Spektator. Jaargang 8
(1978-1979)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reacties op ‘stress clash’:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1Woordaccentueringsverschillen gelijk die welke bestaan in Engelse woordgroepen als he's en en in overeenkomstige Duitse woordgroepen als der Mann ist en der hebben de laatste tijd hernieuwde aandacht getrokken (Kiparsky 1966; Liberman en Prince 1977).In het Nederlands treden parallelle verschillen in ieder geval op bij de accentuering van de volgende typen adjectiva (vgl. bijv. Heeroma 1949, Paardekooper 1950 en Van den Berg 1953, 1970):
I. samenstellingen: die jongen is - de , haar truitje is - haar ; II. samenstellende afleidingen: zij zingen - een ; zij streden - de ; III. adjectiva als aanstaande, jongstleden, laatstleden: maandag - , zondag - ; IV. met on- geprefigeerde formaties: die termen zijn - , die jongen is - een . De accentuering van woordgroepen als in het Engels en der in het Duitse beschrijven Liberman en Prince (1977: 309-30) in termen van reacties op zg. ‘stress clash’, d.w.z. in termen van reacties op aan elkaar grenzende accenten. Ter verduidelijking schetsen we in grote lijnen hun werkwijze. De prominentieverhoudingen tussen de syllaben binnen woorden en woordgroepen geven Liberman en Prince met behulp van een hiërarchische structuur van sterke en zwakke constituenten weer. Deze hiërarchie komt tot stand via twee typen regels. Het eerste type, dat zowel iteratief als cyclisch toepasbaar is, kent aan iedere syllabe het feature [+ stress] of [- stress] toe. Op basis daarvan construeert de zogeheten ‘lexical category prominence rule’ vervolgens bomen die in termen van w en s (weak en strong) aangeven welke van telkens twee constituenten de sterkste is. Als algemene conditie geldt daarbij o.a. dat een syllabe met het feature [-stress] alleen maar w kan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Engelse accentueringsregels kennen zo binnen het woord Montana het feature [+ stress] toe aan de syllabe ta, het feature [- stress] aan de beide overige syllaben: Montna. De voor het Engelse geldende ‘lexical category prominence rule’ construeert op basis daarvan de volgende boom
Dergelijke bomen vormen op hun beurt het uitgangspunt voor een metrisch-hiërarchische weergave in de vorm van een rooster
Daartoe duiden Liberman en Prince om te beginnen de syllaben van een woord of woordgroep als een opeenvolging van getallen (1, 2, 3 enz.) aan. Op een hoger, tweede niveau worden geaccentueerde syllaben doornummerenderwijze opnieuw van een getal voorzien. Bij de woordgroep Montana cowboy passen de volgende boomen het volgende metrisch-hiërarchische rooster
Een derde niveau in het rooster geeft thans aan dat het groepsaccent op cow rust. Duideiijk is nu ook dat de prominentiegraad van een lettergreep weerspiegeld wordt door de hoogte van de kolom cijfers die erboven staat.
Voor thirteen men leveren accentueringsregels en de ‘lexical category prominence rule’ als boom en als rooster op, resp.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor achromatic lens zijn dat In laatstgenoemde twee woordgroepen manifesteert zich volgens Liberman en Prince ‘stress clash’. Binnen hun theorie is er nl. van ‘stress clash’ sprake indien van twee aan elkaar grenzende, d.w.z. niet door een derde syllabeaanduider gescheiden, syllabeaanduidende getallen de correlaten één niveau lager eveneens aan elkaar grenzen. Aldus is er ‘stress clash’ tussen 4 en 5 op niveau 2 in thirteen men, omdat hun correlaten 2 en 3 op niveau 1 ook aan elkaar grenzen. Evenzo is er ‘stress clash’ tussen 9 en 10 in achromatic lens. In beide gevallen wordt de ‘stress clash’ geëlimineerd door retractie van de secundaire stress naar links:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en voor achromatic lens tot
In het licht van deze benadering kan de reactie op ‘stress clash’ met behulp van een voor het Engels algemene, optionele ‘iambic reversal’-regel beschreven worden. Deze regel luidt Condities: 1) de tweede constituent bevat niet het slotelement van een intonationele frase; 2) de eerste constituent is geen ongeaccentueerde syllabe (Liberman en Prince 1977: 318).
