Spektator. Jaargang 11
(1981-1982)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse schwa: zijn vorm, zijn gedrag, en zijn rol in het rijmGa naar eind*
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Schwa en de andere vokalen1.1. Schwa vs. de andere vokalenEen van de criteria om schwa te onderscheiden van de andere vokalen is zijn onbeklemtoonbaarheid. Er zijn echter nog andere redenen te noemen, en te adstrueren: een ander fonologisch gedrag, en een ander distributioneel gedrag. Wat het eerste betreft, bekijk de taalfeiten in (1).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonder aan (1) ook maar enige fonologische analyse te willen ophangen, kan men wel opmerken dat de taalfeiten een schwa∼ nul-alternantie vertonen: als er een syllabe volgt, die met een vokaal begint, verdwijnt de schwa van het hoofdwoord. Echter, als er een syllabe volgt, die met een schwa begint, verdwijnt de schwa van het hoofdwoord niet, zoals (2) laat zien.
In tegenstelling tot andere vokalen blokkeert een syllabe, die met schwa begint blijkbaar de schwa∼ nul-alternantie. Bij een eventuele analyse moet schwa dus strikt gescheiden gehouden worden van de andere vokalen. Een tweede verschijnsel (waarvan het heel moeilijk uit te maken is of het fonologisch dan wel distributioneel is) heeft te maken met de fonetische realisatie van gespelde ng. In de taalfeiten van (3a) komt ng vóór schwa onveranderlijk aan de oppervlakte als de velare nasaal η; in (3b), waar ng staat voor niet-schwa vokalen, als een cluster bestaande uit de velare nasaal gevolgd door de stemhebbende velare fricatief. Weer wil ik hier geen analyse aan de feiten verbinden, maar enkel wijzen op de verschillen.
Een derde verschil tussen schwa en de andere vokalen is van puur distributionele aard. In het Nederlands kan r op woordeinde niet voorafgegaan worden door een diftong. Deze sequentie komt wel woordintern voor, waarbij γ dan de aanzet is van de volgende syllabe, zoals in (4).
Maar de syllabe met γ- kan geen schwa bevatten, d.w.z. woordintern komt een sequentie diftong-γ-schwa nooit voor, terwijl diftong-γ-niet-schwavokaal goed is. De voorlopige konklusie, die ik wil trekken aan de hand van (2), (3), en (4) is, dat schwa zich niet konstant als een van de andere vokalen gedraagt in de Nederlandse fonologie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Schwa als lange vokaalLaten we nu eens naar andere taalfeiten kijken van distributionele aard. Vóór een cluster bestaande uit een sonorante konsonant en een dentale obstruent op woordeinde kunnen zowel korte als lange vokalen voorkomen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindigt het cluster echter in een niet-dentale obstruent, dan kunnen ervoor alleen korte vokalen staan.
Hoe is nu de distributie van schwa in deze kontekst?
(7) toont aan dat schwa zich als een lange vokaal gedraagt: evenals een lange vokaal in (5b) mag schwa figureren als het cluster dentaal is. En evenmin als in (6b) komt schwa voor vóór de clusters daar gegeven. Een tweede voorbeeld heeft te maken met clusters bestaande uit twee sonorante konsonanten op woordeinde. Voor een cluster van dit type mogen alleen korte vokalen figureren.
Evenmin als lange vokalen in (8b) mogen voorkomen, mag schwa dat:
Een derde argument voor het lange vokaal-achtige gedrag van schwa is gebaseerd op de vokaaldistributie op woordeinde. Een paar leenwoorden (zoals bijv. schwa, relais, François) en interjekties (bah, hè) daargelaten, komen korte vokalen op woordeinde niet voor in het Nederlands. Lange vokalen en schwa daarentegen wel!
