Spektator. Jaargang 11
(1981-1982)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
Misdruk en mispunt: Johannes Allart (1754-1816) IIGa naar eind*
| |
[pagina 213]
| |
Overhoop liggen met iemand deed Allart wel meer, o.a. met collega Leeuwesteyn. Dit betrof de uitgave Reyze door Opper en Neder-EgypteGa naar eind6. een van de diverse ‘Reizen rondom de wereld’, populaire werken rond 1800 en dus voorradig in het fonds Allart. Ik noem verder nog de bij Allart verschenen werken: Reizen van Cook (1795) Stauntons Reizen naar China (1798) Browne naar Africa (1800) en Wilson maakte een ‘Zendelings-reis naar den Stillen Oceaan’ (1801)Ga naar eind7.. Het verhaal van de hier te lande weinig bekende Nederlandse Schot John Stedman, die een verhouding had met een Surinaamse slavin toen hij in Zuid-Amerika verbleef maar uiteindelijk toch zonder geliefde maar met een knagend hart naar West-Europa vertrok, verscheen in London in juni 1796. Deze langverwachte uitgave werd snel vertaald, maar voordat de uitgave in 1799 verzorgd kon worden ging er al een ruzie aan vooraf met A. & J. Honkoop die hetzelfde nota bene vanuit het Duits vertaald wilde uitgeven.Ga naar eind8. De literaire interessen van commies Van Naslaan betroffen ook ‘onbeschrijflijk veel Preeken’ en natuurlijk had Allart die in ruime mate in zijn fonds. In 1780 van B. Smijtegeld, 1788 H. van Herwerden, 1790 R. Schutte en in 1795 C. RoggeGa naar eind9. om maar een willekeurige greep te doen. Theologische werken maakten een groot deel uit van het Allartfonds zoals we verderop zullen zien. Het totale aantal uitgaven van Johannes Allart, verdeeld over de jaren 1773-1817 ziet er als volgt uit:Het totale aantal uitgaven bedraagt 708. Edities van meer dan één deel werden als één geteld, wat een jaargemiddelde oplevert van 15, 7. Ter vergelijking: Philip Gaskell noemt de drukkerij van Samuel Richardson groot naar Londense maatstaven gemeten. Richardson drukte 588 edities in 43 jaar, een gemiddelde van 13.Ga naar eind10. De Foulis Press had een gemiddelde van bijna 17. Zoon Andrew die werk uitgaf van 1776-1800 had een gemiddelde van slechts 4, 1Ga naar eind11.. David Pottinger noemt in zijn boek The French book trade in the ancièn régimeGa naar eind12. een getal van 1584 titels voor de periode 1700-1790 hetgeen neerkomt op een gemiddelde van 17 per jaar. Pat Rogers merkt op: ‘In 1715 Baker (who published Defoe) Morphew (who published Swift) Lintot (who published Pope) and mrs. Burleigh (who published Steele) were all responsible for 40 or more items. Curll probably had a share, open or concealed, in 80 publications. By contrast the Oxford University Press was a small operation: 10 substantial books annually (...)’Ga naar eind13. Zij vergelijkt natuurlijk ‘substantial books’ met ‘items’ en deze | |
[pagina 214]
| |
laatste kunnen soms uit slechts één pagina bestaan. Allart geeft zelfs op zeker ogenblik Ettiquettes ‘tot gemak voor de Heeren Apothecars’Ga naar eind14. uit. Waarmee tevens de betrekkelijkheid van bovenstaande grafiek is aangetoond: het precieze aantal uitgaven is onbekend, wat zeker geldt voor de periode vóór Saakes' bibliografie van 1795. In de roerige tijd van de midden tachtiger jaren vertoont de grafiek een dalende lijn met als dieptepunt 1787 met slechts vier uitgaven. In een brief van M. de Bruyn aan het boekverkopersgilde, gedateerd 23 november 1807 spreekt deze over een nog