Zolang voor het Duits nog geen adequate, tot vertakkende boomstructuren leidende ‘lexical category prominence rule’ is geformuleerd, is het niet wel doenlijk zulk een boomstructuur voor der halbtote Mann te construeren. Mocht het bijpassende rooster er inmiddels als volgt uitzien
dan voldoen 6 en 7 op niveau 2 niet aan de eerder gegeven voorwaarden voor ‘stress clash’ aangezien hun correlaten op niveau 1 (3 en 5) niet aan elkaar grenzen. Desondanks wordt ook hier het secundaire accent naar links geretraheerd
Een oplossing voor dit probleempje is mogelijk te vinden langs de weg die Liberman en Prince (1977: 332) hebben uitgestippeld teneinde ‘lexical entries’ een zekere metrische sterkte te garanderen, nl. dat ‘the main stress (if it exists) of any #-level unit must have at least two levels of metrical strength’. Voor het overige doen de gegeven Duitse en Nederlandse voorbeelden sterk aan de Engelse denken, al is misschien met name in het Duits meer mogelijk dan in het Engels. Kiparsky (1966: 94, vgl. Liberman en Prince 1977: 310) noemt bijv. de ‘stress clash’ in den die leidt tot de accentuering den , | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar we m.a.w. het spiegelbeeld van de Engelse retractie werkzaam zien. Thans lijken immers een s- en een w-constituent die réchts staan van een primary stress, te worden gepermuteerd. Ook voor de beschrijver van het Nederlands ligt hier nog een veelbelovend terrein van onderzoek braak. Hoe zit het met de optionaliteit van de retractie? Welke qua accentstructuur daarvoor in aanmerking komende woorden zijn er immuun voor en waarom? Waarom doet zich met name - voor zover we weten - nooit retractie voor in afleidingen van samenstellingen: de man is eerzúchtig - een eerzúchtig man? Is er meer te zeggen over het feit dat een aantal met on- geprefigeerde adjectieven, als onbetáalbaar, onhébbelijk, ongezéllig en ongelóvig, zich in attributieve positie aan retractie onttrekken, dan Van den Berg 1970 al heeft gedaan? En waarom lijkt retractie zich vrijwel geheel tot adjectiva te beperken? De niet-adjectiva ondanks (Van den Berg 1970: 8) en juffrouw leveren eigen problemen op. In isolement hebben beide woorden een identieke accentstructuur: . Worden ze gevolgd door een geaccentueerd woord dat bovendien het groepsaccent draagt, dan is de accentuering volgens verwachting: . Worden ze evenwel voorafgegaan door een geaccentueerd woord als in dag juffrouw en des/zijns ondanks dan leidt ‘stress clash’ in
In dit artikel zullen we ons echter concentreren op ‘stress clash’-verschijnselen binnen één woord en de wijze waarop het Nederlands daarop reageertGa naar eindnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.In Schultink 1977: 185-6 en 1978: 75-6, hebben we erop gewezen dat suffigering met -baar op basis van één woord nooit tot accentverschuiving leidt, vgl. bijv. beinvloedbaar naast beïnvloeden, beklémtoonbaar naast beklémtonen, bevóordeelbaar naast bevóordelen, verántwoordbaar naast verántwoorden, veróordeelbaar naast | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veróordelen en verwáarloosbaar naast verwáarlozen. -baar-Afleidingen behoeven evenwel niet gebaseerd te zijn op één woord. Ze kunnen ook gebaseerd zijn op twee of meer worden die tezamen géén samenstelling vormen. Ze kunnen - anders gezegd - ook samenstellende afleidingen zijn. Zoals bekend (zie Schultink 1977: 182-3 en 1978: 69, en vgl. voor deze kwestie De Vries 1975: 43 sqq. en Van Riemsdijk 1978: 90 sqq.), beschouwen we zg. ‘scheidbaar samengestelde verba’, als áfzetten, ómkopen, óverdragen en wáarnemen, op grond van de scheidbaarheid en onderlinge omstelbaarheid van hun samenstellende delen binnen zinnen alsmede op grond van hun accentuering niet als woorden maar