Op grond van (5) - (10) meen ik te mogen konkluderen dat, distributioneel gezien, schwa en lange vokalen grote overeenkomsten vertonen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. De representatie van schwaZoals al gezegd in de inleiding neem ik aan dat de distinktie kort vs. lang/diftong schematisch gerepresenteerd kan worden als V en VV. De taak waarvoor we ons nu zien geplaatst is er voor te zorgen dat, met gebruikmaking van deze notatie, ten minste de volgende eigenschappen van de schwa worden weergegeven. Enerzijds moet schwa van zowel V als VV verschillen, gegeven de taalfeiten in 1.1..Anderzijds moet hij weer overeenkomst vertonen met lange | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vokalen, zoals duidelijk geworden zal zijn in 1.2..Tenslotte moet uit de notatie volgen waarom schwa altijd onbeklemtoond is. Het lijkt op grond hiervan het meest voor de hand te liggen om de schwa te representeren als in (11). (11) V Schwa verschilt hiermee van alle andere vokalen, omdat hij een andere struktuur heeft, maar vertoont tegelijkertijd een strukturele overeenkomst met de lange vokalen, omdat hij ook een tweeledige architektuur bezit. Bovendien verklaart (11) waarom schwa altijd onbeklemtoond is: het feit dat het Nederlands dalende tweeklanken heeft laat zien, dat in vokaalachtige elementen met een tweeledige struktuur de klemtoon op het eerste deel ligt. Tegelijkertijd kan klemtoon natuurlijk niet gerealiseerd worden op een fonologisch leeg element (), en dit verklaart de onbeklemtoonbaarheid van de Nederlandse schwa. Als we aannemen, dat het een karakteristiek is van Nederlandse woorden om tenminste één vokaal met hoofdklemtoon te hebben (een karakteristiek, die misschien wel universeel geldt, en niet specifiek is voor het Nederlands), doen we de voorspelling dat een string die slechts de schwa als vokalen heeft geen mogelijk Nederlands woord kan zijn. Aangezien zulke strings ook inderdaad niet voorkomen wordt deze voorspelling gestaafd door de feiten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het rijm van de Nederlandse lettergreepWe hebben nu een voorlopige karakterisering van de vokalen gegeven, maar, zoals reeds gezegd in de inleiding, zullen we ook de konsonanten en vokaal-konsonantkombinaties moeten beschouwen, wil de tweeledige representatie van de schwa in sektie 4 onafhankelijk gesteund kunnen worden. We zullen beginnen met de konsonanten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Inventarisatie van rijmkonsonantenWe kennen in het Nederlandse rijm de konsonanten en konsonantkombinaties zoals gegeven in (12). (12) bevat slechts voorbeelden op woordeinde, maar aangezien deze ook woordintern kunnen voorkomen (zie Bakker 1971), voldoet (12) als expositie.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Vokaal-konsonantkombinatiesDe vier-konsonantclusters even buiten beschouwing latend vanwege hun beperkte aantal, zien we, dat in drie-konsonantclusters de derde altijd s of t is, en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerste een sonorante konsonant. Bij de twee-konsonantclusters zijn de kombinaties van drie types: twee sonoranten, twee obstruenten, of een sonorantobstruentkombinatie. Dit betekent, dat, gekombineerd met een vokaal, de lineaire sequentie segmenten van (13) in het algemeen voldoet.
Enkele voorbeelden passen er als volgt in:
Soms moet evenwel de plaats van de sonorant overgeslagen worden:
Lange vokalen en diftongen passen ook op natuurlijke wijze in (13)
want in deze gevallen domineert het label [+ son] het tweede gedeelte van de lange vokaal of diftong. Dit betekent dus, gegeven (11), dat schwa nu als volgt gaat:
Bovendien legt (13) uit waarom de taalfeiten van (6b) en (8b) niet voorkomen:
Dus (13), dat we de lineaire representatie van het Nederlandse rijm kunnen noemen, laat de mogelijke rijmen toe, en sluit de onmogelijke uit. Het label [+ son] moet soms een vokaal (vokalen zijn sonorant) domineren, en in andere gevallen weer sonorante konsonanten. Er zijn echter nog voorkomende Nederlandse woorden (sommige zijn al genoemd in (12)), die niet passen binnen de lineaire string (13). Er zal geen poging ondernomen worden (13) zodanig te veranderen, dat deze taalfeiten er eventueel wel binnen vallen, maar ze zullen als uitzonderingen beschouwd worden. Het gaat om voorbeelden als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle taalfeiten (i) - (v) zullen verder in dit artikel buiten beschouwing gelaten worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De interne struktuur van het Nederlandse rijmIn de vorige sektie werd de notie rijm op een informele manier gebruikt, d.w.z. als een lineaire opeenvolging van segmenten met uitsluitend links-rechts verhoudingen. Gewoonlijk wordt het rijm echter beschouwd meer te zijn dan dit. Met name wordt er verondersteld, dat het rijm zelf een interne struktuur kent, die bestaat uit twee delen: de kern en het sluitstuk. De interne struktuur van de gehele syllabe kan worden weergegeven als in (19) (zie bijv. Hyman 1975 voor verwijzingen):De opdeling in (19) verdeelt een KVK-syllabe dus als K-VK in plaats van KV-K of K-V-K. De motivatie voor de struktuur in (19) is natuurlijk niet, dat de syllabe zo gepresenteerd kan worden, maar dat hij zo gepresenteerd moet worden. Dit wordt benadrukt in Selkirk (te verschijnen), die de binair vertakkende representatie van de syllabe ‘clearly superior to one where syllable structure is defined merely in terms of a sequence of segments’ noemt. Zij geeft twee voor de hand liggende niveaus waar men evidentie kan vinden voor (19), ten faveure van een lineaire string als (13).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als we nu naar het Nederlands kijken, dan zien we dat ook bij ons evidentie voor een interne struktuur à la (19) te vinden is op beide niveaus. Een van de beperkingen, die gelden binnen het Nederlandse rijm, wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de taalfeiten van (4), waar r niet onmiddellijk mag volgen op een diftong binnen hetzelfde rijm. Nog een voorbeeld vormt (22), waar lange vokalen en diftongen voor b niet mogen voorkomen binnen hetzelfde rijm:
(4) en (22) zijn illustraties van het type (20). Soortgelijke gevallen bestaan niet tussen de aanzet en de kern, ofschoon deze in een lineaire representatie net zo dicht bij elkaar staan als kern en sluitstuk. Deze eenzijdige tendens wordt verklaard door (19). Het tweede, sterkere type evidentie (21) kan ook geadstrueerd worden. Er zijn fonologische processen, die aantonen, dat in de lineaire string (13) een sterke verwantschap bestaat tussen (i) [+ vok] en [+ son] als de laatste een vokaal is, en (ii) [+ son] en [+ kons] als de eerste een konsonant is. De fonologische regel die kan dienen als illustratie van (i) is de kontraktieregel, die nodig is om de tweeledige VV-sequentie om te zetten in één lange vokaal. Deze regel, die een fonetische eenheid oplevert, kan maximaal eenvoudig geformuleerd worden en lokaal opereren als de input ervan al een eenheid is om mee te beginnen. Eenheid moet worden opgevat als het materiaal dat onmiddellijk door één knoop van een hierarchische struktuur wordt gedomineerd, d.w.z. in dit geval kern. De regel, die getuigt van de affektie tussen [+ son] en [+ kons] is (het zal de lezer van dit themanummer van Spektator over de schwa niet verbazen) die, welke een schwa inserteert tussen een vloeiklank en niet-dentale konsonant op woordeinde, cf. de voorbeelden in (23).
