| |
| |
| |
Aankondiging en bespreking
H. Hulshof, J. van de Pol, P. van der Pol en P. Hulshof, Taalboek I. Nederlands voor de bovenbouw vwo/havo, pedagogische academie en verwante onderwijsvormen. Amsterdam: W. Versluys Uitg. mij, 1977. 440 pgs. f. 29,50 (Handleiding f. 2,50)
Bij Uitgeverij Versluys is een bijzonder schoolboek voor het onderwijs in het vak Nederlands verschenen. Het eerste deel, Taalboek 1, is bestemd voor de bovenbouw van het v.w.o. en h.a.v.o., en wel voor het derde en vierde leerjaar. Van Taalboek Il zal een apart deel verschijnen voor h.a.v.o. 5 en een deel voor v.w.o. 5, pedagogische academies en verwante onderwijsvormen.
De auteurs geven in een handleiding een uitvoerige verantwoording van hun onderwijsvisie, van de opzet van dit boek en van de mogelijkheden tot verwerking van de geboden stof. Bij elk hoofdstuk worden doelstellingen en subdoelstellingen gegeven, waarbij bovendien verwezen wordt naar relevante achtergrond-literatuur. Ze beogen in deze methode, zoals zij het zelf formuleren:
een totaalaanpak ten behoeve van het totaalgedrag, waarin naast kennis en vaardigheid, vooral de houding, de zingeving essentieel is. De geboden stof is voor de leerling dan ook geen doel op zichzelf, maar middel ter bevordering van inzicht in zichzelf en de relatie tot de wereld.
Zij streven ernaar de leerling teksten te laten lezen, begrijpen en beoordelen in zijn eigen waardensysteem. Zij bevorderen een ‘ontdekkendlezen’, waarbij vooral een beroep gedaan wordt op het divergente denken. Binnen hun onderwijsvisie - die vooral steunt op de ideeën van Griffioen - past de opvatting dat literatuuronderwijs een vorm is van moedertaalonderwijs. Zij zijn dan ook tegen een opsplitsing van de stof in aparte boeken en leersystcmen.
Literatuur (-geschiedenis), tekstverklaring, opstel en andere deelaspecten van het moedertaalonderwijs worden in deze methode geïntegreerd aangeboden.
De inhoud van Taalboek I is verdeeld over drie ruime thema's:
kind en taal (hoofdstuk 1-4)
dier en taal (hoofdstuk 5-8)
mens en taal (hoofdstik 9-11)
Elk gedeelte wordt ingeleid met een serie boeiende ‘kijktaal-tekeningen’, waarin de grenzen tussen taal en niet-taal worden behandeld. Achtereenvolgens komen de relatie ‘gebaar en taal’, ‘teken en taal’ en ‘tekening en taal’ aan bod. Deze illustraties zijn dus bedoeld als didactisch materiaal dat de leerling aan het denken moet zetten. Zij hebben een andere functie dan de tekeningen bij de teksten, die dienen om de stof te parafraseren of te verhelderen. Bovendien komen in dit boek nog een aantal facsimileteksten voor die wel met het betreffende thema te maken hebben, maar meer een illustratieve functie hebben.
Elk thematisch gedeelte is weer verdeeld in subafdelingen, bestaande uit teksten van verschillende aard: essayistische, journalistieke, wetenschappelijke, populair wetenschappelijke en natuurlijk ook literaire teksten waarbij zowel proza als poëzie is opgenomen en de teksten uit alle perioden van de literatuurgeschiedenis gekozen zijn. De auteurs zijn bij de keuze van de teksten niet uitgegaan van een bepaalde opvatting; zij streven juist naar een zo genuanceerd mogelijk aanbod van meningen. Het gekozen thema wordt op die manier van allerlei kanten bezien, waardoor de leerling een genuanceerde kijk op het probleem krijgt en beter in staat is een standpunt te vormen in overeenstemming met zijn eigen persoon. Voor de schitterende verzameling teksten die we in dit boek aantreffen komt de auteurs alle lof toe.