als combinaties van verba en partikels. Bij gevolg beschouwen we afleidingen als afzetbaar, omkoopbaar, overdraagbaar en waarneembaar niet als afleidingen op basis van één woord maar als samenstellende afleidingen. Welnu, in deze samenstellende afleidingen wordt het gedeelte vóór -baar duidelijk anders geaccentueerd dan de combinatie die het uitgangspunt voor de afleiding vormt: afzétbaar naast áfzetten, omkóopbaar naast ómkopen, overdráagbaar naast óverdragen en waarneembaar naast wáarnemen. Er blijkt - anders gezegd - een samenhang te bestaan tussen de structuur van de betreffende -baar-afleidingen en hun accentuering. In afleidingen van het type [[X]V+baar]A, als [[beïnvloed]V+baar]A, rust het hoofdaccent op dezelfde syllabe als waar het binnen [X]V, i.c. beïnvloeden, pleegt te rusten. In samenstellende afleidingen van het type [[X]Prt[Y]V+baar]A, als [[af]Prt[zet]V+baar]A, ligt het hoofdaccent echter op dezelfde syllabe als binnen [Y]V, terwijl het in dergelijke combinaties van verbum en partikel anders juist altijd op het partikel rust. Vgl. voor dat laatste ik zet àf, dat ik áfzet, we nemen wáar, dat we wáarnemen, ómkopen, óm te kopen, het is óvergedragen, dat het óver is gedragen. Het ligt voor de hand de accentuering van samenstellende afleidingen op -baar als een reactie op ‘stress clash’ te beschouwen. -baar Wordt in dit geval gesuffigeerd aan een combinatie van twee elementen die elk hun eigen primaire woordaccent dragen. In de daaruit voortvloeiende ‘stress clash’ draagt het onmiddellijk aan -baar voorafgaande hoofdaccent de zege weg: onderliggend áfzétbaar wordt afzétbaar. Wordt -baar gesuffigeerd aan een actueel woord met meer dan één betoonbare vocaal, dan is dat woord reeds van één en niet meer dan één primair accent voorzien en dan vindt dus geen ‘stress clash’, laat staan een reactie daarop, plaats: onderliggend beklémtoonbaar blijft beklémtoonbaar. Al is er in de hedendaagse taalwetenschap veel nieuws onder de zon, toch is het niet alles nieuwlichterij wat de klok slaat. Reeds in 1921 schreef de Deense germanist L.L. Hammerich naar aanleiding van overeenkomstige, Nederlandse formaties ‘hier haben wir also zusammenstoß zweier hauptakzente, deren zweiter durch einen nebenakzent gestützt ist und deshalb...den sieg davon trägt’ (Hammerich 1921: 142 vgl. 143). Hammèrich (1921: 141) acht het voor een primair accent bezwaarlijk zich te handhaven tegenover een volgend primair accent dat op zijn beurt door een of meer bijaccenten gevolgd wordt. ‘Es wird also eine sehr große stärke des akzents verlangt, ja, es wird zu viel verlangt: solche akzentverbindungen haben keinen bestand, sie werden erleichtert.’ Dat laatste kan nu volgens Hammerich op tweeërlei wijze gebeuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dies kan erstens so geschehen, daß man unter wahrung der priorität der ersten mora die zweite herabdrückt: das ist die gewöhnliche art im nhd: 'nutz'an,,wen,dung > 'nutz,an,,wen,dung; 'post'an,,wei,sung > 'post,an,,wei,sung usw. Dat ziet Hammerich zich voordoen bij de negende-eeuwse, Oudhoogduitse, Elzasser Evangelieberijmer Otfrid en in het hedendaagse Nederlands. Het Nederlands materiaal waaraan Hammerich zelf de reactie op ‘stress clash’ illustreert, omvat hoofdzakelijk formaties op -ig: ‘Von hard und hand bildet man 'hard'hand'ig (lees: 'hard'handig), wo also derselbe akzentzusammenstoß mit ganz demselben resultat entsteht: hard'handig; von rood und wange (lees: wang) + ig wird 'rood'wangig > rood'wangig, von stomp und zin + ig 'stomp'zinnig > stomp'zinnig gebildet’ (Hammerich 1921: 143). Hierbij past al direct de commentaar dat het beeld minder rechtlijnig is dan in het geval van -baar. Naast het te verwachten rondbórstig noemt Kruyskamp 1976 bijv. krómnervigGa