Dit proces is niet beperkt tot twee-konsonantclusters, zoals in (24) duidelijk wordt:
Dat dit proces niet geldt als het cluster woordintern is laten de voorbeelden van (25) zien.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een analyse die geen gebruik wil maken van de notie syllabe zal een regel met ongeveer het volgende uiterlijk moeten bevatten:
De oninzichtelijke informatie Ko #, die nodig is om een schwa in de taalfeiten van (25) uit te sluiten, kan vermeden worden, als de notie sluitstuk wordt gebruikt, waarmee de schwa-insertieregel eenvoudiger en lokaal wordt. De regel moet geïnterpreteerd worden als volgt: wanneer een vloeiklank staat vóór een niet-dentale konsonant, die deel uitmaakt van het sluitstuk van een syllabe, voeg dan een schwa in tussen beide. (27) verklaart de aanwezige schwa's in (23) en (24), en de afwezigheid ervan in (25). Immers hier vormt de niet-dentale konsonant de aanzet tot de volgende syllabe! Gegeven de hierboven genoemde fonologische beperkingen en regels, die eenvoudig uitgedrukt kunnen worden met behulp van een hierarchische syllabestruktuur in tegenstelling tot een lineaire, zal de rest van deze sektie gewijd zijn aan het omzetten van (13) in een binair vertakkend rijm. Om te beginnen zullen we het meest rechtse element van (13), dat altijd aan de periferie van de laatste syllabe vertoeft, niet in onze hierarchische struktuur betrekken, maar als een extrasyllabisch aanhangsel beschouwen. Iets soortgelijks doen Halle en Vergnaud 1980 vonr het Duits, waarvoor ook een ‘appendix’ beredeneerd kan worden. Halle en Vergnaud zien een appendix als (1980:96)
waarvan de linker drie segmenten in een binair vertakkend rijm à la (30) gestruktureerd zijn: De meest ongemarkeerde positie die men kan innemen is, dat kern korrespondeert met [+ vok] elementen, en sluitstuk met [+ kons] elementen, zoals aangegeven in (31) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(31) moet geïnterpreteerd worden in konnektie met een konventie van ‘feature percolation’, d.w.z. dat als een knoop in een hierarchische struktuur een bepaald kenmerk bezit ook alle segmenten, die door deze knoop gedomineerd worden, dit kenmerk moeten hebben. In (31) betekent dat, dat de linkerpuntjes onder kern het kenmerk [+ vok] moeten hebben, en de rechterpuntjes het kenmerk [+ kons]. In subsektie 2.2. zagen we dat het label [+ son] soms een vokaal moet domineren, en in andere gevallen sonorante konsonanten. Dit, in samenhang met de ‘feature percolation’ konventie, betekent, dat de Nederlandse taalfeiten van twee types zijn:
Gegeven de ongemarkeerde positie dat kern korrespondeert met [+ vok], zit ir het ene geval het label [+ son] onder de kern, en wordt d.m.v. de ‘feature per colation’ konventie als [+ vok] geïnterpreteerd in het geval van (32a). Deze as sociatie wordt gemotiveerd door de vokaalkontraktieregel. In (32b) zit [+ son onder het sluitstuk en wordt als konsonant geïnterpreteerd. De schwainsertieregel (27) motiveert deze stap. We kunnen (32a) en (32b), in kombinatie met de appendix, beschouwen als de basisschema's van het Nederlandse rijm. We zullen ze dan ook als zodanig be neden gebruiken. Tegelijkertijd moet er echter nog een oneffenheid worder weggestreken. Het kan nauwelijks toeval zijn dat (32a) en (32b) zo op elkaar lij ken: ze bevatten beide precies dezelfde features op precies dezelfde posities, met als enig verschil de richting van de tak boven [+ son]. Het zou dus niet generaliserend zijn om beide aan te houden als de Nederlandse rijmrepresentatiekombinatie, want ze hebben eigenlijk de uiterlijke kenmerken van twee dingen die tot één teruggebracht kunnen worden. Mijn voorstel is dan ook om (32a) er (32b) te representeren als (33):Het gebruik van het ‘drijvende’ kenmerk [+ son] in (33) moet geïnterpreteerd worden als een afkortingskonventie, die, zoals iedere afkortingskonventie in de fonologie, vergezeld moet gaan van een universeel interpretatiemechanisme, dat, in dit geval, het kenmerk [+ son] associeert óf naar links, óf naar rechts. De ‘feature percolation’ konventie specificeert vervolgens de naar links getrokken [+ son] als een vokaal, en de naar rechts getrokken [+ son] als een konsonant. Dit voorstel maakt maximaal gebruik van universele middelen om de taalspecifieke situatie van het Nederlandse rijm zo generaliserend mogelijk te beschrijven. Voordat ik overga tot sektie 4, waar, met behulp van (33), een (beperkte) set diminutieven