 16de eeuw of daarbuiten, noch aan de tekst als geheel noch aan onderdelen die specifiek voor deze tekst zijn. Ook inventarissen of censuurlijsten maken geen melding van de tekst. Dat kan erop wijzen dat Van der Noots onderneming niet is aangeslagen. Het begin van een verklaring daarvoor werd hierboven al gesuggereerd. Hij ontneemt het werk nu juist datgene wat voor zijn publiek een attractie zou kunnen vormen. Maar uit wie bestaat het publiek, dat Van der Noot voor ogen moet hebben? Hij is de enige drukker in Brussel in die tijd. Zijn activiteiten liggen in het eerste kwart van de 16de eeuw. Er zit een duidelijk plan achter zijn produktie. Er zijn een 42-tal afzonderlijke drukken van hem bekend, van 33 teksten in het Nederlands, 2 in het Frans en 1 in het Latijn.Ga naar eind49 Hij zoekt zijn publiek klaarblijkelijk bij hen die zich uitsluitend of voornamelijk van het Nederlands als voer- en cultuurtaal bedienen. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat hij daarbij hoofdzakelijk het Brusselse stadsgebied op het oog heeft. In toenemende mate beheersen de expanderende Antwerpse drukkers de Brabantse markt. Alleen te Brussel kan hij kennelijk concurreren en wel door er zich te vestigen, na een korte periode in Antwerpen. Hij slaagt erin om in Brussel een drukkersbedrijf rendabel te maken, gegeven het feit dat hij er blijft zitten en een regelmatige produktie heeft. Wat biedt hij aan? In de eerste plaats kennis omtrent de artes: vakliteratuur in de volkstaal, niet meer op rijm maar in proza, doorgaans op royaal formaat en uitvoerig geïllustreerd. Daarnaast locale heiligenlevens, devotionele instructie en belerend vermaak, inclusief een enkele prozaroman, in een wisselende uitvoering van zeer eenvoudig tot tamelijk kostbaar. Tot slot ook rijmteksten, soms inhakend op Brusselse actualiteiten, naar de rederijkersmode van de tijd. Zeker met stadsdichter Jan Smeken lijkt hij een vaste relatie te hebben.Ga naar eind50 Vrijwel al die teksten staan in de volkstaal. Die aanduiding krijgt een bijzondere inhoud in Brussel. Nog steeds zetelt daar een wijdvertakte hofadel, op de oostelijke heuvels van de stad. De Franstalige hofcultuur in de Nederlanden vindt zijn laatste exponent in Maximiliaan van Oostenrijk, die wel aangeduid is als de laatste ridder op de troon. In dat milieu kon de tekst van La Tour in zijn oorspronkelijke uitvoering gehoor vinden. Maar beneden is de stad. Daar wonen patriciaat en gilden, sinds het begin van de 15de eeuw verwikkeld in een slopende strijd om de hegemonie in het stadsbestuur. Die strijd heeft het hofleven daarboven niet onaangetast gelaten. Het democratiseringsstreven der gilden heeft ook een verwijdering tot stand gebracht met de hofadel die in nauw contact stond met het patriciaat. Karel de Stoute, Maximiliaan en Margareta van Oostenrijk gaan de stad mijden, onder meer door centrale instellingen en hun hof bij voorkeur elders te vestigen, zoals in Mechelen.Ga naar eind51 De burgers, gerepresenteerd door de gilden, eisten beneden in de stad hun macht op, en aan het einde der 15de eeuw hebben ze die macht verworven. Naast zoniet boven de patriciërs beheren ze het stadhuis, dat voor hun met een vleugel wordt uitgebreid. Adel en gezanten uit heel Europa kijken hun ogen uit aan deze architecturale hoogstand van nieuwe burgermacht.Ga naar eind52 Brussel anno 1515 is zeker niet meer synoniem met Bourgondische cultuur. De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stad staat in de 15de eeuw al bekend om zijn woelingen. Die monden niet alleen uit in feitelijke macht, maar evenzeer in honger naar een eigen cultuur van burgersignatuur. En die cultuur bedient zich van het Nederlands als voertaal. Ze wordt ontwikkeld in de geestelijke broederschappen en de rederijkerskamers. Beide zijn in meervoud aanwezig