naar eindnoot2. En verder krijgt vóór -ig meestal ook in niet-samenstellende afleidingen de laatste beklemtoonbare syllabe het hoofdaccent, als in eenvóudig (naast éenvoud), eerbíedig (naast éerbied), ootmóedig (naast óotmoed) en toevállig (naast tóeval), al ontbreken daarnaast woorden als lilliputtig en rózegeurig zonder zo'n klemverschuiving niet. Kenmerkend blijft evenwel een accentonderscheid als tussen [[dúizendpot]ig] ‘als een duizendpoot’ en [[duizend][pót]ig] ‘met duizend poten’. Met woorden op -erig is het evenzo gesteld. Zoals we onder de samenstellende afleidingen twéeraderig naast dikbláderig vinden, zo komen tegenover júdasserig (naast júdas). hobbezákkerig (naast hóbbezak) en koukléumerig (naast kóukleum) voor. In een aantal gevallen als aanhálerig, aanstellerig, dwarsdrijverig, indringerig, opschépperig en uitslóverig contra dikdoenerig, dóordrammerig, kréntekakkerig en ópkammerig (op het aan Drewes 1974 ontleende doordrammerig na, alle te vinden in Kruyskamp 1976) is niet a priori vast te stellen of men met een afleiding op -ig van een woord op -er, dan wel met een samenstellende afleiding op -erig te doen heeft. Ook de woordbetekenis geeft geen uitsluitsel. In het licht van het onderscheid tussen duizendpótig en dúizendpotig zou men kunnen veronderstellen dat aanhálerig c.s. samenstellende afleidingen gebaseerd op zgn. ‘scheidbaar samengestelde verba’ zijn, terwijl dikdoenerig c.s. van zelf reeds met -er gesuffigeerde nomina zijn afgeleid. Het mag opvallend genoemd worden dat Hammerich zich ter ondersteuning van zijn voor het Hoogduits van Otfrid opgestelde hypothese beroept op Nederlands materiaal waarin - althans heden ten dage - aan de oppervlakte van enige bijtoon op het suffix geen sprake is: vgl. zijn hierboven al aangehaalde uitspraak over een ‘zusammenstoß zweier hauptakzente, deren zweiter durch einen nebenakzent gestützt ist und deshalb...den sieg davon trägt’ (Hammerich 1921: 142 vgl. 143). Trouwens zelfs in samenstellende afleidingen gevormd met behulp van een niet-syllabificerend suffix treedt de onderhavige accentuering op. Zo vinden we vóór -s alledâags, goedláchs en grootstéeds, overigens naast grófdraads. Bij -s-afleidingen gebaseerd op één woord of op één lexicaal morfeem doet zich echter nooit accentverschuiving voor: búitenlands (tegenover het adverbium buitenslánds), Nóorweegs. Alledaags c.s. wekken de indruk dat - anders dan Hammerich stelt - voor de accentuering binnen Nederlandse samenstellende afleidingen hun morfologische structuur essentiëler is dan hun fonologische. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle tot nu toe aan de orde gestelde samenstellende afleidingen waren adjectiva. Ze vertoonden - anders benaderd - de morfologische structuur [#...[#...#]X+ SUFFIX#]Adj. Tot dit type behoren ook de samenstellende afleidingen op -isch, -lijk en -zaam, waarin opnieuw het hoofdaccent steeds ligt op de laatste beklemtoonbare syllabe die aan het suffix voorafgaat: nieuwmódisch, oudtestaméntisch, aantrékkelijk, toepásselijk, uitdrúkkelijk, mededéelzaam, opmérkzaam. Anders dan in de hiervóór behandelde gevallen ligt echter in alle met -isch, -lijk en -zaam gesuffigeerde woorden het hoofdaccent op de laatste beklemtoonbare syllabe die aan het suffix voorafgaat: prozáïsch (naast próza), noodzákelijk (naast nóodzaak), herbérgzaam (naast hérberg). Mogelijkerwijze geldt dit laatste ook voor afleidingen op -lijks. De enige twee, diagnostisch relevante formaties die op -lijks eindigen, zijn evenwel samenstellende afleidingen: halfjáarlijks en tweewékelijks. Van tegenwoordige deelwoorden op -end afgeleid van zg. ‘scheidbaar samengestelde verba’ is moeilijker uit te maken of het al dan niet samenstellende afleidingen zijn. Hebben we