Meestal wordt een subafdeling kort ingeleid door de auteurs om de probleemstelling even toe te lichten. Daarna volgen de teksten waarin dat probleem van verschillende kanten belicht wordt. Veel teksten zijn aan de moeilijke kant en stellen vrij hoge eisen aan de leerling. De auteurs zijn zich hiervan terdege bewust. Zij geven bij elke tekst dan ook een lijst van de moeilijke begrippen met de betekenis daarvan en een
| |
| |
korte karakteristiek van personen of stromingen die in de tekst bekend verondersteld worden. Bij veel teksten worden vragen en opgaven gegeven. De aard van die vragen hangt sterk af van de tekst. Soms dienen ze om het begrip van de tekst te toetsen, soms wordt gevraagd een tekst samen te vatten, te herschrijven in een andere stijl, te verwerken tot dialoog, te beoordelen op overtuigingskracht, te dramatiseren en soms wordt de leerlingen gevraagd een aantal literaire werken te lezen waarin dezelfde problematiek aan de orde komt en hun ervaring met die werken dan weer in de klas terug te brengen. Vrijwel de meeste vragen zijn bedoeld om de leerling verder te laten denken over de behandelde stof. De leerling dient zijn eigen ervaring te confronteren met de standpunten die in de teksten naar voren gebracht worden. De discussie is hiervoor een geschikte werkvorm. Vaak zullen de leerlingen behoefte hebben aan meer materiaal om hun standpunt te kunnen bepalen. Het spreekt vanzelf dat de docent hier een belangrijke taak heeft. De uitvoerige bronnenlijst achterin het boek zal hierbij ook een steun zijn. In de afdelingen 1 en 3 is een aspect van taal zelf vaak het onderwerp van de tekst (b.v. taalverwerving, kindertaal, het onderscheid ABN-dialect, fonologie, spelling, versluierend taalgebruik enz.), in afdeling 2 wordt vooraal aandacht besteed aan het onderscheid tussen mens en dier, waarbij de taal natuurlijk ook een factor is, Waar dat mogelijk is wordt gewezen op karakteristieke vormen van taalgebruik (demagogisch, versluierend, objectief taalgebruik enz.).
Behalve de vragen en opgaven bij de teksten voegen de auteurs ook na elke subafdeling een gedeelte woordleer toe. Zij nemen een woord uit de tekst als uitgangspunt voor het aan de orde stellen van interessant lexicologisch of idiomatisch materiaal dat ermee verband houdt. Dit verband kan berusten op etymologie, synonymie, antonymie, woordvorming, taalcigen enz. De woorden zijn gegroepcerd in een soort woordvelden zodat het gevaar van het aanbieden van losse woorden ondervangen kan worden doordat de docent deze woorden tijdens de behandeling een context geeft. De auteurs beogen hiermee de woordenschat van de leerling uit te breiden. Natuurlijk zal de leerling niet alle behandelde woorden en woordverbindingen actief of passief gaan beheersen, maar met een aantal zal dit zeker wel het geval zijn, en menen zij: ‘...er zal vaak een schok der herkenning plaatsvinden, omdat veel leerlingen een woord pas blijken op te merken als er in de les aandacht aan besteed is’. Het lijkt mij een juist standpunt, maar ik betwijfel of de leerlingen aan de woordleer even gemotiveerd en enthousiast zullen werken als aan de teksten. Achterin het boek is een overzicht van de Nederlandse literatuur tot 1880 opgenomen, met een korte karakteristiek van de verschillende stromingen en literaire werken. De auteurs verantwoorden de functie van dit overzicht als volgt:
Het literatuuroverzicht moet de leerling zo vaak onder ogen komen, bijvoorbeeld om een besproken tekst historisch te plaatsen, dat hij zelf de behoefte inziet het geheel te kennen. De methode is ontstaan vanuit de praktijk en grote gedeelten zijn ook als zodanig getoetst.
Ik begrijp niet waarom dit overzicht maar tot 1880 loopt. Veel literaire werken uit de ecrste helft van deze eeuw zullen toch ook voor deze leerlingen in een historisch kader geplaatst dienen te worden. Ik geloof dat we het inzicht van de leerling in deze periode vooral niet moeten overschatten.
In dit boek zijn verder nog een namenregistcr en een woordenregister opgenomen.