beregeld zal worden, is nog een laatste observatie nodig. De obser- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vatie is, dat er een verschil is in status tussen kern en sluitstuk. De kern is met name altijd verplicht (wellicht een universele observatie), terwijl in het Nederlands het sluitstuk optioneel is (vergelijk bijv. de taalfeiten in (10)). Dit kan gemakkelijk ingebouwd worden in (33) door parentheses om [+ kons] te zetten. Omdat [+ vok] en [+ son] geen parentheses krijgen, betekent dit, dat ieder Nederlands rijm deze twee laatste verplicht bevat. Met de parenthesesuitbreiding om [+ kons] (en met toepassing van de ‘feature percolation’ konventie) kort (33) de volgende vier representaties af:
In (34a, b) is [+ son] onderdeel van de kern. In (34a) is [+ kons] aanwezig, en (34b) is de representatie waarin [+ kons] is weggelaten. In (34c, d) behoort [+ son] tot het sluitstuk. Onder iedere representatie staan wat voorbeelden. (34) bevat alle relevante taalfeiten, behalve de twee types van (15) en (17). In (15) wordt een korte vokaal gevolgd door een obstruent (kat, lak, etc.), en in (17) bevat de tweede syllabe een schwa als vokaal (Mieke, lepel, etc.). Als we serieus nemen dat kenmerken zonder parentheses verplicht aanwezig moeten zijn dan hebben kat, lak representatie (35a) en Mieke, lepel representatie (35b). In (35a) domineert het verplichte [+ son] kenmerk geen fonologisch reëel segment. Omdat [+ son] echter niet genegeerd mag worden, wordt een fonologisch leeg element in deze positie geplaatst. Een soortgelijke stap wordt genomen in het geval van de schwa in (35b): schwa neemt de meest rechtse positie in de kern, en de verplichte [+ vok] knoop is opgevuld door een fonologisch leeg element. Dit besluit mijn bespreking van het Nederlandse rijm. Zoals al aangekondigd in de inleiding waren sekties 2 en 3 bedoeld om in de nu volgende, laatste sektie onafhankelijke evidentie te geven voor de in sektie 1 gerepresenteerde subkategorisatie van de schwa in de vorm van Nederlandse diminutieven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het Nederlandse rijm en diminutiefvormingDe diminutieven die de boven voorgestelde rijmstruktuur en representatie van de schwa het beste illustreren zijn de vormen met -pje en -etje. Die op -tje en -je geven relatief weinig moeilijkheden; die op -kje eisen een speciale behandeling om redenen die ik elders aan de orde stel. Dus diegenen, die gehoopt hadden op een aantrekkelijke analyse van de ‘moeizame gevallen’ koning, houding en wandeling komen - althans hier - bedrogen uit. Mijn uitgangspunt is dat diminutiefvorming alleen gevoelig is voor het rijm van de laatste syllabe, en dat faktoren zoals klemtoon en/of morfologische kompositie niet van invloed zijn op de keuze van de juiste alternant. Dit kan gemakkelijk aangetoond worden met behulp van (36) en (37).
De regel moet als volgt gelezen worden: -tie wordt -etje na een tweetakkige rijmrepresentatie. De inhoud van 1 en 2, die onder aan de takken hangen, krijgt men gratis, omdat de enige twee segmenten die in deze posities kunnen staan (volgens de rijmstruktuur van het Nederlands) [+ vok] en [+ son] zijn. De voorbeelden die -pje als diminutiefvariant nemen zijn van drie types: rijm, storm, en bezem. De respectievelijke rijmrepresentaties hiervan zijn (39a), (39b), en (39c). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met behulp van de afkortingskonventie ‘drijvende [+ son]’ en de ‘feature percolation’ konventie kunnen (39a, b, c) afgekort worden tot (40):
Met (40) in de hand is het duidelijk hoe de ‘allomorfieregel’ ‘-tje wordt -pje’ eruit ziet. Weer hoeven 1 en 2 niet uitgespeld te worden, omdat de inhoud ervan volgt uit (33). De enige manier waarop m in derde positie kan staan is, als de twee posities ervoor ‘opgevuld’ zijn, d.w.z. wanneer er een lange vokaal, een vokaalsonorante konsonantkombinatie, óf een schwa vóór staat. Zoals beloofd, wordt dus de tweeledige subkategorisatie van de schwa zoals voorgesteld in sektie 1, en ‘geformaliseerd’ in sektie 3 - in het bijzonder in (32a) - onafhankelijk gemotiveerd door de hier voorgestelde ‘allomorfieregels’ voor diminutiefvorming, die op hun beurt weer een logisch gevolg zijn van de voorgestelde rijmrepresentatie, die ook weer onafhankelijk gemotiveerd is, en wel door de mogelijk voorkomende vokalen en konsonanten, en beperkingen op hun kombinaties. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|