niet verhandelde betaling van Allart die hij verklaart ‘(...) waarschijnlijk door extra drukte met de Evangelische Gezangen.’Ga naar eind15. Over de monsteruitgave van de Evangelische Gezangen sprak ik al in het vorige artikel en uit de grafiek valt dus niet helemaal de activiteit van de drukpers af te lezen. Een uitgave kan zowel een half vel beslaan (Tollens' Wapenkreet uit 1815) als 35 delen (J. Kok Vaderlands woordenboek 1784-1799)Ga naar eind16.. De onderverdeling naar soorten werk ziet er als volgt uit:
Bij deze onderverdeling horen wel enige kanttekeningen. Soms kon nl. alleen afgegaan worden op de titel, in andere gevallen hielpen de onderverdelingen van Saakes en de Algemene Konst en Letterbode. Het is mogelijk dat ‘letterkundig proza’ iets voordeligers uitgevallen is ten nadele van ‘poëzie’. ‘Mengelwerk’ is de naam voor een vlag die een grillige lading moet dekken dwz. wetboeken, deurwaardershandboeken en schoolboeken maar ook de boven al genoemde apothekersetiketten, een lijst met trekschuitenvertrektijden of de Uitgerekende tafels voor handelaars in effecten. De opbouw van het Allartfonds vertoont overeenkomsten met die van geheel Duitsland zoals WardGa naar eind17. geeft (gebaseerd op Heinsius' Alphabetische Verzeichnis Leipzig 1813) en hier grafisch worden weergegeven. Men dient er evenwel rekening mee te houden dat vooral de indeling van ‘literatuur’ moeilijk vergelijkbaar is: Ward spreekt b.v. van ‘Popular-moral works etc.’ en ‘Narrative literature’ waar men niet erg mee uit de voeten kan. Cijfermateriaal als dit, gebaseerd op niet helemaal betrouwbare Nederlandse en Duitse bibliografieën | |
[pagina 215]
| |
moeten dus het predikaat ‘ohne gewähr’ krijgen. Tendensen kan men wel aangeven: de uitgave van godgeleerde werken daalt sterk in Duitsland, wat overigens voor Allart tijdens de Napoleontische periode ook geldt. Verder krijgt het toneel lage cijfers en geeft Allart percentagegewijs meer poëzie uit. Men krijgt de indruk dat van de verdiensten die hij maakte met zijn schoolboeken en theologische werken de minder profijtelijke poëzie bekostigd werd. Uit de schaarse gegevens over de prijzen blijkt dat poëzie ongeveer twee maal zo duur was als proza: De ouderdom van Feith kostte ƒ 3,90 voor 139 pagina's, terwijl Julia ƒ 2, - moest opbrengen voor 212 pagina's. Het land door E.M. Post kostte ƒ 3, - voor 336 pagina's terwijl eveneens drie gulden moest worden neergeteld voor het slechts 128 pagina's tellende dichtwerk Voor Eenzamen. Uit de Lijst komen voorts gegevens als: 2 stuivers per vel druks in 1788 en 1791; in 1813 2,5 stuiver per vel druks. Platen hebben heel verschillende prijzen: het portret van E.M. Post kost ƒ 1, - (1791), van Pichegru ƒ 3, - (1795) en van P. Nieuwland ƒ 1,50 (1802). Voor de aardigheid geef ik hier nog enige prijzen van bekende werken: Julia of nieuwe Héloise van Rousseau: ƒ 3, - Karel Grandison en Clarissa Harlowe van Richardson kostten ƒ 3,60 per deel en de Werther ƒ 3, -. De Katechismus der Natuur van Martinet kostte in 1777 ƒ 14,70 voor 4 delen en voor de vijfde druk moest men in 1782 ƒ 18,90 neertellen. De Robinson Crusoeuitgave kostte ƒ 7,75 voor drie delen. ‘Robinson Crusoe, priced at 5 s., had six printings within four months, amounting to some 5000 copies- a large but not unprecendented number,’ zegt Pat RogersGa naar eind18.. Oplage-cijfers van de Allartuitgeverij zijn nauwelijks