Om de lezer een beeld te geven van de genuanceerde aanpak bij de keuze van de teksten, geef ik nu een overzicht van hoofdstuk 5 uit het tweede thematische gedeelte, getiteld: ‘Een mens een mens, een dier een dier’, waarbij het de bedoeling is dat de leerling nadenkt over criteria voor het bepalen van verschillen tussen mens en dier.
5.1. bevat een tekst van Wim van Dooren. Een filosofisch artikel over de opvattingen over het onderscheid tussen mens en dier zoals die door de eeuwen heen veranderd zijn. De invloed van de evolutieleer, de taal, het instinct, het gebruik van werktuigen enz., al deze criteria blijken toch geen duidelijk onderscheid aan te geven. Volgens Van Dooren ligt het meest zekere onderscheid in het moreel besef dat wel bij de mens maar niet bij het dier aanwezig zou zijn, maar ook dat zet hij weer op losse schroeven gezien de experimenten van Wicker. Die experimenten worden helaas niet genoemd. De leerlingen zullen daar zeker nieuwsgierig naar zijn. Met behulp van de bronnenlijst zullen ze die kennis zeker kunnen achterhalen.
5.2. bevat een artikel van de historicus Jan Romein, die in tegenstelling tot Van Dooren een
| |
| |
uitgesproken mening heeft t.a.v. het verschil tussen mens en dier. Alleen de mens is in staat tot historisch besef; een dier kan zich geen voorstelling maken van verleden of toekomst. Bovendien is de mens biologisch gesproken ongespecialiseerd, wat geleid heeft tot zijn vermogen om te leren spreken en schrijven.
5.3. bevat een artikel van F.J.J. Buytendijk, waarin de ‘vermenselijking’ (of de interpretatie daarvan) van het dier dat intensief met de mens samenleeft, behandeld wordt. Deze afdeling bevat ook een gedicht van Jan Emmens: Pavlov. 5.4. In deze paragraaf staat een gedeelte van een artikel van Konrad Lorenz over agressie bij dier en mens. Hij tracht een verklaring te geven voor de op de eigen soort gerichte agressie die zo opvallend is voor de mens.
Verder staat in deze afdeling een tekstje van G. Brands uit Een Bever als knecht, waarin de draak gestoken wordt met de opvatting van de mens dat hij het hoogst ontwikkelde wezen zou zijn.
5.5. bevat een tekstgedeelte van R. Kousbroek, uit De aaibaarheidsfactor, waarin hij zijn eigen systeem uiteenzet om de planten- en dierenwereld om hem heen in te delen. Verder treffen we een gedicht van Buddingh aan: De kat. 5.6. bevat een tekst van de bioloog-schrijver Maarten 't Hart, waarin hij het gedrag van mensen en ratten vergelijkt. Deze afdeling wordt afgerond met het volgende citaat van Elias Canetti:
Met toenemend inzicht zullen de dieren de mensen steeds naderbij komen te staan. Wanneer zij dan weer zo nabij staan als de oudste mythen, zullen er nauwelijks nog dieren bestaan.
Ten slotte heb ik nog een paar opmerkingen met betrekking tot aspecten die ik gemist heb of onduidelijk vond.
In hoofdstuk 2.2. wordt het recenseren van kinderboeken door volwassenen aan de kaak gesteld, waarbij vooral gewezen wordt op de willekeur, ook wanneer die volwassenen afgaan op het oordeel van hun eigen kinderen. Ik vraag mij af waarom in dit verband niet gewezen wordt op het werk van de ‘kinderjury’, waarbij het niet gaat om het oordeel van enkele kinderen, maar van een groot aantal groepen kinderen uit alle delen van ons land, die veel verschillende boeken beoordelen op allerlei facetten en daarbij veelal afwijken van het oordeel van de officiële jury.
De inleidende teksten van de auteurs worden niet expliciet d.m.v. vragen ter discussie gesteld. Ik neem echter aan dat dit wel de bedoeling is. De bewering uit zo'n tekstgedeelte ‘dat het kinderboek niet bestaat’ zal bij de leerlingen zeker bevreemding oproepen als niet duidelijk gemaakt wordt dat deze uitspraak alleen betrekking heeft op de criteria die men kan hanteren om een goed boek van een slecht boek te onderscheiden en dat die criteria voor kinderboeken en volwassen literatuur nagenoeg overeenstemmen.