in een boven alles úitstekend gebouw te maken met één woord, één samenstellende afleiding úitstekend of met twee woorden, uit en stekend? In de zin zijn uit en stekend onscheidbaar. Op zichzelf is dit echter nog geen waarborg dat we met één woord van doen hebben. Het één-woord-zijn impliceert weliswaar onscheidbaarheid maar het omgekeerde, onscheidbaarheid impliceert het één-woord-zijn, geldt bepaald niet. Anders wordt het wanneer bedoelde onscheidbaarheid gepaard gaat aan accentverschuiving alsmede - in sommige gevallen - aan semantische idiosyncrasieën. Voorbeelden zijn neerbúigend (naast néerbuigen), oplettend (naast ópletten), terughóudend (naast terúghouden), uitmúntend (naast úitmunten), uitstékend (naast úitsteken) en met een nomen of adverbium voorafgaand aan het verbum - doeltréffend (naast dóel treffen), werkzóekend (naast wérk zoeken) en eenslúidend (naast éens luiden). Hier zijn de aanwijzingen dat we met woorden, met samenstellende afleidingen te doen hebben, sterker:
Geeft het voorafgaande ons aanleiding formaties met accentverschuiving à la neerbúigend als samenstellende afleidingen te beschrijven, ten aanzien van úitstekend c.s. ontbreken dergelijke indicaties geheel. We zijn daarom geneigd laatstbedoelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevallen als woordcombinaties te zien, waarin het partikel als gebruikelijk het hoofdaccent krijgt. De accentuering van samenstellende afleidingen op -end is weer als een reactie op ‘stress clash’ te beschouwen. Ook Hammerich (1921: 144-5) stelt deze participia aan de orde: ‘Im ndl. finden wir ferner die regel, daß ein mit einer trennbaren verbalpräposition zusammengesetzes (lees: zusammengesetztes) part. präs. zwar in der (seltenen) verwendung als verb die präposition akzentuiert, aber in der (häufigen) verwendung als nominalform, als reines adjektiv, den akzent auf das verb wirft; von den verben 'opletten, 'uitmunten, 'aanhouden bildet man so - mit rein adjektivischer bedeutung - op'lettend, uit'muntend, aan 'houdend. Afgezien van Hammerichs historiserende benadering is het enige verschil tussen zijn en onze beschrijvingswijze van de accentuering van de onderhavige participia praesentis slechts dit dat Hammerich accentueringen als úitmuntend analogisch verklaart terwijl ze in onze descriptie resulteren uit het niet-slechts-één-woord-zijn van de betreffende formatie. Van Wijk-Van Schothorst (1924: 158) noemt een soortgelijke accentverschuiving in verleden-deelwoordachtige samenstellende afleidingen als ingekánkerd, opgetógen, toegenégen en (het) afgetrókkene. Zelf kennen we alleen uitgestrékt alsmede de nomina opgetógenheid en toegenégenheid. In enkele gevallen vinden we ook nominale samenstellende afleidingen waarin accentverschuiving optreedt. Het meest gecompliceerde beeld leveren de formaties op -heid op. Gevallen waarin accentverschuiving vóór -heid optreedt in afleidingen van ongelede woorden zijn ons onbekend, bij ontstentenis van diagnostisch relevant materiaal overigens. In -heid-afleidingen op basis van gelede woorden vindt doorgaans geen accentverschuiving plaats. Deze algemene regel kent twee groepen van uitzonderingen. Enerzijds doet zich incidenteel accentverschuiving voor in -heid-afleidingen die op basis van samenstellingen geformeerd zijn: beginselvástheid (naast begínselvast), vindingríjkheid (naast víndingrijk) en waardevástheid (naast wáardevast). Anderzijds doet accentverschuiving zich steeds voor wanneer het suffix -heid voorafgegaan wordt door het suffix -loos en bovendien de aan -loos voorafgaande syllabe niet die is welke in de enkele afleiding op -loos het hoofdaccent heeft. Voorbeelden: moedelóosheid (naast moédeloos), smakelóosheid (naast smákeloos), bodemlóosheid (naast bódemloos) en voorkeurlóosheid (naast vóorkeurloos) tegenover smáakloosheid, stúurloosheid en kritiekloosheid zonder verschuiving. Op grond van het gegeven materiaal lijkt het mogelijk de volgende regel te formuleren: suffigering met -heid op basis van samenstellingen kan tot accentverschuiving leiden wanneer in de betreffende samenstelling het hoofdaccent op een syllabe van de eerste component ligt en deze syllabe niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