voorhanden. Een selectie uit de Evangelische Gezangen in 1812 had een oplage van 3300. Een Handboek voor deurwaarders en J.M. Kempers Verzameling wetten hadden in datzelfde jaar 1100 als oplagecijfer. De tweede druk van Helmers' Hollandsche Natie uit 1812 had een oplage van 1000. De Jeugdige dichtproeven van de 11-jarige Johanna Constantia Cleve verschenen in 1813 in een oplage van 400 exemplaren en de blijkbaar trotse vader D.W.D. Cleve med. doct. had voor eigen portemonnaie nog boven het aantal intekenaars laten drukken. Dit werk kostte overigens 24 stuivers.Ga naar eind19. Van het totale fonds zijn bijna 120 publikaties vertalingen uit het Frans, Duits of Engels. Bekende vertalingen van werken uit het Duits zijn van Klopstock De slag van Herman (1791) en Graaf Donamar (1798) van Gessner Alle de werken (1786) en Leven van Lavater (1802) van Goethe Werther (1786) van Schiller Don Karlos (1789) en van Lavater Physiognomie (1781). Vertalingen van 18e eeuwse Duitse bestsellers als J.T. Hermes' Fanny Wilkes (1788) die in beide landen de ondertitel ‘zoo goed als uit het Engels vertaald’ had, Sophiens Reise van Memel naar Sachsen (1795) en een bijna zekere roofdruk van Wilh.a Wobeser von Rebeux Elisa of de vrouw zo als zij zijn moestGa naar eind20. (1800) rolden ook van Allarts pers. Auteurs als A.F. von Knigge en Zschokke werden bekender door de uitgaven van Allart en uit de aankondigingen van publikaties in de diverse kranten blijkt dat lang niet altijd tot publikaties werd overgegaan. Het totale aantal Duitse werken dat vertaald werd bedraagt 35, zeventien meer dan de uit het Engels vertaalde werken, welke behalve de boven al genoemde o.a. Thomsons Seasons (1800) en Gibbons Decline and fall of the Roman Empire (1810) omvatten. Uiteraard is het getal van de vertaalde werken uit het Frans het grootst nl. 65. In 1811 waren zelfs 26 van de 36 werken van min of meer staatsrechtelijke aard b.v. Code Napoleon, Wetboek van koophandel en De volmaakte deurwaarder. Tot nu toe heeft de lezer al enige indruk kunnen krijgen van de uitgaven van de | |
[pagina 216]
| |
uitgeverij Allart en tevens enige titels voorgeschoteld gekregen. Over de keuze van die werken bestaat een typisch 18e eeuws voorbeeld van een dialoog in (uiteraard) een trekschuit: Het SchuitpraatjeGa naar eind21. gehouden in de nagtschuit, varende van Amsterdam op Utrecht. Het volgende gesprek vindt plaats: VRYMOND.
De Boekverkoper Allard te Amsterdam.
LUGTHART.
Is dat die Heer, die het leven van Willem van Oranje de laatste erfstadhouder zal uitgeven?
VRYMOND.
Ja myn Heer het is denzelfden, die het Pourtrait van den Raadpensionaris Schimmelpenninck ook heeft uitgegeven.
ERNEST.
Hy zal ook de portraiten van onze waardigen Koning en Koningin doen vervaardigen.
JAPIK.
Wel zoa! wel zoa! wel die man is van alle markten thuis.
LUGTHART.
Al een mooi contrast dan, eerst Uitgever van het Boek de Vryheid - en de Grondwettige Herstelling van het Bondgenootschap in 1784, en dan Uitgever van Willem den Vyfden, het komt nog al vry byeen - dag en nagt is een onderscheid tusschen, maar dit verschilt nog meer.
ERNEST.
Wel, heeft hy de Lykzangen op den Prins van Oranje ook niet uitgegeven.
VRYMOND.
Ja die door Bilderdyk zyn gemaakt, waar in zeer scherpe verwytingen tegen patriottisch systhema worden gebezigd - en een doorslaand blyk geeft, van haat en nyd - en het karackter van die man.’Ga naar eind22.