Verder viel het mij op dat in het derde thematische gedeelte (de hoofdstukken 9 t/m 11, waarin taal als sociaal en communicatief systeem aan de orde komt) aanzienlijk minder woordverklaringen bij de teksten gevoegd zijn en dat de afdelingen woordleer ontbreken. De auteurs geven geen verantwoording van hun andere opzet, maar de leerlingen zullen er niet rouwig om zijn.
Enigszins hinderlijk vind ik het gebruik van de term verzoek (in hoofdstuk 11) voor allerlei soorten taaldaden zoals een bevel, advies, waarschuwing, vraag enz. Nogal veel opgaven bij hoofdstuk 11 vind ik zo vaag of ruim gesteld dat ik vrees dat de leerlingen er niet zo goed raad mee weten. Een voorbeeld hiervan is de opdracht op pagina 417 n.a.v. versluierend taalgebruik. De vraag luidt: ‘Is versluiering van onzekerheid te rechtvaardigen? Motiveer je antwoord naar verschillende omstandigheden’. Het lijkt mij een probleem waar nogal wat aan te kluiven valt, maar dat geldt eigenlijk voor de meeste problemen die in dit hoofdstuk aan de orde gesteld worden. In ieder geval zal de docent de nodige extra informatie moeten verzorgen of de leerlingen op het juiste spoor moeten zetten om die informatie zelf te achterhalen.
Karakteristiek voor de hele methode is de stimulans tot zelf nadenken over allerlei problemen en het zelf opsporen van extra gegevens om een genuanceerd standpunt te kunnen bepalen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de docent niet op zijn beperkte routine kan drijven, maar voortdurend actief aan dit ontwikkelingsproces dient deel te nemen.
Ik hoop van harte dat dit boek op veel scholen ingevoerd wordt, omdat het naar mijn mening een uitstekende realisatie geeft van de recente ideeën met betrekking tot het onderwijs in de moedertaal en de literatuur, terwijl oudere nor- | |
| |
men daarbij geen geweld aangedaan worden. Kortom, een juweel van een schoolboek!
(M.K.v.D.-S.)
| |
Mededelingen
Huis aan de Drie Grachten
Enige tijd geleden is op initiatief van Leidse en Amsterdamse taalkundigen en letterkundigen de uitgeverij ‘Huis aan de Drie Grachten’ (O.Z. Voorburgwal 249, Amsterdam, tel. 020-245781, postgiro 369327) opgericht. Deze non-profit uitgeverij stelt zich ten doel boeken te publiceren op het terrein van de Nederlandse taal- en letterkunde, op het terrein van andere talen voorzover van belang voor het Nederlandse publiek, en op het terrein van de algemene taal- en literatuurwetenschap. Het redactiesecretariaat is in handen van G.J. van Bork, p/a Inst. voor Neerlandistiek, Herengracht 330-336, Amsterdam. Tot nu toe zijn verschenen: A. Feitsma (red.), Achtergronden van spelling, G.E. Booij (red.), Morfologie van het Nederlands en R.T. Segers (red.) Receptie-esthetika. Voorts is door A.J. Hanou een uitgave bezorgd van een aantal satirische toneelstukken van Jacob Campo Weyerman, Den Heer is betoovert en de juffer is behext - De schoone dwaalstar of de vereenigde gelieven - De vruchtbare juffer (1979, 174 pags., ƒ 19,50); Weyerman leefde van 1677-1747.
Het ‘Huis aan de Drie Grachten’ is verder de uitgever van de tweemaal per jaar verschijnende cahiers Over Multatuli. Inmiddels zijn daarvan drie cahiers verschenen. De afleveringen zijn los verkrijgbaar in de boekhandel; prijs ƒ 10, -. Ook is het mogelijk bij de uitgeverij een abonnement per jaar te nemen; kosten ƒ 15, -. De eerste jaargang is eveneens nog bij de uitgever verkrijgbaar. Over Multatuli staat onder redactie van Eep Francken, Em. Kummer en P. Spigt. Het redactieadres is Merelstraat 46, Leiden.