in de 15de eeuw. Kenmerkend voor de cultuur-politiek van de burgerij is het aanstellen van een stadsdichter, welke positie achtereenvolgens door een paar bekende rederijkers werd ingenomen.Ga naar eind53 Op deze markt gaat Thomas van der Noot opereren. Hij drukt het werk van de stadsdichter, maar hij geeft ook lering, voor het dagelijks leven en voor de eeuwigheid. Allemaal in het Nederlands. Met Den spieghel der duecht lijkt hij deze markt verkeerd te taxeren. Hij drukt een tekst ‘van boven’. Maar hij castreert hem. Een kans op succes was mogelijk wanneer hij het karakter gehandhaafd zou hebben van een prachtboek over een glorieuze ridderwereld van alle tijden. Er is wel degelijk belangstelling onder burgers en patriciaat in de Nederlanden voor zulke produkties. Daarvan getuigen de vele prozaromans in het Nederlands, die in kostbare folianten een ridderwereld blijven exploiteren als model of droomwereld voor burgers en patriciërs op zoek naar identiteit. Daaraan doet Van der Noot met deze produktie niet mee. Toch blijft in de tekst zelf die ridderwereld aanwezig, echter ontdaan van de begeleidende en noodzakelijke glamour. De ridder is een klerk geworden, die zeurt over ouderwetse gedragsvormen voor vrouwen, niet in een tijdeloze droomwereld van toernooiende ridders, maar in de concrete wereld van de 14de eeuw, Franse vechtadel, om voor het publiek onduidelijke redenen. Die gedragsvormen moeten zeer gedateerd zijn voor dat publiek van burgers en patriciërs anno 1515 in Brussel. Juist in het burgerlijke milieu van rond 1500 ontwikkelen zich nieuwe concepten over huwelijksmoraal en de opvoeding van meisjes. Die kenmerken zich door het onderstrepen van een eigen verantwoordelijkheid van de vrouw in huwelijk en zaken, een zekere zelfstandigheid en vooral door het beklemtonen van de noodzaak om te leren lezen en schrijven.Ga naar eind54 Daar staan de adviezen van de ridder, nu met een pij dicterend van achter een lessenaar, haaks op. Volmaakte ondergeschiktheid is zijn devies, zoals vroeger, en dat vroeger ligt dan nog voor 1371. En absolute devotie, om de ingeboren geilheid van deze voor de duivel zo kwetsbare soort in te tomen. Overigens vindt de ridder leren lezen en schrijven voor vrouwen wel verstandig, niet om hun onafhankelijkheid te bevorderen maar als een middel te over tot nog heviger devotionele exercities.Ga naar eind55 Met Den Spieghel der duecht kunnen we dank zij de bewaarde voorbeelden een drukker betrappen, die bewust probeert een tekst te adapteren voor een nieuw publiek. In dit geval lijkt hij daarbij de plank mis te slaan. Hij is ten onrechte niet verder gegaan dan de buitenkant. Of niets doen, en dan lijkt de mogelijkheid aanwezig op een succes zoals de Duitse drukken weten te bereiken. Of alles, en dan zou de tekst zelf aangepast moeten worden aan wat zijn publiek zich wil voorstellen van de opvoeding van meisjes en de positie van de vrouw in het algemeen. Een andere mogelijkheid zou gelegen zijn in een redactie van de tekst tot een meer entertainende verzameling van exempelachtige anekdoten en novellen, zoals bijvoorbeeld in Duitsland anno 1538 gebeurt. Dan zou de tekst aansluiting hebben kunnen vinden bij verzamelingen als Die gesten of gheschiedenissen van Romen of de Seven wijse mannen van Romen en dergelijke. Van der Noot blijft halverwege steken. Daar lijkt de verklaring te liggen voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gemankeerde succes van zijn produktie. Zijn publiek heeft er niet veel in gezien. Dit boek bood burgers en patriciërs te weinig om van te genieten en om van te leren. Kunnen we, tot slot, niet zeggen dat door de ongebruikelijkheid van Van der Noots ingrepen de aard van dit werk ook in onze tijd zo lang onopgemerkt is gebleven? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|