En met ‘dien man’ wordt, neem ik aan, Bilderdijk bedoeld. Allart zou meer een opportunistisch allemansvriendje genoemd kunnen worden, want de schepelingen wisten nog niet dat hij spoedig ook fransgezinde uitgaven voor zijn rekening op de keizerlijke drukkerij zou laten drukken. Sterker nog: J.L. Manget, door De Pommereul (de directeur Generaal te Parijs) als inspecteur aangesteld te Amsterdam, was Allarts protecteurGa naar eind23.. Deze Manget had met de drukker Ruys een overeenkomst om hem zoveel mogelijk drukwerk toe te schuiven. Deze Jacob Ruys was Allarts schoonzoon! Keert het politieke tij, dan keert ook Allarts muts: in 1814 geeft Allart doodgemoedereerd werken uit als C. Loots Nederlandse verlossing, d.w.z. verlossing van de Fransen. Allart zal het ongetwijfeld eens zijn geweest met de schrijver van De vlugtende wijsgeer in Holland (Pieter 't Hoen?) die in zijn brief van aanprijzing vóór het werk opmerkt: ‘-En inde daad wat baat het eenen verstandigen beoordelaar, die op zijn eigen kompas, gelijk men zegt, gewoon is te zeilen, of een boek het welk hij leest, bij ALLART, te Amsterdam of bij VAN CAMPEN, te Nijmegen gedrukt zij, indien het slegts zaken behelst, die goed, nuttig en zijne opmerking niet onwaardig zijn?’Ga naar eind24. De schrijver van Een boek per inval, in den nacht geschreeven merkt op: ‘Myn Leezer zal hoop ik hier geen bewys vraagen, hy loope anders maar de Boekwinkels in Amsterdam rond, van den Heere ALLART af, tot de WED. VAN EGMOND toe, en hy zal wel overal werken vinden van Auteurs per Inval, met behulp van Auteurs per Aanlaage. Ik zal hier niemand noemen, om dat ik geen van myne Kunstbroeders gaarne ten onvriend maak. - En dit zou 'er gemaklyk op kunnen loopen, 't zy dat ik uit de eerste of laatst genoemde Boekwinkel myne bewyzen haalde. - Ik neem het niemand kwalyk, gun yder zyne Vryheid zonder zyne Eenzame overdenkingen te stooren. - Deze laatste zin bevat duidelijke toespelingen op uitgaven van Allart: De Vrijheid uit 1783 en E.M. Post Voor Eenzamen óf J.G. de Zimmerman De eenzaamheid, beide laatste werken uit 1789.Ga naar eind25. Rond de uitgave van De Vrijheid, een patriottisch geschrift handelend o.a over de vrijheden van meningsuiting en drukpers, is zoal het een en ander te doen ge- | |
[pagina 217]
| |
weest. Er verschenen vier drukken in 1783 waarvan de eerste twee zonder auteursnaam bij Allart waren uitgekomen. In het voorwoord van de derde druk maaktAllartzichineens bekend als auteur. Ditlijktverdachtveelopeen ‘auteur per inval’, een mogelijke bescherming van de echte auteur. Voor die echte auteur zou in aanmerking kunnen komen dominee | |
Jacob van Nuys Klinkenbergwerkzaam te Amsterdam van 1778 tot 1818 en volgens Evenhuis ‘De belangrijkste man die Amsterdam in de 18e eeuw heeft gehad (...)’, ‘Wat de man tekent is dat hij voor zijn geschriften geen honorarium wilde hebben. Daardoor werd de prijs zo laag mogelijk en kon het gewone volk zijn bijbelstudies kopen.’Ga naar eind26. Dit blijkt niet erg uit de vier uitgaven die Allart verzorgde en het moet betwijfeld worden of het gewone volk voor 11 stuivers 596 pagina's aanvallen op het deïsme wilde aanschaffen. Wat we wel zeker weten is dat dominee Van Nuys Klinkenberg vier kinderen van Allart doopte. Over de blijkbaar goede verstandhouding tussen de twee, ook buiten elkaars professie, schrijft Evenhuis: ‘(...) en het verhaal ging zelfs dat hij met boekhandelaar Allart naar Utrecht was gereisd om daar het exerceren van de vrijkorpsen te zien’. Beschuldigingen van opportunistisch gedrag vóór en na 1787 werden geuit in pamfletten en in De Politieke Opmerker staat: ‘dat hij (...) hunne exercitien met