In voorbereiding zijn een heruitgave van Busken Huets Vernuft onzondigt door Garmt Stuiveling, een uitgave van J.C. Weyermans Rotterdamsche Hermes en W.G.C. Byvancks R. Fruin (1823-1899), met een inleiding door Sjoerd van Faassen. Bovendien zal, indien daarvoor voldoende intekenaars gevonden kunnen worden, de klassieke dissertatie van C.F.P. Stutterheim Het begrip Metaphoor opnieuw uitgebracht worden.
| |
G.E. Booij (red.), Morfologie van het Nederlands. Amsterdam: Huis aan de Drie Grachten, 1979, 190 blz. ƒ 19,50
Deze verzamelbundel bevat de volgende, merendeels reeds eerder gepubliceerde artikelen over de morfologie van het Nederlands: C.B. van Haeringen, ‘De meervoudsvorming in het Nederlands’ en ‘Het achtervoegsel -ing: mogelijkheden en beperkingen’; A. Cohen, ‘Het Nederlands diminutiefsuffix; een morfonologische proeve’; H. Schultink, ‘Het prefix ge- in Nederlandse (en Duitse) verleden deelwoorden’, ‘Produktiviteit als morfologisch fenomeen’, ‘Plaats en aard van morfologische regels in een transformationeel-generatief taalmodel’, ‘Nederlandse affixen en hun boundaries’, ‘Over de accentuering van afgeleide woorden in het Nederlands’; A. Sassen, ‘Over het bestaan en ontstaan van Nederlandse woorden’; F. Zwarts, ‘-Aar, -arij, -sel en -te’; G.E. Booij, ‘Wanneer bestaat een woord?’, ‘Formele eigenschappen van woordvormingsregels’.
De artikelen worden voorafgegaan door een inleiding van 16 bladzijden waarin een overzicht gegeven wordt van de ontwikkeling van de morfologische theorie vanaf het proefschrift van Schultink tot en met de verschillende discussiepunten in de generatieve morfologie van dit moment. Aan het eind is verder een systematische bibliografie opgenomen van de belangrijkste publikaties over de morfologie van het Nederlands sinds 1900.
| |
Amsterdam Papers in Formal Grammars
In deze serie zijn als eerste twee delen de Proceedings of the Amsterdam Colloquium on Montague Grammar and Related Topics, January 1976 en de Proceedings of the Second Amsterdam Colloquium on Montague Grammar and Related Topics, January 1978 verschenen, beide geredigeerd door Jeroen Groenendijk en Martin Stokhof. Deel 1 kost ƒ 15, -, deel 2 ƒ 20, -. Ze kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag te storten op Gemeentegiro U 2401 van het Bureau Centrale Interfaculteit, Univ. van Amsterdam, Roetersstraat 15, onder vermelding van ‘Amsterdam Papers’ plus het deel dat men wenst. Het postgiro no. van de Gemeentegiro is 13500.
| |
Filosofische Reeks Centrale Interfaculteit van de Universiteit van Amsterdam
Sedert 1974 geeft de Centrale Interfakulteit van de
| |
| |
Universiteit van Amsterdam de Filosofische Reeks uit, waarin monografieën over filosofische onderwerpen verschijnen. Tot nu toe verschenen:
Nr. 1 - 1975: |
H.A.P. Swart, Artificiële intelligentie in de filosofie en psychologie. |
Nr. 2 - 1976: |
J.A. van Eck, Futura contingentia-proposities en driewaardige logika. |
Nr. 3 - 1977: |
M. van Nierop, Martin Heideggers ontologie van het kunstwerk. |
Nr. 4 - 1977: |
Roger Cooke, The objective content of classical particle mechanics. |
Nr. 5 - 1978: |
Michiel Korthals en Harry Kunneman, Arbeid en normativiteit bij Marx en Habermas. |
In voorbereiding: G.A. den Hartogh, Institutie en verplichting, of hoe belofte schuld maakt. Prijs: nrs. 1 t/m 4: ƒ 6, -; nr. 5: ƒ 10,50. Sinds kort bestaat de mogelijkheid tot het nemen van een abonnement op de Filosofische Reeks. Abonnementen zijn te bestellen bij: sekretaris Filosofische Reeks, Centrale Interfakulteit, Roetersstraat 15, Amsterdam.
Wanneer u zich abonneert ontvangt u nr. 5 en alle nog te verschijnen nummers. Betaling: per aflevering.
| |
Publikaties Instituut v. Alg. Taalwetenschap
In de serie ‘Publikaties van het Instituut voor Algemene Taalwetenschap’ is nummer 22 verschenen.