direct grenst aan de drager van het accent van de tweede component. Zouden de formaties op -loos als samenstellingen op te vatten zijn, dan weerspiegelen ze deze regel ook. Formaties op -baar gedragen zich in dit opzicht in ieder geval niet als composita, vgl. bijv. beïnvloedbaarheid en verhándelbaarheid zonder klemverschuiving. Ons materiaal is nog te begrensd om hieruit al verregaande conclusies te trekken. Mocht dat evenwel mogelijk blijken, dan zou via dezelfde regel de klemverschuiving te beschrijven zijn in door Kruyskamp 1976 opgesomde formaties als afgeschéidenheid (naast áfgescheiden), ingenómenheid (naast ingenomen), ingetogenheid (naast ingetogen), opgesmúktheid (naast ópgesmukt), opgetógenheid (naast ópgetogen), opgezwóllenheid (naast ópgezwollen) en toegenégenheid (naast tóegenegen)Ga naar eindnoot4, waar overigens ópgeschroefdheid en tóegedaanheid tegenover staan. In zoverre het in laatstgenoemde gevallen om samenstellende afleidingen - als afgescheidenheid, ingenomenheid, opgesmuktheid en opgezwollenheid - gaat, is een beschrijving in termen van reactie op ‘stress clash’ evenmin uitgesloten. Reacties op ‘stress clash’ zijn soms namelijk ook te vinden in andere samenstellend afgeleide nomina, en wel op -e, -ling en -schap. Het uitgangspunt is dan steeds een ‘scheidbaar samengesteld verbum’. Op -e geeft Kruyskamp 1976: aangeslágene (naast áanslaan), aangeslótene (naast áansluiten), afgeschéidene (naast áfscheiden), afgevállene (naast áfvallen), uitverkórene (naast úitverkiezen). Daar staan evenwel weer samenstellende afleidingen als áangeklaagde, áangeslotene, vóorgevallene en vrijgelatene zonder accentverschuiving tegenover. Is de -e-afleiding gevormd op basis van een ‘niet scheidbaar samengesteld’ verbum of van een ander woord, dan doet zich nooit accentverschuiving voor: (de) veróordeelde, (de) wáanwijze. Op -ling geeft Kruyskamp 1976 twee samenstellende afleidingen met accentverschuiving: afstámmeling (naast áfstammen) en nakomeling (naast nákomen). In áankomeling vindt daarentegen geen accentverschuiving plaats. Op -schap is nalátenschap (naast nálaten) de enige, ondubbelzinnige samenstellende afleiding met accentverschuiving. Qua accentuering doet ook medezéggenschap eerder aan een samenstellende afleiding dan aan een samenstelling van mede en zeggenschap denken. Een ‘scheidbaar samengesteld verbum’ *médezeggen ontbreekt echter. Gaat aan -schap binnen een samenstellende afleiding niet onmiddellijk een verbaal morfeem vooraf, dan is er geen sprake van accentverschuiving: driemanschap. De enige van woorden afgeleide formaties op resp. -ling en -schap die accentverschuiving vertonen, zijn wellusteling (naast wéllust), willekéurling (naast willekeur) en aankómelingschap (Kruyskamp 1976; vgl. áankomeling). Daamaast vinden we zonder accentverschuiving o.a. óproerling, schípbreukeling, bóndgenootschap en kóstwinnerschap. In het voorgaande hebben we samenstellende afleidingen gevormd met een suffix dat zelf altijd het hoofdaccent draagt, als voor de onderhavige discussie irrelevant buiten beschouwing gelaten. Het betreft hier suffixen gelijk -aal en -erij die optreden in samenstellende afleidingen als postacademiáal, veelwijverij en opdeborstklopperij (Voor Labour is deze op de borst klopperij schadelijk, NRCHbl 30/6/76 p. 5). Afziend van dit type, kunnen we thans stellen dat accentverschuiving binnen samenstellende afleidingen zich alleen voordoet als de samenstellende afleiding een adjectief is of - wanneer dat laatste niet het geval is - als de aan het suffix onmiddellijk voorafgaande component een verbum is. Hierboven hebben we reeds aangegeven dat de morfologische bouw van een samenstellende afleiding aldus kan worden gerepresenteerd: [#...