vermaak aanschouwde, met aanspraaken bemoedigde, en zelfs openlijk van God met de gemeente smeekte, dat hij WILLEM VAN ORANJE een haak wilde leggen in zyne neus, en een gebit op zyne tong, die daar te boven zijne leerlingen in de bijzondere Catechisatien, in de zaken van het patriottisme onderwees, hunne te dien einde (voor hij hun zijn godgeleerd stelsel al verder in het hart drukte) de uitgekomen Nommer van den Post van den Nederrhyn voorlas - ja ook de Theologische aanspraaken in het werk, de Vryheid (door den standvastigen patriot ALLART (zegt men) geschreven,) heeft vervaardigd - die zelfde NUIS VAN KLINKENBERG werdt met de gezegende omwenteling van 87 dermaaten omgewenteld, dat hij voor God en de Gemeente betuigde gedwaald te hebben.’Ga naar eind27. Of Van Nuys Klinkenberg de auteur van het gehele werk is, weet ik niet, maar aan Allarts auteurschap twijfel ik sterk. In advertentiepagina's wordt hij nooit als auteur genoemd, noch wordt hij vermeld in het Beoordeelend en ophelderend verslag van de verhandelingen over de vryheid. In het 20 jaar later verschenen Schuitpraatje ontbreekt dit ook en in Allarts Nalatenschapslijst wordt het werk onder de V vermeld. In deze laatste lijst wordt Allart wel als auteur genoemd van een werk getiteld De wereld, waarvan slechts één deel verscheen. De samensteller van het Woordenboek der zamenleving schrijft hierover: ‘Van zijn werk De Wereld is dus slechts het eerste deel verschenen: van het voltooijen wellicht afgeschrikt door den raad, dien hem de Recensenten gaven, dat hij liever eene verhandeling over den Chaos zou schrijven;’Ga naar eind28. Wie die recensenten waren is mij onbekend en ik kan geen commentaar geven aangezien het werk vooralsnog onvindbaar is in CC, KB en UBA. Dat het geen ‘ghost’ is weten we ook van | |
Margriet van Essen-van Haeftendie erover zegt: ‘Hebt gij haar niet na dat zij wederom was thuisgekomen, vriendelijk door eenen brief bekent gemaakt, dat God u andermaal een kind gegeven had? - en hebt gij haar niet daarna, uw groot boek - uwe wereld! ten geschenke gegeven?’ | |
[pagina 218]
| |
Met behulp van de opmerking over het kind kan deze in de Koninklijke Bibliotheek aanwezige brief, slechts gedateerd ‘24 nov’ alsnog van het jaartal 1786 worden voorzienGa naar eind29.. Het kind waaraan Margriet refereert is Jacoba Allart, geboren 22 october 1786. Allart had goede relaties met Margriet van Essen die over haar ‘goede Allart’ spreekt en o.a. nog schrijft: ‘Hebt gij haar, in uwe stad, in haar logement, niet zeer vriendelijk opgezocht?’ Méér dan een goede verstandhouding valt er uit deze brief - helaas - niet te halen. Het werk van Lavater Over de physiognomie dat in 1780 uitkwam bevat een opdracht van de hand van Allart voor de barones die in dat jaar ook Iets van M- schijnt te hebben laten uitgeven. In 1781 verscheen bij Allart in ieder geval Eene handvol menschenvreugde een op Duitse leest geschoeide bundel verhandelingen over onderwerpen als ‘Dood, leven, wereld en ziel’.Ga naar eind30. | |
Betje Wolff en Aagje Dekenhadden een vriendelijk contact met Johannes Allart getuige de volgende citaten uit brieven: ‘Wy gaan de dertiende van huis logeeren te Amsm. by onzen boekverkoper.’ ( = Johannes Allart volgens Dyserinck), die toen op de Nieuwendijk, twee huizen van de Dam woonde. Uit een andere brief: ‘Thans zyn wy by onzen vriend Allart & blijven tot Zaturdag gaande vervolgens naar onze stille Ryp.’Ga naar eind31. In een brief van Betje Wolff aan J.E. Grave: ‘Ik ben zo verheerlykt met uw charmant versje dat ik het reeds aan Allart gezonden hebbe’Ga naar eind32. en als correspondentieadres geeft ze hierbij op ‘by den boekverkoper’, ongetwijfeld Allart. Dit gedicht ‘aan de Lezers’ is terecht gekomen in de inleiding van de vertaling uit het Duits door Betje Wolff van J.G. Raff Aardrijkskunde voor kinderen een uitgave van Allart en I. van Cleef samen in 1779. Van Van Cleef heeft Allart ook de uitgave van de Economische liedjes overgenomen, de laatste uitgave die hij verzorgde voor Betje Wolff: na 1799 is er geen werk van Wolff-Deken meer verschenen bij Allart. | |