Simon C. Dik, seventeen sentences. Basic Principles and Application of Functional Grammar.
Als u deze publikatie wilt ontvangen wordt u verzocht ƒ 3,50 (incl. verzendkosten) over te maken op gemeente giro U 2250 t.n.v. Instituut voor Algemene Taalwetenschap, Amsterdam. Het postgironummer van de gemeente is 13500. Vermeldt s.v.p. op uw betaling: ‘Publikatie 22’.
| |
Proeven van Neerlandistiek
Bij het Nederlands Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen is verschenen Proeven van Neerlandistiek, waarmee ‘de Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde feestelijk het feit herdacht dat prof. dr. A. Sassen 25 jaar geleden promoveerde’.
De bundel bevat 7 letterkundige en II taalkundige bijdragen en omvat × + 399 pagina's.
Bestellingen kunnen worden gericht aan het Nederlands Instituut, Grote Kruisstraat 2’, Groningen, onder gelijktijdige betaling van ƒ 35, - (afgehaald) of door overmaking van ƒ 39, - (inklusief verzendkosten) op postgironummer 826171 t.n.v. Rijksuniversiteit Groningen onder vermelding van ‘kostenplaats 431.003/37400’.
De bundel bevat de volgende artikelen: Frank Berndsen, ‘Omgang met theoretische teksten; Enkele ervaringen en een korte bezinning; W. Blok, “Het handschrift van Leopolds “Cheops””; A.P. Braakhuis, “Terug naar af. Vanuit aandacht voor jeugdliteratuur kanttekeningen bij visies op de Sara Burgerhart”; Hein Leferink, “Vertelstandpunten”; Frank Lulofs, “Diachronische tekstinterpretatie”; J.M.J. Sicking, “De man van wien ik dit verhaal vertel”. Een verkenning van de vertel- of presentatiewijze in Marsman Tempel en kruis’; P.E.L. Verkuyl, ‘Waarom stoot die stier dat heck open? Marcel Bax en Herman van den Heuvel, “De donkere stem van het verleden; een fonosemanties verklaringsmodel voor het verschijnsel Ablaut”; J. Berenst, “Taalgebruik en het sociale universum”; A. van Berkel, “Als jij afwast dan zet ik koffie”; enkele opmerkingen over directief-conditonele commissieve taalhandelingen’; G. Brummel, ‘Enkele opmerkingen over interjecties’; Th. van den Hoek, ‘Over reelvolgordes en volgorderegels’; Cor Hoppenbrouwers, ‘Regels voor meervoudsvorming in het nederlands’; Theo Janssen, ‘Anaforie bij koreferentie: grammatikale semantiek of pragmatiek?’; Peter van Lint, ‘Openingsverschijnselen in (vraag)gesprekken; Een poging tot synthese van dramaturgie en gesprekstheorie’; Nanne Streekstra, ‘Beheersbaarheid bij sententiële subjecten’; Ron van Zonneveld, ‘Verkleinwoordvorming’; Frans
Zwarts, ‘Extractie uit prepositionele woordgroepen in het nederlands’.
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing
Uitgeverij Wolters-Noordhoff te Groningen is gestart met de uitgave van een nieuw tijdschrift, het Tijdschrift voor Taalbeheersing. De redactie bestaat uit W. Drop, F.H. van Eemeren, J. Peeck en J.H.L. de Vries. In het eerste nummer staan artikelen over de analyse en evaluatie van betogende teksten, theorie en praktijk van het Nederlandse leesbaarheidsonderzoek, de invloed van ontwikkelingen in de psychologie op methoden van onderzoek naar het onthouden van teksten, over het beoordelen van schrijfprodukten van mavo- | |
| |
leerlingen en verhalen in persuasieve communicatie. Verder wordt het boek van Van Eemeren, Grootendorst en Kruiger over Argumentatietheorie gerecenseerd. Tenslotte bevat dit eerste nummer ook een Bibliografie Argumentatietheorie die aanvullingen geeft op de bibliografie van het hierboven genoemde boek van Van Eemeren c.s., een bibliografie die regelmatig zal terugkeren.