[#...#]X+SUFFIX#]Y. Voor de accentuering van samenstellende afleidingen is nu m.a.w. de aard van de labels X en Y doorslaggevend. Accentver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuiving kan zich voordoen wanneer Y = Adjectief. Is Y ≠ Adjectief, dan kan deze reactie op ‘stress clash’ alleen optreden wanneer X = Verbum is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3Hammerich ziet niet alleen in de accentuering van samenstellende afleidingen reacties op ‘stress clash’. Hij ziet dergelijke reacties ook in samenstellingen waarvan de laatste component een adjectief op -ig is. Zo schrijft hij ‘Die mit -ig abgeleiteten adjektiva 'kundig, 'vaardig, 'heilig, 'waardig werden z.b. mit zaak, boete, schijn, prijzen zusammengesetzt, so daß wir 'zaak'kundig, 'boet'vaardig, 'schijn'heilig, 'prijzens'waardig erhalten: hier haben wir also zusammenstoß zweier haupt-akzente, deren zweiter durch einen nebenakzent gestützt ist und deshalb kraft der bei Otfrid vermuteten tendenz den sieg davon trägt, also die genannten wörter entwicklen sich zu: zaak'kundig, boet'vaardig, schijn'heilig, prijzens'waardig’ (Hammerich 1921: 142). Anders gezegd: de accentuering van zaakkúndig verloopt parallel aan die van afzétbaar. De gegeven data zijn door Hammerich expliciet aan Gaarenstroom (1897: 37) ontleend. We beschikken (nog) niet over diagnostisch relevant materiaal teneinde te kunnen verifiëren of falsifiëren dat een soortgelijke reactie op ‘stress clash’ zich ook voordoet in Nederlandse samenstellingen waarvan de laatste component een via afleiding met andere suffixen gevormd adjectief is. Hoe dat ook zij, het onbetoond zijn van het suffix -ig wekt voor het hedendaagse Nederlands opnieuw gegronde twijfel aan de juistheid van Hammerichs zinsnede ‘durch einen nebenakzent gestützt’. Het voorgaande heeft volop stof verschaft voor het inzicht dat accentverplaatsing binnen woorden niet uitsluitend plaats grijpt in samenstellende afleidingen en samen-stellingen van het type zaakkundig. Eens te meer constateren we dat rechtlijnigheid als bij de afleidingen op -baar en bij het onderscheid tussen duizendpótig en dúizendpotig over het geheel genomen ver te zoeken is. In een groot aantal gevallen kan accentverschuiving vóór een suffix bovendien onmogelijk als een directe reactie op ‘stress clash’ worden beschouwd. Hammerich (1921: 143) formuleert het als volgt: ‘a) Von diesen beiden regelrechten fällen aus haben sich dann außerordentlich zahlreiche analogien gebildet. Het te hulp roepen van analogie als een deus ex machina wordt met reden als een methodologisch minder gewenst procédé beschouwd. Toch zijn er twee factoren die steun geven aan Hammerichs hypothese. De eerste is dat accentverschuiving zich klaarblijkelijk vaker binnen samenstellende afleidingen voordoet dan binnen afleidingen met dezelfde suffixen die op één woord gebaseerd zijn. De formaties op -baar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