Bilderdijk, Post, TollensBilderdijk schrijft in een brief aan A. Loosjes op 12 januari 1790: ‘(en nu voor omtrent een jaar aan Allart ter gelegenheid dat hij mij over iets anders kwam spreken).’Ga naar eind33. In mijn vorig artikel noemde ik al het gouden horloge dat Elisabeth Maria Post van Allart kreeg en de beschrijving die Tollens gaf van Allart en diens zakendoen. De auteur die de meeste werken bij Allart het licht deed zien was ongetwijfeld | |
Rhynvis Feith‘Wat spyt het my, dat ik, toen ik met Allart gebrouilleerd raakte, niet terstond aan u kennis kreeg. (...) Maar toen ik myn belofte aan Bohn gaf, was ik met u nog niet bekend, en zoo als ik altyd by Allart zou gebleven hebben, zoo hy het niet te boos gemaakt had, zoo beloofde ik aan Bohn en zoon by hem te blyven zoo lang ik leefde.’ Dit zijn twee passages uit een brief van Rhijnvis Feith aan J. Immerzeel van 9 april 1821. De reden van Feiths boosheid is misschien te vinden in een volgende brief aan dezelfde Immerzeel, gedateerd 11 januari 1822: ‘Zoo gy het goedvindt om myn Dagboek te herdrukken, in welk een formaat dan ook, is het wel. Alleen moet het dan weer, dunkt my, zonder myn naam zyn, zoo als de vorige druk. Elk weet, door de trouweloosheid van Allart nu wel, dat. het van my is, | |
[pagina 219]
| |
maar ik vind het toch natuurlyker om het te herdrukken, zoo als het eerste gedrukt is. Als het eens onder alle myne werken opgenomen wordt, is het wat anders. Toen ik dat boekje schreef, was het eenvoudig om ruimer evangelisch te leren denken.’Ga naar eind34. Wat Feith zo bescheiden ‘boekje’ noemt, gaat over zijn Dagboek mijner goede werken, vier delen in groot octavo, verschenen in 1784, een tweede druk in 1785. Lag Feith hierover met Allart in de clinch, geheel gebrouilleerd raakten zij jaren later. In welk jaar precies is niet geheel duidelijk, Buijnsters meent in 1804,Ga naar eind35. ik denk dat 1806 correcter is. In 1805 geeft Allart nl. nog twee lierzangen van het duo Feith en Kantelaar uit: Aan Rutger Jan Schimmelpenninck, in Meij 1805 en in 1806 volgen nog Brieven aan Sophië alsmede Romances. De Brieven verschenen in hetzelfde jaar ook bij Immerzeel in Den Haag en de Romances bij Thieme in Zutphen.Ga naar eind36. Na dat jaar heeft Allart bij mijn weten niets meer van Feith uitgegeven. In hetzelfde jaar verscheen bij Allart ook de Evangelische gezangen waarvan Allart tegen de gebruikelijke gang van zaken en de zin van vele collega's in het kopijrecht had weten te verwerven. In de commissie belast met deze uitgave zat ook Rhynvis Feith in zijn hoedanigheid van oud-ouderling en ‘wegens de synode Overyssel’.Ga naar eind37. Het lijkt me niet geheel denkbeeldig dat Feith niet zo erg gelukkig was met de hele herrie daaromheen wat bijgedragen kan hebben tot een negatieve beeldvorming ten aanzien van Johannes Allart. Feith blijft in ieder geval Allarts belangrijkste schrijvende medewerker. Een Allart ‘top-tien’ zou er als volgt uitzien: 1) R. Feith, 23 uitgaven, 2) J.F. Martinet, 19 uitgaven, 3 en 4) Y. van Hamelsveld en J. van der Linden, Il uitgaven, 5) W. Bilderdijk, 9 uitgaven, 6 t/m 10) A.N. Agron, E.M. Post, M. Siegenbeek, M. Stuart, Wolff/Deken, allen 6 uitgaven.Ga naar eind38.