Het is te hopen, dat dit nieuwe blad het vak Taalbeheersing, waarover zoveel opvattingen bestaan, en waarvan men vaak hoort zeggen dat niemand weet wat het precies is, een duidelijk gezicht zal geven. Het tijdschrift ziet er in ieder geval goed verzorgd uit, en heeft een rustige, voorname typografie. De prijs per jaargang (4 afleveringen met ongeveer 96 redactionele pagina's) is ƒ 45, - (voor onstellingen ƒ 65, -, voor C.J.P.-houders ƒ 37,50). Men kan zich abonneren bij Wolters-Noordhoff t.a.v. Mevr. C. Lawant, Antwoordno. 13, 9700 VB Groningen.
| |
Ontvangen publikaties
R. Anttila, Analogy. The Hague-Paris-New York: Mouton (overgenomen door W. de Gruyter, Berlijn), 1977, 152 blz., DM 43, -. |
B. van den Berg, Foniek van het Nederlands. Amsterdam: Van Goor Zonen, 1978, 8e druk, 124 blz. ƒ 24,90 |
G.E. Booij (red.), Morfologie van het Nederlands. Amsterdam: Huis aan de Drie Grachten, 1979, 190 blz., ƒ 19,50. |
Dédé Brouwer e.a., Vrouwentaal en mannenpraat. Verschillen in taalgebruik en taalgedrag in relatie tot de maatschappelijke rolverdeling. Amsterdam: Van Gennep, 1978, 178 blz. ƒ 18,50. |
N. David-Nielsen, Neutralization and Archiphoneme. Two Phonological Concepts and Their History. Copenhagen: Akademisk Forlag/Wilhelm Fink Verlag, 1978, 239 blz. D.kr. 100, -. |
T.A. van Dijk, Tekstwetenschap, een interdisciplinaire inleiding. Utrecht: Het Spectrum 1978, 323 blz. ƒ 14,50 (Aula 633). |
J. Greene, Psycholinguïstiek: een inleiding. Utrecht: Het Spectrum, 1978, 207 blz., ƒ 12,50 (Aula 637). |
D. Hartveldt, Taal en ideologie. Baarn: Ambo, 1978 125 blz. ƒ 17,50. |
H. Hulshof, J. van de Pol, P. Hulshof, P. van der Pol, Taalboek 2A. Amsterdam: Versluys, 1978, 339 blz., ƒ 24, - [handleiding 51 blz. ƒ 5, -]. |
J. de Kock en W. Bossaert, The Morpheme. An Experiment in Quantitative and Computational Linguistics. Assen: Van Gorcum, 1978, 208 blz. ƒ 40, -. |
G.A.T. Koefoed en J. van Marie (red.), Aspecten van taalverandering. Groningen; Wolters-Noordhoff, 1978, 215 blz., ƒ 29,50. |
E.F.K. Koerner, Western Histories of Linguistic Thought. An Annotated Chronological Bibliography 1822-1976. Amsterdam: John Benjamins, 1978, ix + 113 blz., ƒ 30, -. |
D. Lafarriére, Sign and Subject. Semiotic and Psychoanalytic Investigations into Poetry. Lisse: The Peter de Ridder Press, 1978, 103 blz., [prijs niet opgegeven]. |
H.F.A. van der Lubbe O.F.M., Woordvolgorde in het Nederlands. Een synchrone en structurele beschouwing. Assen: Van Gorcum, 4druk, xiv + 377 blz., ƒ 29,90. |
Proeven van Neerlandistiek, aangeboden aan prof. dr. Albert Sassen. Groningen: Nederlands Instituut van de R.U. Groningen, 1978, 399 blz., ƒ 35, - |
H. Sarles, After Metaphysics. Toward a Grammar of Interaction and Discourse. Lisse: The Peter de Ridder Press, 1977, 286 blz., ƒ 45, -. |
M.C. van den Toorn, Methodologie en taalwetenschap. Utrecht: Het Spectrum, 1978, 235 blz., ƒ 12,50 (Aula 638). |
W.S-Y. Wang (ed.), The Lexicon in Phonological Change. The Hague-New York-Paris: Mouton (overgenomen door W. de Gruyter, Berlijn), 1977, 278 blz., DM 112, -. |
|
|