treden hierbij als kroongetuigen op. Hoe de positie van formaties à la zaakkundig in deze samenhang is, vereist nader onderzoek. Als tweede factor mag worden genoemd dat ons geen gevallen van accentverschuiving vóór een suffix binnen afleidingen op basis van één woord bekend zijn als zich daarnaast niet ook accentverschuiving vóór datzelfde suffix binnen samenstellende afleidingen voordoet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4Als we met het beschrijven van de accentuering van samenstellende afleidingen als een reactie op ‘stress clash’ op het goede spoor zijn, kan de vraag rijzen of de betoning van composita niet op soortgelijke wijze is te beschrijven. De onderliggende accentuering van bijv. húiskamer zou dan húiskámer kunnen zijn. Binnen Nederlandse composita gaat daarop uiteindelijk - anders dan binnen de hiervóór behandelde samenstellende afleidingen - bij ‘stress clash’ het eerste hoofdaccent in de meeste gevallen met de overwinning strijken. Beschouwt men samenstellingen pour le besoin de la cause als samenstellende afleidingen met een O-suffix, dan heeft huiskamer deze morfologische structuur [[huis] [kamer]O], of wel in abstracto [#...[#...#]XO-SUFFIX#]Y. ‘Stress clash’ binnen gelede, Nederlandse woorden zou dan globaal tot de reactie leiden dat het laatste (meest rechtse) hoofdaccent de overhand behaalt mits het afleidingssuffixGa naar eindnoot5 ≠ 0 en bovendien Y = Adjectief of anders X = Verbum is. Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan draagt het eerste (meest linkse) hoofdaccent de zege wegGa naar eindnoot6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.Beregeling van de gegeven reacties op ‘stress clash’ binnen woorden kan in het model van Liberman en Prince alleen via de ‘lexical category prominence rule’ plaatsvinden. Binnen woorden en woordgroepen bepalen accentueringsregels immers eerst welke syllaben het feature [+ stress] krijgen en onmiddellijk daarop bepaalt de ‘lexical category prominence rule’ welke van die geaccentueerde syllaben het hoofdaccent krijgt. ‘Stress clash’ is een fenomeen dat volgens Liberman en Prince pas daarna weer optreedt, d.w.z. pas nadat tevoren via de ‘lexical category prominence rule’ het prominentiepatroon van geïsoleerd uitgesproken woorden is vastgesteld. De accent-verhoudingen binnen losse woorden van de typen afzetbaar en huiskamer zijn, kortom, uitsluitend door bemiddeling van een ‘lexical category prominence rule’ te beregelen. Met deze woordtypen zal daarom bij de eventuele opstelling van een ‘lexical category prominence rule’ voor het Nederlands ter dege rekening moeten worden gehouden. Mogelijkerwijze is de desbetreffende sub-regel zo te formuleren dat hij ook samenstellingen van het genre zaakkundig en trouwens alle met een niet primair geaccentueerd suffix afgeleide woorden omvat. In hoeverre de constraints die Liberman en Prince (1977: 309) voor ‘lexical category prominence rules’ suggereren (‘This suggests a narrowly local theory of prominence assignment, in which labelling is based only on structural properties of a node or of the node immediately dominating it (α), or on morphological properties of immediately dominated material.’), dan gehandhaafd kunnen worden, staat nog te bezien. In elk geval vertonen de reacties op ‘stress clash’ zoals die zich manifesteren in de onder 1. opgesomde woordcombinaties en in de daarna behandelde gelede woorden, naast evidente verschillen ook onmiskenbare overeenkomst. Ook al leiden eerstgenoemde tot retractie en laatstgenoemde tot verzwakking van accenten, beide beogen ritmische patronen - in resp. woordgroepen en woorden - te bewerkstelligen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De teneur van Liberman en Princes werk is dat geen wezenlijk onderscheid gemaakt wordt tussen de accentuering van woorden en woordgroepen. De vraag rijst dan ook of als gevolg van de tweesporige beregeling van reacties op ‘stress clash’, waartoe hun huidige model onherroepelijk lijkt te leiden, niet een essentiële generalisatie wordt gemistGa naar eindnoot7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|