Begon ik het artikel met de Camera Obscura, nu dan iets uit de Lanterne Magique, het spotschrift van Kees Vermijnen waarin Allart in straatventers-Frans langdurig belicht wordt.Ga naar eind39. Naar verluid hadden de boekverkopers een feest in Dordrecht waarbij Allart tot koning werd gekroond. Allart wordt op een troon gezet: ‘Kyk um sit op de tapis de table, op de vat, op de ton.’ De boekverkopers komen hem eer bewijzen en kronen ‘met de pot de chambre’. Kyke maar verdere daar neeme de Koninke weer de koede slok, um drinke dat de ooken draai in de koppe, um knikkebolle, um eb de knip, um is besconk. - Ha! daar rolle syn Majesteit van de trone. - De ovelinke pakke de Vorste, lekke em op de koetse met eene wiele, en kruÿe em uit de kamere na de bedte. -’ Bij deze gelegenheid hebben de boekverkopers hem met een of andere koop ook nog geld afhandig gemaakt: -‘o un eb die screeuwere so mooije kom te lek in de luijer over de malle koop die um eb kom te doen van de copij, van de Boek(...)’. ‘Al weder een ander Vertoon: -kyke maar toujours rekt ute. - Speul opppe Lieremanne! - Daar kaat de Koninke op de Voiage de plaisiere, na Swolle, met de karosse met de farakonne, met de arddravere. - Aan syn rekteante sit syne Biektvadere, de Preekenmanne, de sage ministre, de bonne frere van de...-’ De paarden slaan op hol, de koets valt om en Allart ‘breeke de poot.’ (...) daar heissen um de scippere met de katrol, met de touw, de Koninke van de Boekverkopere in de turfschip om em te transporteer naar Amsterdamme. - Daar wachten zijn vrouw en andere charmente dames hem op ter vertroosting: | |
[pagina 220]
| |
‘-Daar krijke Syn Majesteit van un de soen, o so lekkere! so arte dat um bekin te screeuw as de Drommele, - myn peen! O! o! peen! - Ah sekke de lief meiseke, se sel niet trek an jou peene, an jou voete, slape jy maar soeteke en sakteke-’ Zo komt Allart er weer bovenop’ um is kenees, maar doet nok ompel de pompel met de krik. -’ De biechtvader die naast Jan zit bij zijn ongeluk zou wel eens Van Nuys Klinkenberg kunnen zijn. In een spotdicht getiteld Voor Jan Allart wordt nog eens gerefereerd aan de invaliditeit van Allart: Kent JAN ALLART te recht, en acht hem naer zyn waerde,
Wanneer geen voorwerp meer te vinden is op aerde,
Dan vordert zyn belang dan eyscht nog zyn gestel,
Dat hy u Prentjes geeft uit de onderaerdsche hel,
Een kreuple duyvel zal, al kan geen Mensch graveeren,
Myn kreuple JAN nochtans weer nieuwe kunstjes leeren,
Want Vrienden moeten toch elkander bystand biên,
De droes loopt mank, JAN half, wie wil ze zaamen zien?Ga naar eind40.
In dit gedicht heet het ook nog: Waar zou VAN ALPHEN, toch met zyn Gedichten blyven,
Zoo onze Man die niet door zyn vernuft holp styven!
Evenzo moeten Martinet en zelfs Gellert Johannes Allart dankbaar zijn. In een volgend lantaarnplaatje wordt geschreven over de uitgave van de Historie van Holland en komen mensen als 't Hoen, Irhoven van Dam, Cerisier, Van der Capellen, Jacob Buis en Vinkeles aan bod. Als collega De Jong verhaal komt halen bij Allart adviseert deze laatste om ook een Historie van Holland te drukken zodat ze samen de winst kunnen delen. Ledeboer noemt deze De Jong als deelgenoot in het huis van de Wed. Allart en Comp.Ga naar eind41. Als laatste verschijnt Allart als kaartspeler en dobbelaar: na het spelen van enige Nederlandse en Franse kaartspelen: ‘Um dobbele! - o Liefebbere kyk em reis dobbel! - Kyk em reis verlies! - Kyk de drifte van Monsieur Allarte, de Koninke van de boekverkopere Ha! ha! fraai curieus! o so mooi!’ Een serieusere kijk komt uit het Buitenland. Als Philipp Andreas Nemnich in de eerste jaren van de 19e eeuw Holland bezocht heeft schrijft hij zijn impressies neer in wat hij noemt Original-Beiträge zur eigentlichen Kenntniss von Holland. Over de boekhandel beweert hij het volgende: ‘Die grosse Gewinn-Periode für den Holländischen Buchhandel herrschte in einer Reihe von ungefähr hundert Jahren, bis etwas nach der Mitte des verslossenen Säkuli hin, als nämlich, zugleich mit den eigenthümlichen sehr fleissegen, und vielgeschätzten Arbeit, fast alle französischen Werke, sowohl von bedeutung, als auch Romane, und Freyheit suchende Schriften, in Amsterdam, Haag gedruckt und verlegt wurden.’ Verderop stelt hij nadrukkelijk: ‘Diese Periode war vor ungefähr funfzig Jahren am Ende. Frankreich druckte seine Sachen selbst, man druckte und verlegte in der Schweiz, der Deutsche Buchhandel dehnte sich aus, und andere Ursachen mehr. Jetzt, wenn man Allart in Amsterdam ausnimmt, der bey seinem beträchtlichen Vermögen grosse Unternehmungen wagen und durchsetzen kann, so findet man, in ganzen Reich, neben fünfhundert oder mehreren ganz unbedeutenden Buchhändlern, ungefähr ein Dutzend von der mittelmässigen, und unter mittelmässigen Klasse. Unter dem gedachten grossen gemeinen Haufen gibt es unbegreiflich rohe und stupide Menschen. Kein Wunder, dass man jetzt | |
[pagina 221]
| |
in Holland den Stand eines Buchhändlers mit einer Art von Verachtung betrachtet.’Ga naar eind42. Inderdaad, ‘een occupation for gentlemen’Ga naar eind43. lijkt me een onjuiste benaming voor het toenmalige uitgeversvak. Tijdgenoten van Allart spraken van ‘monument van misdruk’ of over die ‘poehamaker’ en van diverse collega's die zaken met hem dreven zal de titel van dit artikel instemming hebben gekregen. Toch is dit geen juiste typering van Johannes Allart en zijn bedrijf: het fonds en zijn nalatenschap bewijzen dat hij vaak raak zat met verschillende uitgaven en zijn vriendschappen en huwelijken (vier maal!) wijzen nu ook weer niet direkt op het karakter van een boeman. I.H. van Eeghen schrijft over Allart: ‘Allart was de enige boekverkoper van zijn tijd, die - zoals Reich in Leipzig - door zijn macht en invloed een verandering in de Nederlandsche boekhandel zou hebben kunnen brengen. Hij behoorde echter tot een ouderwets soort van ondernemers (...) Op een geheel andere wijze zou de vernieuwing in Nederland plaats vinden en wel door de oprichting van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels in 1815.’Ga naar eind44. Misschien kan met hetzelfde recht gesteld worden dat juist door Allarts manier van zaken doen de oprichting van de Vereeniging is bevorderd. Mede gezien het grote aantal uitgaven dat van Johannes Allarts persen rolde, lijkt het er op dat dit niet het laatste artikel is dat aan de firma Allart wordt besteed. Zo zijn bijvoorbeeld de diverse delen Magazijn van Geschiedenissen, Romans en verhalen waarvan Allart in 1802 zegt het recht en de platen te hebben gekocht, een nadere bestudering zeker waard. Van deze serie verschenen zeker 25 delen en hoewel de titel misschien een soort 18e eeuwse ‘boucquetreeks’ doet vermoeden, lijkt het helemaal te passen in de sfeer van voorleesclubjes, leesbibliotheken en maatschappijen voor nuttige zaken. Zeker interessant is ook de catalogus van Allarts drukkerij en met name de diverse letterproeven zijn zowel vanuit typografisch als literair oogpunt een bron van belang. Het voorbeeld ‘Dessendiaan Noten, No. 2' op p. C2r geeft een ‘cantate’ van Hieronymus van Alphen bewerkt door ds. A. Rutgers, gezang 189 in de Evangelische Gezangen, om maar iets te noemen. Als schrijver zelf misschien mislukt, als uitgever zal Allart ongetwijfeld geweten hebben dat er ook veel mislukte schrijvers waren en over zijn contacten met deze laatsten alsmede met politici en de geestelijkheid zal hopelijk in de toekomst nog meer onthuld worden. |
|